zaterdag 7 februari 2009

De Goede Steden van Kevin Lynch en Geert Mak

Zaterdag 7 februari 2009

De Amerikaanse stedenbouwkundige Kevin Lynch gaf in 1981 zijn boek "Good City Form" uit. Daarin onderscheidt Lynch drie waardesystemen over het begrip "Goede Stad". Zijn eerste denkcomplex noemt hij het "Kosmische": de stad als plaats waar de mens een veilige en permanente plaats krijgt in het universum, zichtbaar in bijvoorbeeld de wijze waarop steden rondom het religieuze centrum met een kathedraal zijn gebouwd, bijvoorbeeld het Franse Reims, waar Durkje en ik afgelopen zomer op onze pelgrimstocht waren (zie daartoe mijn weblogbericht van 20 juli 2008). Zijn tweede waardesysteem is die van de stad als "Praktische", functionele plaats om te wonen en te werken, met als schoolvoorbeeld het Franse Charleville-Mezière, de stad waar Durkje en ik afgelopen zomer op "Quatorze Juillet" waren; een stad met boulevards, grote pleinen en veel - op machtscentra gerichte - doorzichten, hetgeen ons vanuit het immense reuzenrad toen al direct opviel. Het derde en jongste denkcomplex dat Lynch over de Goede Stad onderscheidt, is die van het "Organische", die vanuit het individualistische op zoek is naar nieuwe vormen van collectiviteit, ingedeeld in bijvoorbeeld stadscentrum, stadsdelen, wijken, buurten en straten, zoals we die in veel moderne Nederlandse steden aantreffen.

Op dit boek van Kevin Lynch baseerde Geert Mak de titel van zijn in 2007 uitgegeven bundel "De Goede Stad", die ik in de afgelopen tijd - evenals enkele andere publicaties van Mak - met aandachtig genoegen heb gelezen. Daarin staat ook zijn inaugurele rede, die Mak op 19 januari 2001 uitsprak bij de aanvaarding van het ambt van bijzonder hoogleraar voor "Grootstedelijke Vraagstukken en Amsterdam in het bijzonder", op de Wibautleerstoel aan de Universiteit van Amsterdam. Behalve deze bijdrage staan er ook andere, opnieuw geredigeerde, geactualiseerde en soms ook uitgebreide lezingen, redes, voordrachten èn een reisreportage in. De laatste - de 14e - bijdrage is zijn afscheidscollege van dezelfde universiteit, bijna drie jaar na zijn inaugurele rede.

Geert Mak is in zijn boeken in staat om zo treffend mensen van voorheen en hun denkbeelden en materie in tijd en ruimte te zetten, om zo oude tijden in je leesproces te laten herleven en je van dat historische gezichtspunt weer mee terug te nemen naar vandaag, om je dan weer terug te plaatsen tussen de mensen van nu, met hun denkbeelden en hun materie in onze huidige tijd en ruimte.

Zo laat Mak je in dit boek nader kennis maken met de Amsterdamse architecten Jacob van Campen en Hendrik Petrus Berlage, met Koning Willem I, met de Amsterdamse monumentenbeschermer Geurt Brinkgreve, met de Friese schrijver Ype Poortinga, met de exotische danseres Margaretha Geertruida Zelle (Mata Hari), met een door een Amerikaanse journalist beschreven Emma Woods, met de directeur van de Amsterdamse Gemeentelijke Woningdienst Arie Keppler, met de Turkse auteur Orhan Pamuk, met de hooggeleerde Casparus Barlaeus, met de stadssociologe Jane Jacobs, met de Amerikaanse journalist Walter Lippmann, met de in 1740 rijkste inwoonster van Amsterdam weduwe A. Pels èn met de smarten van de rijke koopman, burgemeester en topdiplomaat Coenraad van Beuningen.

In zijn afscheidscollege vergelijkt Geert Mak de in 2003 door de Zweedse columniste Göran Rosenberg beschreven pijnlijke en gecompliceerde overgangssituatie, waarin wij momenteel leven. Mak noemt een aantal van Rosenbergs turbulenties, die ook in Nederland in combinatie met elkaar een politieke en morele storm kunnen veroorzaken, zoals: De diepgaande politieke en religieuze overgang die wij momenteel doormaken, De verstedelijking (metroplexen) in Nederland, De vergrijzing die onze kathedraal aan voorzieningen in duigen slaat èn De immigrant die onterecht als zondebok voor alle zorgen en frustaties wordt getypeerd.

Mak: "Een van de historische wetmatigheden waaraan wij ..... weer zullen moeten wennen ..... is dat dingen ook weer slechter kunnen gaan, minder worden, dat verworvenheden verdwijnen, en dat zo'n verlies niet tijdelijk is, maar permanent. Een deel van onze burgercrisis bestaat uit rouw". Hoe waar zijn deze woorden toch zes jaar later, waarin we vandaag de dag te maken hebben met een wereldwijde kredietcrisis, met de vooraankondiging dat we ook na onze 65e verjaardag zullen moeten werken, in een tijd waarin wij bijna allemaal wel iemand kennen die door de laagconjuncturele situatie ontslag kreeg of krijgt.

En hoe bijzonder is het dat Mak in zijn inleiding bij een brainstormbijeenkomst op het Ministerie van Binnenlandse Zaken op 29 maart 2004 de - toen nog - senator zijnde Barack Obama uit 2002 citeerde: "Waar ik me tegen verzet, is een domme oorlog. Waar ik me tegen verzet, is een haastige oorlog, Waar ik me tegen verzet ...... zonder acht te slaan op de kosten in verloren levens en al het leed dat hieruit voort zal komen."

Mak voegt daar in 2004 aan toe: "De Nederlandse regering hield zich blind en doof".
Zeven jaar na Obama en vijf jaar na Mak kondigt Minister-president Balkenende afgelopen week aan dat er de komende maanden tòch een onderzoek - weliswaar geen Parlementaire Enquête, maar wel van een Staatscommissie - komt naar de manier waarop Nederland qua politieke besluitvorming haar bondgenootschap met de Verenigde Staten vorm en inhoud gaf in de gezamenlijke oorlog in Irak.

Door dit boek van Mak te lezen, word ik wederom gesterkt in mijn visie dat het alleszins aanbeveling verdient om weer eens wat vaker ook vergeeld nieuws, gedateerde interviews, vergeten historie en "verouderde" maatschappijkritische lezingen te lezen. Die historische teksten helpen je om de wereld van vandaag weer eens iets anders te beschouwen dan vanuit de waan van de dag.

Geen opmerkingen: