zondag 30 mei 2010

Herinnering aan alle zielen

Zondag 30 mei 2010

Mensen van wie we houden, laten bij hun overlijden een lege plek achter. Rituelen helpen om de herinnering aan hen levend te houden. Door rituelen blijven ze deel uitmaken van ons leven. Katholieken herdenken de overledenen vanouds op Allerzielen, op 2 november. Protestanten doen dat een paar weken later, op de laatste zondag voor Advent. Mensen die niet (meer) naar de kerk gaan, voelen zich vaak niet thuis bij de kerkelijke herdenkingen. Daarom zoeken zij andere manieren om hun verbondenheid met de overledenen uit te drukken. Dit boek gaat over herdenkingsrituelen buiten de kerk, die steeds meer voorkomen, vaak op initiatief van ritueelbegeleiders of kunstenaars. Stilte, licht en kunst blijken daarbij belangrijke ingrediënten.

Dat is een boekomslag-tekst die ik vorige maand aantrof in de boekhandel van de Vrije Universiteit (VU) te Amsterdam. Tot mijn verrassing zag ik dat dit boek is geschreven door Berber Bijma. Berber is afgestudeerd aan de VU als cultureel antropoloog, werkte voorheen bij het Friesch Dagblad en is momenteel in Friesland werkzaam als zelfstandig tekstschrijver. Berber Bijma is al enige tijd lid van ons Regiocomité Fryslân van de Vereniging VU-Windesheim, het comité waarvan ik voorzitter ben. Mij was nog niet bekend dat Berber dit boek had geschreven, vandaar het verrassingseffect en ook voldoende reden om het boek direct aan te schaffen en het te lezen.

Haar boek is uitgegeven in 2007 met als titel “Herinneringen aan alle zielen” met als subtitel “Nieuwe rituelen om de doden te herdenken”. Dit boek begint met een voorwoord van professor dr. G.M. Lukken, emeritus hoogleraar Liturgie en Sacramententheologie van de Universiteit van Tilburg. In zijn voorwoord geeft professor Lukken aan dat de eigen identiteit van een volk het meest zichtbaar en tastbaar naar voren komt in haar rituelen. Toen in de 60er jaren van de vorige eeuw de verzuiling afbrak en veel mensen de kerken verlieten, stootten zij op een “ritueel vacuüm”. Professor Lukken pleitte er toen al voor om te komen tot nieuwe rituelen die deze ontstane rituele leegte zouden opvullen en die tevens recht zouden doen aan de nieuwe, pluriforme samenleving.

Berber Bijma geeft in haar boek een uitgebreid overzicht van de overvloed en veelvormigheid van nieuwe rituelen in onze huidige samenleving. In dit boek is haar focus vooral op de nieuwe rituelen rond de dood, omdat die doorgaans het meest sprekend weergeven waar de rituele vernieuwing zichtbaar is. In het eerste, inleidende hoofdstuk stelt Berber dat het vooral de herdenkingsrituelen zijn die de nabestaanden helpen om de overledene in de loop van de jaren steeds een stukje verder los te laten. Ze loopt in dit hoofdstuk kort de essentials van de vorige eeuw door en noemt daarin de herdenkingsbijeenkomsten van prinses Diana, Pim Fortuin en André Hazes als voorbeelden van de rituele explosie rond de recente millenniumwisseling.

In hoofdstuk 2 wordt beschreven dat mensen rituelen nodig hebben in de overgangsfasen in hun leven. Goede rituelen scheppen ruimte waarin gevoelens zichtbaar worden, die helpen om de gebeurtenis te bevatten en te beheersen, om zo het contact met de werkelijkheid niet kwijt te raken. Zo helpen uitgebreide rituelen (bijvoorbeeld het leggen van bloemen en knuffels bij ongevallen) en (bij voorkeur individuele) herdenkingsmonumenten (bv. een graf) bij een goede rouwverwerking.

In hoofdstuk 3 wordt de geschiedenis van de omgang met de dood beschreven. Waar in de vroege Middeleeuwen de hemel en de hel bij de dood centraal stonden, verschoof dat accent in de late Middeleeuwen naar het moment van de dood. Na de Middeleeuwen werd de dood steeds verder weggemoffeld uit het dagelijks leven. Zo werden kerkhoven in de 17e en 18e eeuw verplaatst naar buiten de bebouwde kom. In de Romantiek moest ook het doodgaan groots en meeslepend zijn, graven werden weer verfraaid en alle rouwvertoon werd weer uitbundiger. De omslag aan het eind van de 19e eeuw zorgde er daarentegen voor dat over de dood werd gezwegen, de dood was een taboe en rouwen deed je niet in het openbaar. In de afgelopen 50 jaar is dat taboe weer verdwenen en krijgt de dood steeds meer een persoonlijk karakter, denk maar aan het openen van steeds meer hospices en aan de extreem persoonsverheerlijkende uitvaart van André Hazes, in een kist op de middenstip van Amsterdam Arena.

Hoofdstuk 4 laat zien hoe Keltische rituelen (Samhain als feest van de dood) via de Katholieke rituelen (Allerheiligen en Allerzielen) ook doorwerken in de actuele Protestantse rituelen (Eeuwigheidszondag / Memoriazondag). Ook All Hallows Evening, het latere Halloween, Sint Maarten en de periodieke herdenkingsvieringen op begraafplaatsen en in verpleeghuizen komen in dit hoofdstuk aan de orde.

In hoofdstuk 5 wordt duidelijk dat rouwrituelen tegenwoordig weer veel meer zichtbaar worden. De religieus-rituele cultuur moest ruimte bieden aan een nieuwe, meer seculier rituele constellatie. Tegenwoordig moet het flexibeler, dynamischer, uniek, eenmalig, met meer persoonlijke beleving en emotie, met meer eigen inbreng en zoveel mogelijk in de vorm van maatwerk. Een nieuw beroep deed zijn intrede: Ritueelbegeleider. Deze nieuwe beroepsbeoefenaren componeren nieuwe rituelen met onder andere elementen van christelijke, overige religieuze, spirituele en ook seculiere rituelen. Het zijn passende rituelen, contextueel van zetting. Er worden hier voorbeelden gegeven van gestorven helden (Prinses Diana, Pim Fortuin, André Hazes, Theo van Gogh), van Koninklijke uitvaarten (prins Claus, prinses Juliana, prins Bernhard), van rampen (de Bijlmer, Enschede, Volendam), van stille tochten (Meindert Tjoelker, de Belgische Witte Mars, de Stille Omgang, Dodenherdenking op 4 mei) en van “wilde” rituelen (spontaniteit, informaliteit, ongepolijstheid).

In hoofdstuk 6 staan de eigentijdse Ritueelbegeleiders centraal, met ook aandacht voor de inbreng van kunstenaars. Eerst komt de ritueelgebegeleiding van theologe Marijke Serné (het draait altijd om liefde), dan “Het Moment” van Ton Overtoom & Hermien Embsen (een ritueel betekent een verandering) en daarna “Moeder Overste” Christiane Berkvens-Stevelinck (wat bindt jullie?).

Hoofdstuk 7 gaat over nieuwe vormen van herdenkingsrituelen, zoals bijvoorbeeld:
- Allerzielen Allicht, een initiatief van Ida van der Lee (evenement op begraafplaats);
- De Sluipweg in het Kunstfort bij Vijfhuizen van kunstenaar Hans van Houwelingen (pad van geruimde grafstenen);
- De herdenking van aids-slachtoffers in de Amsterdamse Dominicuskerk (Namen Project Nederland-quilts);
- Het Wilhelminabos in Dronten van KWF Kankerbestrijding (Bomen-voor-het-Levendag);
- Het Concerto in Memoriam bij de Begraafplaats & het Crematorium Westerveld in Driehuis (Muziek biedt troost);
- Het Moeder Gedachte Moment van Ria Kuiper (wat had ik je nog graag hier, maar ik laat je gaan);
- Afscheid met moderne media, zoals: “Tot de dood ons scheidt” en “Mijn laatste woorden” (EO-Televisie), watikjenogwildevertellen.nl van Peet Hofmans, en de Digizerk van ontwerper Henk Rozema (grafsteen met videoscherm);
- Herdenken op internet: digitaal kaarsjes laten branden, een virtueel altaar bouwen, digitale lotgenotencontacten of herdenkingswebsites;
- Herdenkingsobjecten zoals bijvoorbeeld: uitvaartfotografie, herinneringsboekjes, monumenten, dodenmaskers en herinneringskeramiek.

Duidelijk is inmiddels wel dat waar vroeger nog sprake was van het toepassen van bekende rituelen, veel mensen tegenwoordig liever gebruik maken van de mogelijkheid om qua rituelen zelf de regie te voeren. Ook is duidelijk dat de kerken als markleider van rituelen hun positie in de rituelenmarkt grotendeels hebben verloren en tot nader order steeds meer plaats moeten maken voor commerciële ritueelbegeleiders, die maatwerkrituelen leveren met een zo persoonlijk mogelijke, unieke invulling.

Ik vraag me na het lezen van dit boek af - gezien alle wendingen in de historie die Berber Bijma daarin beschreef – welke maatschappelijk reactie er op de huidige rituelenmarkt te zijner tijd zal komen. Zullen we in de rouw bijvoorbeeld wellicht ooit weer terug gaan naar de klassieke hoogliturgische vieringen en naar de ingetogen rouwrituelen?

Geen opmerkingen: