Aan het begin van de ochtendkerkdienst in De Hege Stins te Stiens leest dominee Desirée Scholtens het gedicht "Hoe kostbaar is een kwetsbaar mens", van Okke Jager:
"Verraadt ons aller angst zich niet
in wie het leven weerloos liet?
De glasglans stemt de blazer mild.
De kaarsvlam vormt de hand tot schild.
De krokus wijst beton zijn grens.
Hoe kostbaar is een kwetsbaar mens."
Dit is de dag waarop wij als kerkelijke gemeente de jaarlijkse “Eeuwigheidszondag” vieren. In Stiens noemen we deze dag ook wel de “Memoriazondag”. Het is dan wel niet echt een kerkelijk feest, maar wel zeker een goed moment om stil te staan bij de vergankelijkheid van het leven. Op Eeuwigheidszondag herdenken we de overledenen, in het bijzonder degenen uit ons midden die in het afgelopen kerkelijk jaar zijn overleden. Hun namen worden genoemd, en er worden kaarsen aangestoken als teken dat we ons blijvend met hen verbonden voelen. Het licht roept ook het licht van Pasen in herinnering; het licht van de opstanding van Christus.
Memoriazondag is daarmee geen afsluiting, geen terugkijken, maar juist vooruit zien naar een tijd die nog komen gaat. Want dat is wat christenen in alle eeuwen telkens hebben doorgegeven: er is voor ons allen licht aan het einde van de rit. Zo is er vandaag ruimte om stil te staan bij de laatste zondag van het kerkelijk jaar en om na vandaag opnieuw op weg te kunnen gaan richting een nieuw begin met Advent. Advent is dromen dat Jezus zal komen.
Het is bij ons in Stiens inmiddels traditie geworden dat we op deze kerkelijke oudejaarsdag onze doden herdenken. Sommige kerkelijke gemeenten doen dat nog tijdens de avondkerkdienst op de Oudejaarsavond van 31 december. Nadeel van die avond vind ik dat dan maar een zeer beperkt deel van de gemeente daarbij doorgaans aanwezig is en dat de gedachten van de aanwezigen dan ook al uit gaan naar de snel naderende jaarwisseling met oliebollen, champagne, vuurwerk en bovenal veel lawaai.
Tijdens onze “Dienst van gedenken” stelt dominee Desirée Scholtens vanmorgen achtereenvolgens de nabestaanden van de tien overleden gemeenteleden in de gelegenheid om ieder aan de grote Paaskaars een eigen kaars aan te steken voor de in het afgelopen kerkelijke jaar overleden geliefde, die hij of zij zo node mist. Een kaars voor bijvoorbeeld je overleden echtgeno(o)te, partner, (groot)ouder, broer of zus of voor je gestorven kind.
Als alle tien Memoriakaarsen zijn aangestoken, volgt een tweede ronde. In de afgelopen jaren staken we dan nog één extra kaars aan voor alle andere overledenen die wij in onze dierbare herinneringen bewaren. Dit jaar doen we het anders. Iedereen krijgt nu de gelegenheid om naar voren te komen om voor diens eigen overleden geliefde een waxinelichtje aan te steken aan de grote kaars. Alle lichtjes worden dan rond de grote kaars op een glazen plateau geplaatst. Een opmerkelijk grote stoet van gemeenteleden komt naar voren en ontsteekt een eigen lichtje. Daarmee is duidelijk dat deze liturgische uitbreiding in een essentiële behoefte van onze gemeenteleden voorziet.
Aan het eind van de kerkdienst wordt weer een gedicht voorgedragen. Het gedicht "Ik was daar" eindigt als volgt:
"Ik zal zijn
waar je bent of gaan zal,
tot je lijf het begeeft
en je door de dood heen leeft.
Ik zal zijn waar jij bent of gaan zal,
en zeg: "Hier ben Ik".
Geen opmerkingen:
Een reactie posten