Van Sint-Jacobiparochie naar Santiago de Compostela
Sentier vers Saint-Jacques-de-Compostelle; via Vézelay
Van Saint-Astier naar Montagnac-la-Crempse
Maandag 1 augustus 2011 – 23 km.
Dag 97: 2042 – 2065 km.
Vroeg in de ochtend brengen we de auto van de camping in Saint-Astier naar Montagnac-la-Crempse. De auto parkeren we tegenover de dorpskerk en dan gaan we op de fiets terug naar de camping. Daar arriveren we om 10.30 uur, na anderhalf uur fietsen. De Belgische pelgrim Arn Verhoye staat dan bij de campingingang net klaar om te vertrekken.
Arn wil eerst nog een pelgrimsstempel halen in de kerk van Saint-Astier. We nemen afscheid van Arn en dan drinken Durkje en ik eerst een kop koffie bij onze caravan.
Om 11.15 uur vertrekken ook wij vanaf de camping.
Als we vanaf de camping de brug over de Isle passeren, zien we Arn nog vanuit het stadscentrum van Saint-Astier over de brug lopen. Hij is dus ook gereed voor de dagtocht. Arn wil vandaag tot aan Vilamblard lopen. Wij lopen nog 6 kilometer verder, namelijk naar Montagnac-la-Crempse. Het weer is wederom uitstekend, onze eerste onbewolkte dag. De temperatuur loopt vandaag op tot 30 graden Celsius. Binnen de bebouwde kom gaan we eerst onder de spoorlijn door en dan passeren we in Le Pontet het kasteel van Saint-Astier.
Even later wandelen we Saint-Astier uit.
Vervolgens passeren we Les Quatre Routes.
Daarna steken we de N83 over en gaan we onder de A89 door. Aan de andere zijde van de autosnelweg gaan we rechtsaf naar La Mouline.
We klimmen bij de steile helling op en verkrijgen achter ons een mooi uitzicht over Saint-Astier in het dal van de rivier de Isle.
Hoger tegen de helling arriveren we in het gehucht Blanquine.
Hier in Blanquine staan enkele nieuwe woningen, maar we komen ook voorbij een verlaten bouwval. Naast deze onbewoonbare woning staat nog een oude waterput. De putopening is met gaas veiligheidshalve afgesloten.
Verderop komen we door het gehucht Leybarterie. Zoals op zoveel erven in deze streek staat ook hier één van de woonerven vol met allerlei rommel, schots en scheef, her en der verspreid, een rommelig geheel.
Hier houdt de bewoning op. De asfaltweg gaat over in een stenige bosweg. Aan de andere zijde van het bos gaat dit stenige pad weer over in een asfaltweg. Voorbij het eerstvolgende kruispunt verlaten we de asfaltweg en komen we op een fantastisch hellingpad, uitgesleten door jarenlang gebruik door wandelaars. Dit pad ligt ten westen van Puycheferel.
Op het hoogste punt, in het open veld bovenop de heuvel, hebben we een schitterend panoramisch uitzicht over het dal van de Vern.
We dalen af via een stenige weg en zien in het dal vóór ons Grignols liggen.
We kruisen de D44, steken via de Ponts Rouges het riviertje de Vern over en wandelen Grignols binnen.
Grignols heeft een compact centrum rondom een plein, met rond het plein onder andere het postkantoor, een kapper, een herberg en de Mairie.
Via een smalle doorgang tussen en achter enkele woningen krijgen we een flinke klim over een smalle weg naar de heuveltop. Op deze heuvel ligt het gerestaureerde kasteel van Grignols. Het kasteel is vanaf de 13e eeuw gebouwd en torent hoog uit boven het dal van de Vern.
Op deze hoogte verlaten we Grignols. Een oude, zwaar beschadigde asfaltweg leidt ons naar het gehucht Les Poulichoux. In de tuin bij een huis zitten een vrouw en een jongen. We vragen hen twee van onze inmiddels lege flessen met water te vullen. Van de vriendelijke vrouw krijgen we de flessen met water gevuld terug, dus we kunnen weer met voldoende drinken verder.
Verderop verlaten we de asfaltweg, om een openbare bosweg in te slaan door het Bos van Les Eyssards. Diep in het bos pauzeren we bij een boshuisje, dat waarschijnlijk incidenteel als recreatiehuisje wordt gebruikt. Vóór het houten huisje staat een oud bankje. Op het bankje liggen veel kleine keuteltjes, maar we hebben geen idee waar die van zijn. We vinden een zitplaats tegen de gevel van het huisje en beginnen ons brood te eten. Op een gegeven moment komt er steeds een grote en een kleine vleermuis rakelings voorbij vliegen. Bij nader inzien blijkt nu dat boven ons een gat in de dakisolatie zit en dat de vleermuis daar een holletje heeft. De keuteltjes onder dat gat zijn dus van de vleermuis en haar jong(en). Omdat de vleermuizen steeds schijnaanvallend voorbij vliegen, verlaten we deze plek en gaan we verder. We wandelen voorbij het bos over een mooi veldpad naar beneden, het dal van de rivier de Jaure in.
Rechts van ons passeren we een groot veld met zonnebloemen. Er zijn grote, lege gaten gevallen tussen de zonnebloemen, dus bijzonder hoog zal de opbrengst voor de boer niet zijn, maar sommige zonnebloemen zijn manshoog en hebben grote bloemen met veel zonnebloempitten.
Verderop passeren we Le Moulin-Neuf. Daarna volgen we de D107 en een bospad, waarbij we een beekje oversteken. We lopen voorbij de begraafplaats en om de hoek van het gemeentehuis van Jaures. Vanaf deze hoge plek vóór het gemeentehuis zien we verderop iets lager het kasteel van Jaures liggen.
Naast het gemeentehuis van Jaures gaan we steil omhoog via een smal bospad. We komen uit in het gehucht La Réfrairie. Door een groep jachthonden in een kennel bij één van de eerste huizen worden we met veel geblaf enthousiast welkom geheten in dit plaatsje.
Daarna volgen veldwegen en bospaden en asfaltwegen. In het bos passeren we een opvallend open stuk. Hier groeit heidevegetatie, die we in deze streek de afgelopen week nog niet eerder hebben gezien.
Op een gegeven moment moeten we verder over een oude Romeinse weg. Dat betekent doorgaans – en zo ook hier - een brede, met stenen geplaveide weg, veelal lange rechte trajecten, heuvel op en heuvel af. Na een eind Romeinse weg moeten we een asfaltweg oversteken. Aan de overzijde langs de Romeinse weg staat een grote vrachtwagen met een aanhanger. Boven op de laadbak zit de chauffeur op een kraan, waarmee hij grote bundels boomstammen vanaf een stapel kaphout grijpt en op de wagen legt. De boomstammen steken links en rechts uit, maar dat fatsoeneert de chauffeur door de grijper links en rechts tegen de boomstammen te duwen. De chauffeur vraagt waar we vandaan komen en wenst ons een goede reis.
Wij gaan verder over de kilometerslange witte Romeinse weg. Verderop komen we op een open plek in het bos langs een bosvijver. Twee oudere dames zitten met twee hondjes bij de vijver in de schaduw van de enkele bomen langs de vijver. Het water van de vijver is blauwgroen en in de vijver drijven enkele grote groepen waterlelies met grote paarse en roze bloemen boven het groene blad. Het is een sprookjesachtig gezicht.
We volgen deze Romeinse weg drie kilometer, door de bossen van Barrière, van Les Bertaudies en La Grande Forêt. Deze oude route leidt ons naar Vilamblard. De eerste woning die we voorbijkomen, is een versterkte boerenhoeve.
Iets verderop zien we in het dal de plaats Vilamblard liggen.
We komen de plaats binnen bij het gemeentehuis. Tegenover het gemeentehuis staat een opvallend oorlogsmonument ter nagedachtenis aan de inwoners van dit dorp, die sneuvelden in de Eerste Wereldoorlog.
We pauzeren in een parkje tegenover dit monument. Daarna kopen we bij de plaatselijke kruidenier nieuwe flesjes drinken, zodat we weer met een volledige bepakking van drinken verder kunnen. Het is bijzonder warm, dus we drinken veel en dan is het gewenst om zoveel mogelijk bij elke winkel die je onderweg passeert je drinkvoorraad weer aan te vullen. Aan de overzijde van de dorpsstraat is een kapperszaak. Buiten hangt een grote hoeveelheid roestige scharen aan ijzeren draden. Kennelijk zijn dit gebruikte scharen van jaren her.
Enkele panden verder staat het magazijn van een winkel open. Het lijkt een rommelig geheel, maar de winkelier zal er de weg wellicht goed kennen om desgewenst te vinden wat hij zoekt.
Daarna passeren we de markthal naast het voormalige kasteel. Toen we hier vanmorgen vroeg met de auto passeerden, waren markhandelaren bezig hun marktwaar uit te stallen. Nu is alles en iedereen vertrokken.
Naast de markthal staat een imposant grote ruïne van het voormalige kasteel van Vilamblard. Met enkele ijzeren profielen worden de oude muren overeind gehouden. Van de oorspronkelijke pracht en praal is weinig overgebleven.
Ter hoogte van het kasteel verlaten we de bebouwde kom, bij de opvallende ‘Bastide du Roy’.
We steken het dal van de Roy over en gaan bij La France verder op de oude Romeinse weg. Hier is de weg echter geasfalteerd, althans het eerste deel, ter hoogte van Le-Moulin-de-Galaye en tot La Rebière. We gaan over een hoog hellingpad langs het dal van Le Brésil. Een grote villa ligt verderop, aan de overzijde van het dal, tegen de heuvel aan de andere zijde van de verkeersweg die door het dal loopt.
Daarna dalen we af in het dal van de rivier de Crempse. We komen langs een kleine vijver. Er staat een klein houten huisje bij de vijver. Het draagt de naam Le Colorado. In deze vijver zwemmen tientallen karpers. Als we stukken brood in het water gooien, vechten de karpers om allemaal een stukje te pakken te krijgen. Zo te zien zijn het zeker wel honderd karpers. Het is een behoorlijk spektakel om zoveel karpers te zien vechten om een paar stukken brood.
We steken de D38 over, volgen de D107 voorbij een andere, veel grotere vijver, die wordt gevoed door de Crempse. Grote karpers en grote scholen kleine visjes zwemmen in deze grote vijver. We komen door het gehucht Maison-Basse.
In Maison-Basse gaan we een veldpad op en dan volgen we het dal. We lopen langs Petit-Bosc en komen uit bij de molen van La Poude.
We volgen nu de D38 tot Les Perrières.
Hier verlaten we de weg om via een veldpad ons laatste traject van vandaag te wandelen. Dit schitterende dalpad voert ons naar onze bestemming voor vandaag: Montagnac-la-Crempse.
Bij dit dorp klimmen we naar de hoofdstraat. Hier staat de oude dorpskerk, opengesteld, zoals zoveel Franse kerken.
We bezichtigen de kerk en gaan dan weer naar buiten, waar onze auto tegenover de kerk staat.
Met de auto rijden we tenslotte weer terug naar Saint-Astier. We hebben vandaag 23 kilometer gewandeld.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten