zaterdag 27 augustus 2011

Pelgrimeren van Cauderoue naar Fourcès

Van Sint-Jacobiparochie naar Santiago de Compostela

Sentier vers Saint-Jacques-de-Compostelle; via Vézelay
Van Cauderoue naar Fourcès
Vrijdag 12 augustus 2011 – 24 km.
Dag 106: 2238 – 2262 km.

Om 7.30 uur brengen Durkje en ik de auto vanaf de camping Moulin Saint-Laurent naar Fourcès. Op de fiets gaan we vervolgens in ruim een uur terug vanuit Fourcès naar Cauderoue. Even na 9.30 uur vertrekken we vanuit het centrum van Cauderoue. Aan de rand van de bebouwde kom nemen we een asfaltweg in zuidwestelijke richting.
Via een grote platte steen steken we een beekje over en dan lopen we oostelijk van de rivier de Gélise naar Sainte-Catherine, waar we via de brug de Gélise oversteken. Naast de brug staat een oude watermolen bij de samenloop van de rivieren de Osse en de Gélise.

Voorbij Sainte-Catherine gaan we een eind het bos in. In dit bos passeren we de bosweg naar Monbel, dat in een open plek in het bos ligt. Ter hoogte van Le Rey komen we het bos uit, maar dan maken we direct daarna een u-bocht in zuidoostelijke richting om weer een stuk door het bos te lopen. We lopen hier over een zandpad door het bos en komen al spoedig in een open veld. Daar gaan we langs de boerderij Fustié. Nadat we een steentjesweg hebben gevolgd en de beek Criéré zijn overgestoken, komen we op een zandpad dat parallel aan een spoorlijn loopt.

Het is een bijzondere ervaring om in een gebied met mooie landbouwgrond en rotsige ondergrond ineens over een breed zandpad te lopen. Voor je gevoel past dat zand hier helemaal niet in het landschap. Toch ‘ploegen’ we door het rulle zand, alsof we over het losse zand van een strand lopen. Bijzonder is dat we hier ten zuiden van Barbaste langs de Gélise door de laatste duinenrij van het bosmassief van Les Landes lopen.

Links ligt de spoorlijn en rechts van ons liggen de duinen. Het is een bekend gezicht, zoals we dat in Nederland ook gewend zijn.
Ook de vegetatie van de duinen met diverse grassen, varens en bloeiende heide maken het ons welbekende beeld van duinen compleet.

In het bos zien we een bestelwagen staan. Een oudere man zoekt hier brandhout in het bos en even later zien we hem achter ons langs rijden met een rij lange bamboestammen boven op de auto. Een andere man passeert ons op het zandpad met een forse fourwheeldrive-auto. Zulke wagens heb je hier wel nodig over de zandpaden in dit duinengebied.

Even later horen we een trein aankomen. Het blijkt een toeristentreintje te zijn. We horen de gids in de trein zijn uitleg vertellen. Omdat er teveel bomen en struiken tussen ons en het spoor zijn, kunnen we het treintje alleen tussen de begroeiing door zien. Verderop kruist ons pad het spoor en lopen we aan de andere zijde van de spoorlijn over een asfaltweg. Ineens horen we de hoorn van de trein weer in onze richting komen. We lopen snel door naar een spoorwegovergang enkele honderden meters verder. De trein staat vóór de overweg te wachten. Een jongen komt naar buiten, sluit aan één zijde de doorgang voor het doorgaande verkeer af en gaat als verkeersregelaar aan de andere zijde op de weg staan. Op het moment dat we bij de overweg zijn, komt de trein weer in beweging. Het is een mooie gelegenheid om dit toeristentreintje te fotograferen. De gids in de trein groet ons via de geluidsinstallatie en wenst ons ‘bonne courage’ voor onze wandeltocht.

Vrij snel daarna arriveren we in Courbian. Daar steken we de rivier de Gélise weer over. Aan de overzijde dalen we af naar de oever van de rivier en dan gaan we bij de voet van de spoorbrug verder over een onverhard bospad, parallel aan de hooggelegen spoorlijn.
Na het bospad volgen voorbij een jagerspost enkele mooie veldpaden. Deze paden voeren ons naar de hoger gelegen velden, vanwaar we een mooi uitzicht rondom krijgen. We komen uit bij het gehucht La Gaité, op de plaats waar ook de stad Mézin begint.

We lopen door Mézin naar het Place Armand-Fallières. Daar genieten we op één van terrassen van onze dagelijkse koffiepauze.
Na de koffiepauze bezichtigen we de op het plein staande Sint-Johannes de Doper-kerk. In de kerk vinden we het uit 1770 daterende pelgrimsbeeld aan de muur naast het koor van de kerk.
Aan de andere zijde van het koor van deze 12e-14e-eeuwse kerk staat een beeld van ‘De Goede Herder’ met een schaap aan zijn voeten. De man heeft een Jacobsschelp in zijn linkerhand.

We verlaten Mézin door de Engelse poort en volgen de D656. We gaan daarna over Le Bâtiment, de gemeentelijke opslagplaats. Dan meldt de routebeschrijving dat we de spoorlijn langs de D5 moeten volgen, maar hier ligt geen spoorlijn (meer). Na nog een keer goed om ons heen kijken, concluderen we dat de spoorlijn is verwijderd en dat het brede, rechte fietspad naast de D5 hoogstwaarschijnlijk over het voormalige spoortracé loopt.
Verderop bij een voormalig spoorwachtershuisje bevestigt een vrouw die boven voor het raam staat, dat dit inderdaad het oude spoortracé is. Ze wijst ons het pad dat we vanaf hier aan de andere zijde het bos in moeten volgen. In het bos ligt het voormalige spoortracé nu als breed onverhard bospad. Via de oude spoorbrug steken we de rivier de Auzoue over.

We gaan verder over het spoortracé, totdat we onder stroomdraden linksaf door het bos naar Saint-Marc lopen. Daarna volgt een slingerende, holle weg door het bos. Voorbij het huis Paloumayres gaan we richting Maisonneuve. Afwisselend door bospercelen, over asfaltwegen en via veldwegen wandelen we door. We steken nogmaals de rivier de Auzoue over en gaan dan na een stukje D5 en een steentjesweg naar de dijk van het meer van Villeneuve-de-Mézin.
Dit meer is een kunstmatig waterbassin. Rondom is een brede grasstrook, waarop onder de bomen families hun auto’s hebben geparkeerd om hier te picknicken op de hoge oever van dit diepliggende meertje. Aan de andere zijde van het meer zien we de vestingstad Villeneuve-de-Mézin liggen.

We lopen rechts langs het meer en gaan voorbij het meer rechtsaf verder over een asfaltweg. Die asfaltweg buigt af naar links, maar wij gaan in die bocht verder over een veldpad, dat over de vóór ons liggende heuvelrug rechtdoor loopt. Dit veldpad vormt de grens tussen de departementen Lot-et-Garonne en Gers.
Bovenaan de heuveltop aangekomen, zien we vóór ons het laaggelegen vestingstadje Fourcès liggen. Wij gaan nu linksaf langs de wijngaard langzamerhand naar beneden. Tussen de wijngaard en het veldpad staat een van buiten en van binnen geheel gestript oud autowrak.
Het volgende veld staat vol volop bloeiende zonnebloemen.
Het veldpad daalt, totdat we uit komen bij de boerderij Bajolle. Op het erf staat een man met een schep papieren zakken te vullen van een partijtje maïskorrels dat op het erf ligt.

We lopen om de boerderij heen en volgen de asfaltweg die naar Fourcès voert.
Eerst steken we de D29 over en dan komen we bij de bastide Fourcès, bij de toegangsbrug over de rivier de Auzoue.
Voordat we over de middeleeuwse brug de vesting betreden, bezichtigen we eerste de kerk buiten de burchtgracht. Het is de Saint-Laurent-et-Sainte-Quitterie. De kerk heeft mooie glas-in-lood-kerkramen.

Daarna gaan we de vesting binnen. Fourcès is een zeldzaam type bastide, aangezien die een cirkelvormig grondpatroon heeft. Vrij snel na binnenkomst van de vesting kom je op het ronde plein met rondom vakwerkhuizen met arcades. We pauzeren eerst op het ronde plantsoen in het midden van dit stadsplein. Op een bankje in de schaduw van de vele platanen nemen we gelegenheid om even wat te eten, te drinken, uit te rusten van de 24 kilometer lange wandeltocht en om af te koelen. Inmiddels is de temperatuur namelijk al opgelopen tot 30 graden Celsius.

Na deze rustpauze gaan we de hele arcade rond en bezoeken we onder andere een sfeervol winkeltje met tweedehands goederen en antiek.
Hier kopen we ook de vakantie-ansichtkaarten die we dit jaar aan enkele vrienden en familieleden willen verzenden. Dat is dit jaar een ansichtkaart met daarop een aantal beeltenissen van Sint Jacob, zoals je die kunt bekijken in het departement Gers, dat we ongeveer een uur geleden zijn binnengewandeld. Nadat we de bastide hebben bezichtigd, wandelen we naar de auto, die we vanmorgen binnen de vestingmuren hebben geparkeerd. Vanuit Fourcès rijden we terug naar de camping en onderweg halen we de fietsen weer op uit Cauderoue.

Geen opmerkingen: