Aankomst bij de hoge basiliek van Saint-Quentin |
Pelgrimsroute van Maaseik naar Saint-Quentin
Via Thiérache van Olloy-sur-Viroin (B) naar Saint-Quentin (F)
Van Guise naar Saint-Quentin
Woensdag 22 juli 2020 – 29,1 km.
Dag 14: 305,7 – 334,8 km
Een prachtige pelgrimsdag
De wekker wekt ons om 6:00 uur in onze caravan op Camping de la Vallée de L’Oise in Guise. Na het ontbijt verlaten we de camping wandelend om 7:15 uur.
Hier in Guise begint vandaag onze vijfde en laatste etappe van de Via Thiérache. Onze bestemming voor vandaag is de basiliek van Saint-Quentin.
Het is vanmorgen 14 graden Celsius en geheel onbewolkt. In de loop van de dag blijft het onbewolkt en als we om 16:00 uur arriveren in Saint-Quentin is het daar 28 graden Celsius, dus het is een behoorlijke warme wandeldag, maar omdat de wind lekker waait over het veld, blijft het heerlijk wandelweer; eigenlijk zoals we het graag zouden willen hebben als je het weer zelf zou kunnen organiseren. Maar ja, dat kan niet, dus al dat moois – en dat geldt ook voor de rest van de dag - wordt ons zomaar gegeven vandaag, als ware het een cadeautje van Sint Jacob, de patroonheilige van de pelgrims.
Vanuit Guise door de heuvels van Le Sart
We verlaten de camping in Guise.
Durkje en ik wandelen door een nog ochtendstil Guise voorbij het spoormonument.
Door het centrum gaan we naar de burchtmuur en de burchttoren.
Zonder routemarkering, maar wel met een routebeschrijving vinden we na enig zoeken de uitweg uit Guise, en als we heuvelopwaarts bij het plaatselijke voetbalveld aankomen, weten we zeker dat we precies goed de stad uit zijn gelopen. Vanaf hier nemen we een onverharde veldweg de heuvels in. In het struikgewas links van ons zien we de dikke bessentrossen van de vlierbes hangen.
We betreden een heuvellandschap met bijkans eindeloze graanvelden. Op sommige akkers staat het graan nog, maar andere zijn al geoogst, en op enkele graanstoppelvelden liggen de dikke strorollen te wachten om door de boer van het land gehaald te worden.
De kapel van La Salette bij Proix
Dichtbij het dorpje Proix komen we voorbij de eerste graslanden met koeien.
Iets verderop staat een deel van de kudde koeien onder een houten afdak, waar ze bijgevoerd worden. Als we langs het hok lopen, gaan de koeien ervandoor, waarschijnlijk geschrokken van onze pelgrimshoeden die we dragen.
We wandelen Proix binnen.
Omdat we de hoofdstraat van Proix kruisen, zijn we er ook al heel snel weer uit. Dan wandelen we het veld weer in, en komen we al spoedig bij de kapel van La Salette.
Drie houten kruisen staat vóór de kapel.
Het is een behoorlijk grote, vooral hoge kapel. De deur is gesloten, maar er hangt - symbolisch - wel een handjevol graanstengels aan de deur.
Als we naar binnen kijken, zien we de prachtige glas-in-lood-ramen van de kapel.
Boven de ingang zit een mooi ander glas-in-lood-raam met de afbeelding van de vliegende vredesduif.
De kapel staat op de rand van een steile helling, en een smal wandelpaadje gaat vanaf de kapel steil naar beneden, naar de groep woningen die onder aan deze heuvel staat.
Van Macquigny naar het Aisne Canal de la Sambre à L’Oise
We vervolgen het veldpad tussen het Canal de la Sambre en Mont Marlou door, en wandelen even later al het dorpje Macquigny binnen.
In het dorp lopen we langs de dorpskerk, die ook gefortificeerd is, en die voor ons de meest westelijke fort-kerk is die we in de afgelopen dagen in de Thiérache hebben gezien en bezocht.
Als we Macquigny voorbij zijn, lopen we tot aan de rivierbrug over de L’Oise, en dan gaan we rechtsaf in de richting van het Aisne Canal de la Sambre à L’Oise. Dit kanaal steken we over via een brug ter hoogte van de sluis. Aan de andere zijde van de sluis zijn ze bezig met de renovatie van die sluis, en daarbij maakt men een oorverdovend lawaai, als worden heipalen bij de sluiskolk de bodem in getrild.
Aan het begin van het jaagpad langs het kanaal vinden we op een oude houten paal een wegwijzer van de Via Thiérache. Die is overigens kapot en volledig verbleekt, en daarmee exemplarisch voor de wegwijzers die wij vandaag onderweg op gestelde plaatsen toch nog zien hangen. Ze zijn misschien wel twintig jaar oud, en totaal niet meer afleesbaar, maar omdat ze zeshoekig zijn en altijd twee punten en zes zijden hebben, kunnen we alleen al aan de vorm zien welke richting we moeten nemen, immers nooit achteruit, maar altijd vooruit. De markering die we sporadisch nog zien, zit veelal op hele oude palen, op plekken waar nauwelijks iets gebeurt of waar niets verandert. Ze hangen er al sinds jaar en dag, en van beheer van de routebewegwijzering is zichtbaar beslist geen sprake.
Maria met Jezus in Hauteville
We volgen het jaagpad langs het kanaal. Het wordt al warm, en we lopen hier volop in de zon, dus de truien kunnen uit, zodat we in wandelshirt verder kunnen; lekker fris voorwaarts.
Dit kanaal-jaagpad volgen we tot sluis nummer 23 ter hoogte van het dorpje Hauteville.
Bij de sluisbrug gaan we rechtsaf om bij de sluisbrug van het parallelle Canal du Moulin het plaatsje Hauteville binnen te lopen.
Als we door de hoofdstraat van dit dorp lopen, valt op hoeveel dorpsboerderijen dit dorpje heeft. Deze boerderijhoven liggen haaks op de doorgaande weg.
Aan de andere zijde van het dorp staat een mooi standbeeld van Maria met haar kindje Jezus. Het steekt prachtig wit-blauw af tegen de helderblauwe lucht.
De routekaart geeft aan dat we het dorp moeten verlaten bij een waterreservoir. We zoeken een watertoren, maar vinden verderop een rond waterreservoir, waar we linksaf het veld in moeten gaan. We lopen dan door het gebied met de naam Le Dione in de richting van Bernot.
Van het stempel van Bernot naar de koffie in Neuvillette
In Bernot komen we op een dorpsplein met kerk en Mairie.
De Mairie is open, en daar krijgen we een gemeentestempel in onze pelgrimspaspoorten. Vlak vóór het eind van de bebouwde kom van Bernot moeten we een smal straatje heuvelopwaarts nemen. Bovenaan komen we op een smalle asfaltweg, die we al heel snel verlaten, en verruilen voor een mooi hellingpad het heuvellandschap van weiden en akker in. Na een haakse bocht op het hoogste heuvelpunt gaan we verder door een smalle boomsingel. Als we vlak vóór Neuvillette niet kunnen achterhalen hoe we nu verder moeten, vragen we een in zijn tractor passerende boer hoe we het beste in Neuvillette kunnen komen. Hij geeft aan waar we daartoe moeten afdalen, en zo komen we in het centrum van Neuvillette.
Tegenover de kerk is een café, waarvan de deur open staat. We gaan er naar binnen en bestellen koffie. Even later komt een gendarme binnen voor een drankje en koffiebezoek, maar ook deze man wordt gemaand eerst een mondkapje op te doen alvorens hij door het café mag lopen. Na onze koffiepauze verlaten we het café.
Hoofdroute langs Bois de Muids naar Marcy
Via een andere route lopen we het dorp aan dezelfde zijde weer uit, want we moeten aan de noordzijde langs het dorp verder in westelijke richting. Vlak buiten het dorp gaan er twee boerenpaden de heuvels in, maar we kunnen niet zien welke van de twee voor ons de goede is. Op het moment dat we dat proberen te achterhalen, komt een tractor uit één van die paden aanrijden. We houden de boer aan om de goede weg te vragen. Toevallig is het dezelfde boer die we zojuist ook al de weg naar Neuvillette vroegen. Hij wijst ons de asfaltweg aan als de goede weg naar Bois de Muids, maar als ik hem vertel dat we een onverhard boerenpad (rural) moeten hebben, vertelt hij dat wij nu precies bij het juiste pad staan, dus hierop gaan we verder. Na een lange tocht over dit karrenspoor door eindeloze graanvelden, komen we aan op een kruising van de D13 en de D66. De richtingwijzers van dit kruispunt staan er nog precies zo als op de foto in onze wandelgids. Hier moeten we zo’n 750 meter langs de D13 lopen, en dan gaan we linksaf, al weer een boerenpad op. Dat voert ons naar het Bois de Muids.
Bij het begin van dit kleine, langwerpige bosperceel is een kruising. Hier moet je als pelgrim kiezen of je de hoofdroute linksaf wilt nemen richting Saint-Quentin, òf je gaat hier rechtdoor, de alternatieve route, om eerst naar Fonsommes te lopen, waar je over enkele kilometers al aansluit op de GR655 richting Saint-Quentin. Voor wie dus al heel snel op de GR655 wil zijn, is dat een oplossing, maar wij nemen de hoofdroute, linksaf, naar Marcy.
Marcy hoeven we niet in, maar dat doen we wel, want we willen in het dorp gaan lunchen. Onderweg naar een bankje tegenover de Mairie komen we langs het oorlogsmonument ter nagedachtenis aan de jongens en mannen van dit dorp die het leven lieten in de Eerste Wereldoorlog.
Basiliek in zicht bij Marcy en Homblières
We hebben nog ruim tien kilometer te gaan, maar in het veld net buiten Marcy zien we nu direct al de contouren van de enorme basiliek van Saint-Quentin, die hoog boven stad en veld uitsteekt.
We lopen in de Vallée des Fouches tussen de akkers in de richting van Saint-Quentin als op een gegeven moment rechts vóór ons een ree in het veld staat. De ree gaat ervandoor, en steekt met grote snelheid het pad vóór ons over, en verdwijnt in de hoge gewassen op de velden links van ons.
De volgende plaats die we binnenwandelen, is Homblières.
We doorkruisen de buitenwijken van Homblières en gaan buiten de bebouwde kom een halfverharde landweg op. Weer zien we de basiliek van Saint-Quentin over de eindeloze akkers recht vóór ons, maar nu enkele kilometers dichterbij dan toen we Marcy verlieten. We hebben nu nog 7,2 kilometer te gaan, en het eind van de Via Thiérache is letterlijk in zicht.
Tweewielerkunst op Le Rond Point bij Rouvroy
Voortdurend hebben we nu de basiliek van Saint-Quentin in zicht. Maar bij Les Longues Raies houden we even halt, want als we nu verder lopen, zullen hoge bomen de basiliek voor ons aan het oog onttrekken. Nog eenmaal maken we een afstandsfoto – nu als duo-selfie - van de basiliek in zicht.
We naderen eerst nog de plaats Rouvroy. Maar voordat we die plaats binnenwandelen, komen we bij Le Rond Point, de plaats waar ook de GR655 aansluit op de Via Thiérache.
Op deze rotonde staan drie prachtige kunstwerken van berijders van verschillende soorten tweewielers. Eerst zien we een jong stel samen op een scooter, als tijdsbeeld van vandaag de dag beiden met een mondkapje voorgebonden. Links daarvan rijdt een gendarme – ook met mondkapje - op een bromfiets, zo te zien een Kapteijn Mobylette van rond 1966, zoals die vroeger hier in Saint-Quentin werd geproduceerd, van het type waarop mijn grootvader vroeger reed, die ik tien jaar later in mijn studententijd ook gebruikte om in de omgeving van Drachten onder andere te schetsen, te vissen, te schaatsen en om mijn herbarium verder uit te breiden.
En het derde kunstwerk verbeeldt een oudere vrouw, eveneens met mondkapje en ook een hoofddoekje, met een bagagedrager vol boodschappen achter op de fiets; heel levensecht, alsof ze zo van de weekmarkt weer terug fietst naar huis.
Voorbij de rotonde wandelen we Rouvroy binnen.
Sportvissers versus schippers
En maar ongeveer een kilometer verder passeren we het plaatsnaambord van Saint-Quentin.
We wandelen echter niet direct de bebouwing van de stad binnen. De route brengt ons namelijk eerst naar het jaagpad langs de gekanaliseerde Somme. Nog enkele kilometers lopen we over het jaagpad langs dit brede water. Vooral aan de overzijde wandelen veel mensen, waarschijnlijk inwoners van Rouvroy, Harly, Gauchy aan de zuidoost-oever van de Somme. Waar het jaagpad over een grote halfverharde parkeerplaats gaat, staan veel auto’s geparkeerd. Langs het water zitten veel - voornamelijk oudere - sportvissers. Een binnenvaartschip vaart voorbij. De schippersvrouw maakt het dek van het schip schoon. De sportvissers schreeuwen de vrouw foeterend toe, onderwijl hun lange kanaalhengels inhalend om hun vistuig niet kwijt te raken. De schippersvrouw spuit en boent onverstoord verder op het scheepsdek.
Op naar de basiliek van Saint-Quentin
Nog een eind verder komen we langs de sluizen van het Somme-kanaal.
En vlak daarna zien we voorbij de andere oever de Etang d’Isle van Saint-Quentin; een prachtig grote waterpartij met een mooi zandstrand langs het water. Daar wordt met dit mooie zomerweer van vandaag volop gerecreëerd, op het strand en in en op het water.
En dan zijn we uiteindelijk aangekomen bij de grote brug over het kanaal. Hier verlaten we de Somme, om de stad in te gaan.
Door de voordurend stijgende straten van het centrumgebied klimmen we heuvelopwaarts naar de enorme basiliek van Saint-Quentin.
Nu is ook heel begrijpelijk dat we deze immense basiliek al van zover zo goed konden zien. De basiliek is op een hoog punt van de stad gebouwd, en heeft enorm hoog opgaande lijnen qua kerkbouw.
Stempel van pelgrim voor pelgrims in de basiliek
Gelukkig staat de kerkdeur van de basiliek open. Wel moeten we ons in de basiliek houden aan de strenge Corona-voorschriften. Mondkapje op, en een voorgeschreven route door de basiliek, maar dat gaat prima zo.
Wat binnen ook zo nadrukkelijk opvalt, zijn de vele hoog opgaande lijnen van de basiliek. Als er iets is dat wordt benadrukt, is het wel de hoogte van deze indrukwekkende kerk.
Mooi is ook het grote labyrinth in de tegelvloer achter in het grote middenschip van de basiliek. Voor ons als pelgrims benadrukt zo’n labyrinth het feit dat dit labyrinth en dat de pelgrimstocht in veel opzichten de metaforen zijn voor het leven van de mens.
Als we op/in het labyrinth staan, komt een jonge vrouw met mondkapje op ons af, en ze geeft aan gezien te hebben dat wij pelgrims zijn, en vraagt of wij wellicht ook het stempel van de basiliek en van de parochie van Saint-Quentin in onze pelgrimspaspoorten wensen.
Dat willen we graag, dus we wandelen met haar mee naar het bureau van de basiliek, waar zij het basiliek-stempel in onze pelgrimspaspoorten afdrukt.
Daarna vertelt ze dat ze zelf ook naar het Spaanse Santiago de Compostela is gegaan, en ze toont haar tatoeage van het rode zwaardkruis op haar hand, als het bewijs dat zij ook pelgrim is voor het leven.
Het is overigens helemaal niet druk in de basiliek. Dat zou je wel verwachten, tussen vier en vijf uur in de middag, zo midden in de zomervakantie. Toch is het er bijna stil, en wandelen er maar zo’n tien bezoekers door de grote basiliek. Wij vallen van de ene verbazing in de andere als we elke keer weer die prachtige kerkramen van deze super-hoge basiliek zien.
Dan de stad in
Nu we alle tijd hebben genomen om de basiliek van binnen en van buiten goed te bekijken, gaan we verder de stad in, naar het grote stadsplein, waar onder andere ook het stadstheater en het stadhuis staan.
Op het midden van het uitgestrekte plein is voor kinderen en voor jeugd een recreatie-kwartier ingericht, waar de jongeren naar hartenlust kunnen spelen.
Nadat we ook hier in het stadscentrum de ogen goed de kost hebben gegeven, willen we onze zomerpelgrimage van het Belgische Maaseik tot en met het Franse Saint-Quentin op zomers-aangename wijze afsluiten. Dat doen we met ijs en ijskoud drinken op één van de buitenterrassen op dit stadsplein.
Na dit feestelijk afronden van deze zomerpelgrimage gaan we heuvelafwaarts het centrum uit, en wandelen we naar de Somme terug. Daar steken we eerst de Somme en daarna de treinsporen over, en aan de overzijde lopen we terug naar onze huurauto, die wij gisteren al naar Saint-Quentin hadden gereden. Vervolgens rijden we vanuit Saint-Quentin weer terug naar onze camping in Guise.
Terugblik op drie pelgrimsroutes van 2020
Hiermee is een eind gekomen aan onze zomerpelgrimage van 2020. We hebben onze doelen bereikt.
- Op 6 juli 2020 zijn we in Maaseik begonnen aan de Via Limburgica, die wij op 12 juli 2020 afrondden in Dassoulx.
- Na die eerste 135,8 kilometers, zijn we op 12 juli 2020 in Dassoulx begonnen aan het laatste tracé van de Via Monastica, die wij op 15 juli 2020 hebben afgerond in het Franse Rocroi na een tocht van 68,8 kilometer.
- Die Via Monastica hebben wij op diezelfde 15e juli 2020 met nog eens 7,5 kilometers laten aansluiten op de GR654, die wij enkele jaren geleden al eens geheel hebben gelopen.
- En op 17 juli 2020 zijn we iets noordelijker op de Via Monastica in Olloy-sur-Viroin begonnen met de 125,8 kilometer lange Via Thiérache, die de overstap-verbinding vormt tussen de pelgrimsroutes van de GR654 en de GR655.
- Totaal hebben wij in deze zomerpelgrimage 135,8 + 68,8 + 7,5 + 125,8 = 337,9 kilometers gepelgrimeerd.
- Omdat we deze afstand in 14 dagen hebben gewandeld, is de gemiddelde dag-etappe voor ons 24,1 kilometer geweest.
Door de Corona-crisis achtten we het niet verstandig om onze nog steeds openstaande pelgrimage in Spanje voort te zetten, maar kozen we voor drie kleine pelgrimsroutes dichter bij huis. Dat we daarmee voor het heen- en weer-transport – gezien de Corona-risico’s - dit jaar niet gebruik hebben gemaakt van openbaar vervoer, taxivervoer of particulier vervoer, maar dat we gebruik hebben gemaakt van een huurauto voor deze veertien wandeldagen, is nu achteraf gezien in onze ogen een hele goede keus geweest, want we hebben deze zomer wel pelgrimswegen verantwoord kunnen bewandelen, zonder daarbij onverantwoord grote gezondheidsrisico’s te nemen. In Fryslân zeggen we dan wel eens ‘As it net kin sa’t it moat, dan moat it mar sa’t it kin’, en dat is hier ook alleszins op van toepassing. Voor ons gevoel hebben we niet teveel concessies hoeven doen aan ons gebruikelijk pelgrimeren, maar hebben we wel bereikt dat we in deze uitzonderlijke zomer met de nodige aanpassingen al het waarde(n)volle van het pelgrimeren ten volle wel hebben beleefd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten