Van Arles richting Santiago de Compostela
Via Tolosana van Saint-Guilhem-le-Désert naar Saint-Jean-de-la-Blaquière
Via Tolosana van Saint-Guilhem-le-Désert naar Saint-Jean-de-la-Blaquière
Maandag 30 juli 2018 – 21,9 km
Dag 7: 134,8 – 156,7 km
Onze waterflessen bijgevuld door lieve Fransen in Arboras |
Desolat in Saint-Jean-de-la-Blaquière
Met onze auto rijden we iets
na 7:00 uur vanaf camping Les Sources in Soubès naar Saint-Jean-de-la-Blaquière.
Daar parkeren we de auto op het parkeerterrein in het dorpscentrum bij Place de
la Republique. Zo vroeg in de ochtend is het nog stil in het dorp. Links van
het plein zien we een leeg terras, met in het zijstraatje erachter een
bijbehorend bakkerswinkeltje. In deze winkel vragen we de vriendelijke jonge
vrouw of ze voor ons een taxi voor twee personen naar Saint-Guilhem-le-Désert wil
bellen. Ze pakt een briefje met telefoonnummers dat bij de kassa ligt, en belt.
Daar krijgt ze nul op het rekest, dus belt ze het tweede nummer. Ook daar lukt
het niet, maar ze vraagt om het nummer van een collega-taxibedrijf, krijgt dat
en belt het vervolgens. Ook bij het derde telefoontje lukt het niet. Ze krijgt
weer een nieuw nummer en belt dat, maar daar krijgt ze het antwoordapparaat aan
de lijn. Tussen de bedrijven door helpt ze de klanten die in de winkel komen.
Met de opmerking dat het in dit gebied ‘desolat’ is, geeft ze de moed op, maar
geeft wel aan dat er nog een optie is via een internet-taxibedrijf, dat wij
alleen via internet kunnen reserveren. Ondertussen vraagt ze elke binnenkomende
klant of er iemand is die ons zou kunnen wegbrengen. We bedanken haar hartelijk
voor haar hulp, en gaan buiten verder op zoek.
Twee uren wachten
Daar ontmoeten we een
jongeman, die hier woont, maar afkomstig is uit Groot-Brittannië. Hij vertelt
dat de kans heel klein is dat er vandaag iemand onze route gaat rijden, en dat
we beter kunnen proberen om in Gignac te komen, omdat de kans groter is dat we
vanaf daar een lift kunnen krijgen. Ook een passerende vrouw die hier vandaag
aan het werk gaat om een en ander voor het komende dorpsfeest te regelen, ziet
geen kans voor een oplossing, evenals twee Nederlandse dames die hier brood
komen kopen.
We proberen het nog maar eens
bij de Mairie. Een ambtenares wil ons graag helpen, en belt naar een ander
dorp, naar Gignac. Dan meldt ze dat we over een half uur een taxi hier krijgen,
dus wij stellen ons op vóór het gemeentehuis om daar de taxi af te wachten. Dan
komt de bakkersvrouw echter bij ons, en vertelt dat dit taxibedrijf haar
zojuist heeft gebeld dat het toch niet gaat lukken om ons te vervoeren.
Daarom gaat ze naar huis om
een kennis te vragen of die ons zou kunnen brengen. Die heeft echter het
antwoordapparaat aan staan, dus ze krijgt geen contact.
Dan belt het eerdere
taxibedrijf van het antwoordapparaat haar terug, en dan blijkt het mogelijk te
zijn om om 10:30 uur hier met een taxi te arriveren. Dat spreken we af, dus we gaan
toch maar twee uren wachten op deze taxi. Op het terras van de bakkerij drinken
we een kop koffie.
Tweede wandelgids en internationale monetaire orde
Diep in mijn rugzak diep ik
het tweede wandelgidsje op, en daarin zie ik nog een telefoonnummer van een
taxibedrijf in Sait-Jean-de-Fos, waar we gisteren langs liepen. Ik ga naar de
Mairie en vertel de vrouw daar hoe het er voor staat, met de vraag of dat
nieuwe nummer wellicht soelaas biedt. Ze belt dat nummer en dan blijkt dat deze
taxichauffeur direct kan komen, hij zal er dan al om 9:15 uur kunnen zijn om
ons af te halen.
Dat wachten we buiten maar
af, en ja hoor, vijf minuten later dan aangekondigd, arriveert deze taxi.
Durkje zorgt ervoor dat de
rugzakken in de auto komen, en ik loop naar de bakkerij, en vertel de bakkersvrouw
daar dat ze de taxi van 10:30 uur kan annuleren, hetgeen ze gaat doen.
En zo gaan we dan toch nog op
weg naar Saint-Guilhem-le-Désert. De chauffeur is als kind opgegroeid in
Engeland, spreekt goed Engels en praat bijna onophoudelijk. Als we vertellen
dat we uit Fryslân komen en dat Friezen hun eigen taal hebben, gaat hij
helemaal los, want dan zouden wij ons als Friezen in zijn ogen direct moeten
losmaken van Nederland. En vanaf dat moment geeft hij een prachtige beschouwing
op het hele politieke, militaire en monetaire wereldtournee. Vol vuur komt hij
met een uitgebreid betoog over IJsland, Frankrijk, de Europese Gemeenschap,
Macron, De Gaulle, het grootkapitaal van multinationals, de Grieken, Trump in
relatie tot Korea en Japan, kernwapens, de schuldencrisis, en nog veel meer, en
in een behoorlijk samenhangend betoog pleit hij voor het abrupt negeren en niet
terugbetalen van alle Franse overheidsschulden, en eenzijdige algehele
losmaking uit het internationale monetaire stelsel.
Hij blijkt behoorlijk belezen
te zijn op zijn speerpunten, en ondertussen crosst hij ons door het Franse
heuvelland. Op een gegeven moment blijkt de gebruikelijke binnendoorroute te
zijn afgesloten, dus we moeten een behoorlijke omweg maken. We hoeven ons daar
geen zorgen over te maken, zegt hij, want hij zal ons dat in de reisprijs
schenken. En dan gaat hij weer helemaal gepassioneerd los met zijn betoog,
totdat wij geruime tijd later in Saint-Guilhem-le-Désert arriveren. De
taximeter is al opgelopen tot ver boven de zestig euro, maar hij neemt genoegen
met 50 Euro, en onze interrupties en bespiegende nuanceringen van onderweg zijn
kennelijk het meerdere wel waard. Hij heeft zichtbaar genoten van deze boeiende
taxirit en wij hebben er bovendien een goed gesprek aan overgehouden aan het
begin van deze dag.
Saint-Guilhem-le-Désert
De taxichauffeur toont
respect voor ons plan om vandaag bij deze temperatuur van zo’n 37 graden te
klimmen en te dalen in het onherbergzame heuvelland, en als de 21,9 kilometer
door dit desolate gebied ons te veel is, dan is aankomen in Arboras na 13,1
kilometers al een hele prestatie in zijn ogen, en is hij van harte bereid om
ons daar na 15:00 uur af te halen.
De eerste vier uren zullen we
waarschijnlijk niemand ontmoeten, en al helemaal geen huizen zien; alleen maar
een kasteelruïne. Hij zou deze tocht zelf alleen maar in het voorjaar of in het
najaar willen lopen, gezien zijn eigen ervaring, maar hij wenst ons veel
succes.
Door een nog stil Saint-Guilhem-le-Désert
lopen we naar het kerkplein bovenin het dorp. Hier begint om 10.30 uur onze
route vandaag, waarschijnlijk zo’n zeven uren lopen.
Buiten dit stadje lopen we
een komvormige vallei in en rijzen de rotsen rondom ons hoog op. Hier begint
onze eerste klim van vandaag.
GR653 in geel en wit-rood
Over een heuvelpad gaat het
heuvelopwaarts. Na een tijdje lopen, passeren we een vrouw en twee mannen.
De tweede is bezig om de
struiken die over het pad hangen, weg te knippen, en de eerste man is met
aandacht bezig om op de rotsen heel secuur het routenummer GR653 te schilderen,
met daarbij de rood-witte wegwijzer.
We bedanken de heren voor hun
voor ons zo belangrijke werk, want dit zijn voor ons de zo waardevolle
routebeheerders, die het mogelijk maken dat wij met veel gemak de juiste
route bewandelen.
Over smalle rotspaadjes gaat
het voortdurend verder omhoog.
Langzamerhand krijgen we
nabij het hoogste punt van vandaag schitterende panoramische uitzichten over
het omliggende heuvelland.
Steentijd
Na veel haarspeldbochten en
een lang traject zijn we na pas ruim een uur op het hoogste punt gearriveerd.
Dan gaat het over een steenachtig pad langzaam weer naar beneden.
Verderop verandert dit
rotspad in een prachtig smal hellingpad, dat we geruime tijd volgen, totdat we
over een meters breed steenpad verder de heuvelhelling omlaag gaan.
De uitzichten zijn
voortdurend prachtig, en het is het alleszins waard om zo’n klim ervoor te
maken.
Na een scherpe bocht passeren
we een houten bordje, waarop staat dat achter het struikgewas restanten te zien
zijn uit het Neolithicum.
Ik wurm me tussen de stugge
struiken door, over een heel smal paadje, en kom dan zo’n 50 meter verder op
een plek waar een rond steenhuisje staat zoals men die heel lang geleden hier
in het gebied bouwde van de stenen die hier rondom overal liggen.
Kasteel met kruiden
Met de plaats Montpeyroux al
in zicht in de vallei, lopen we naar een hoge kasteelmuur, het restant van wat
eeuwen geleden hier een majestueus kasteel is geweest.
De kantelen staan nog fier
overeind op de hoge burchtmuur.
Het hek van de ruïne staat
gelukkig open, dus ik kan even binnen kijken. Daar zie je dat het binnenterrein
van het kasteel overwoekerd is door planten, en hier en daar staan nog stukjes
dikke kasteelmuren overeind.
Desolaat is ook het woord dat
hier past, maar wel met een prachtig overzicht op de laagvlakte.
Dit kasteel hoort bij het
bijzondere natuurgebied waarin het staat. Dit uitgedroogde terrein op het
kalkplateau van de Haut-Languedoc is de bijzondere biotoop van bijbehorende
planten, waaronder ook veel kruiden, zoals dille, tijm en oregano. Je loopt
hier als het ware door een superdroge kruidentuin, met hier en daar een
verscheidenheid aan geuren. Dit unieke natuurgebied wordt beschermd door
Unesco. Je kunt het hier ook alleen maar lopend doorkruisen, en de enkele
wandelaar die hier passeert, wordt gevraagd om deze bijzondere biotoop
beschermend te respecteren.
Le Barry en Montpeyroux
Aan de voet van het kasteel
ligt een klein dorpje, genaamd Le Barry.
Voorbij de dorpskerk staat
onder een dicht bladerdek een grote picknicktafel, dus voor ons de gelegenheid
bij uitstek om hier een lunchpauze te houden, aan de voet van het kruis, naast
de kerk.
Na deze verkoelende pauze
lopen we naar Montpeyroux, dat we in de noordelijke punt aanraken, maar om het
direct al na het eerste huis weer te verlaten.
Over mooie, maar warme
veldpaden lopen we tussen de wijngaarden door. Dikke trossen druiven hangen
hier in de zinderende hitte aan de wijnstokken, onder mooi groen blad.
Oase Arboras
Even later krijgen we het
plaatsje Arboras goed in beeld.
De nieuwe wegwijzers met ook
de aanduiding ‘Chemin St. Jacques de Compostelle’ wijzen ons perfect de weg, en
geven bovendien ook aan hoever het nog is naar markante punten.
Voordat we het dorp in gaan,
komen we over een bijna duizend jaar oude pelgrimsbrug, de inmiddels
gerestaureerde Le Pont Vieux sur le Rouvignons.
Bij de opgang van de brug
staat een pelgrimsmerkteken, waarop staat dat het vanaf hier nog 1.474
kilometer is naar Santiago de Compostela.
We steken deze oude brug
over, geplaveid met keien.
Dan komen we iets verder aan
in de bebouwde kom van Arboras.
Volgens onze wandelgids en
van onze taxichauffeur weten we dat Arboras de enige oase is op deze 21,9
kilometer lange heuveltocht, want hier is het enige café langs de route. Daar
willen we gaan pauzeren, maar als we daar arriveren, blijkt het café tot 16.30
uur te zijn gesloten . Zo lang – twee uren - willen we niet wachten.
Maar we hebben nog ruim een
liter drinken over, en nog een lange klim en bijna negen kilometer te gaan. We
hadden erop gerekend dat we hier onze voorraad drinken zouden kunnen bijvullen.
We moeten hoe dan ook onze drinkvoorraad aanvullen, voordat we Arboras
verlaten. Maar in deze zinderende hitte is er niemand op straat te zien. Alle raamluiken
zijn gesloten, dus een desolaat straatbeeld.
We bellen vlak vóór het
verlaten van het dorp aan bij een huis, waarvan we achter de voordeur geluid
horen. Een vrouw doet open, en geeft haar man twee van onze grote waterflessen,
om ze boven met kraanwater te vullen. Ze verontschuldigt zich ervoor dat het
water niet koud is, maar wij zijn meer dan tevreden met deze 2,5 liter extra
drinkvoorraad. We bedanken de vriendelijke waterleveranciers van harte.
Heuvel op
Daarna verlaten we de oase
Arboras, in de wetenschap dat ons nu nog een behoorlijke volgende klim door het
heuvelland rest. Over smalle asfaltweggetjes gaan we verder.
Als we even stilstaan om te
drinken, passeren in dit desolate gebied twee gendarmes op motoren. Eén van hen
claxonneert bij het passeren naar ons als groet.
De smalle asfaltwegen gaan
over in steenachtige paden, die ons weer tot grote hoogte brengen.
Het is alleszins een dag van
verstrekkende vergezichten vandaag.
Heuvel af
Via de picknickplaats van Les
Deux Vierges en verderop Rocher des Vierges gaat het voordurend hogerop. Boven
aan de heuvel passeren we regelmatig dikke rubberen slangen, waarmee het
bronwater hoog van de heuvel naar beneden wordt getransporteerd. Op het
heuvelpad komen we op een gegeven moment langs een smalle waterplas in dit zo
droge gebied. Twee kikkers springen in de waterstrook en laten zich niet meer
zien tijdens ons passeren.
Zo groots kan iets kleins zijn
Onze tweede oase treffen we
aan bij Puech Boissons, op zo ongeveer het hoogste punt. Hier staan twee
picknicktafels, maar heel bijzonder hier is de waterkraan, die voortdurend een
dun stroompje water in een kleine stenen waterbak laat stromen.
Dit koude bronwater is een
weldaad voor ons, want onze handen en polsen en onderarmen wassen en koelen, je
aangezicht verkoelen, is precies wat je na zo’n inspannende klim behoeft.
Eén van onze al weer lege
waterflessen vullen we hier met ijskoud bronwater.
Dat kleine stroompje ijskoud
water, hoe groots kan dat zijn!
Riskante afdaling
Verkoeld en opgewekt zetten
we nu de afdaling in. Die is geenszins gemakkelijk, want er zijn veel trajecten
bij die behoorlijk steil zijn; zó steil dat de routebeheerders hier op bepaalde
plaatsen met boomstammetjes traptreden hebben gemaakt om uitglij-ongelukken te
voorkomen.
Als de aarde op een gegeven
moment rood kleurt, verandert ook de structuur van het hellingpad. Het wordt
zachter, met rotspunten en stenen die boven de aarde uitsteken.
Nog weer lager gaat het over
vlakke rotsen en over losliggende leisteenvlakken.
Vlak voordat we
Saint-Jean-de-la-Blaquière bereiken, komen we langs een veld dat is begrensd
door een lange muur, die is gebouwd van los opgestapelde vertikale platte
veldstenen.
Een mooi voorbeeld van hoe je
nuttig gebruik maakt van lokaal beschikbaar materiaal.
Warm & koel welkom in de Mairie
En dan, na een dagmars van 7
uren en een kwartier door een zinderend doch prachtig heuvelland wandelen we
bij de brug onze bestemmingsplaats Saint-Jean-de-la-Blaquière binnen.
Ik loop even naar de Mairie
om te checken of die nu tegen 18.00 uur nog open is. Op het gemeentehuisplein
is het nog gezellig, want er zijn verschillende mensen bezig met – volgens ons
– de voorbereidingen van het aanstaande dorpsfeest.
Vanaf de trap bij het
gemeentehuis komt de gemeenteambtenares van vanmorgen op ons aflopen, en ze
laat merken dat ze verrast is dat we hier nu al zijn aangekomen. “Is het echt waar dat jullie nu al de hele
route hebben gelopen in deze warmte? …. En willen jullie ook nog een
gemeentestempel in jullie credentials?”
We lopen mee naar binnen. De
vrouw gaat naar een koelkast en schenkt voor ons beiden een groot glas koud
bronwater in. Een tweede rondje water wordt ook gastvrij geschonken.
Ondertussen komt ze met een
wel heel groot stempel aanlopen, en zet ze dat enorme gemeentestempel in onze
pelgrimspaspoorten.
Belevenissen van een pelgrim
We bedanken de lieve vrouw
voor haar vriendelijke gastvrijheid, en lopen dan door naar de auto op het
parkeerterrein verderop. Achter de ruitenwisser zit een blad waarop staat dat
we hier niet meer mogen parkeren vanwege het dorpsfeest dat hier over enkele
dagen aanvangt.
Als Durkje en ik daarna weer
terug rijden naar onze camping in Soubès, blikken we voldaan terug op een wel
heel bijzondere pelgrimsdag, die in heel veel opzichten alles in zich had van
wat wij ons kunnen voorstellen bij dergelijke dagen als pelgrim op weg naar
Santiago de Compostela.
We kunnen hier nog lekker
lang van genieten, want morgen gaan we niet op stap, omdat we morgen letterlijk
en figuurlijk stilstaan bij de 59e verjaardag van Durkje. En ook dat
behoort natuurlijk een bijzondere feestdag te worden in het Franse vreemde dat
ons zo lief is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten