zaterdag 8 augustus 2009

Pelgrimeren van Accolay naar Lac Sauvin/La Jarrie

Van Sint Jacobiparochie naar Santiago de Compostela

Sentier vers Saint-Jacques-de-Compostelle; via Vézelay
Van Accolay naar Lac Sauvin/La Jarrie
Dinsdag 21 juli 2009 – 18 km.
Dag 62: 1291,2 – 1309,2 km.


Het is nog zo'n 30 kilometer naar Vézelay. Omdat we op het traject van Accolay naar Vézelay op de terugreis geen gebruik kunnen maken van openbaar vervoer, moeten we het traject - zoals bij ons te doen gebruikelijk – fietsen èn lopen. Dan is 30 kilometer per dag aan de stevige kant, want het is en blijft vakantiebesteding, dus het is geen heilig moeten. Durkje en ik kiezen er dan ook voor om dit traject in twee dagen te lopen en op de tweede dag niet in Vézelay te stoppen, maar op diezelfde dag nog door te lopen naar het volgende dorp. Daarom brengen we vandaag de auto naar Lac Sauvin/La Jarrie, waar we de auto op het halfverharde dorpsplein parkeren.
We fietsen daarna van Lac Sauvin/La Jarrie naar Accolay en zetten onze fietsen nabij het treinstation, waar we gisteren stopten. Over het spoor - aan de rand van de bebouwde kom - nog even een vetercheck en dan gaat de tocht van vandaag beginnen.

Voorbij het kruis in het veld gaan we recht het bos in. Na enkele honderden meters zien we de ons reeds bekend zijnde Franse pelgrim voor ons uit lopen. Het is de jongeman, die wij eergisteren bij Gimois ontmoetten op ons traject van Chablis naar Auxerre. Op dit bospad passeren we hem.
We moeten op dit pad blijven, omdat we nu door een privébos lopen. Het bospad voert ons boven langs de rivier La Cure. Eerst gaan we door het Bos van Regny en daarna door Grands Bois. We passeren ook de resten van de abdij van Regny, die aan de overzijde van de rivier staat.
De Franse pelgrim met volle bepakking heeft de vaart er behoorlijk in. Hij gebruikt ons als gangmaker en loopt op enige afstand met ons mee.

Twee kilometer door de vallei van de Cure komen we na onze eerste 5 kilometers aan in het dorpje Bessy-sur-Cure. Dit dorp viel al in 1149 onder de abdij van Vézelay; had voorheen ook een Sint Jacobskapel, die eerst school en later gemeentehuis werd. We passeren in Bessy-sur-Cure de brug over de Cure.
Naast de brug gaat het pelgrimspad naar beneden om over een afstand van een halve kilometer stroomopwaarts langs de westoever van de Cure te gaan. Dan steken we de hoofdstraat over en lopen we langs de kerk en het aanliggende kerkhof.

Als we Bessy-sur-Cure willen verlaten, valt het niet mee om het doorgaande pad te vinden. Durkje en ik lopen een eindje tussen twee bospercelen door naar boven, maar verderop zien we het pad afbuigen naar het westen, terwijl wij toch echt in zuidelijke richting verder moeten. We missen hier ook de wit-rode markering, dus we gaan voor de zekerheid terug. Vlak vóór de splitsing ontmoeten we de Franse pelgrim, die dit pad óók had gekozen. Hij is van mening dat we dit pad wèl moeten hebben. Desalniettemin lopen Durkje en ik terug. De Fransman begint dan toch te twijfelen en bestudeert zijn wandelkaart nog eens goed. Op de splitsing zoeken Durkje en ik aan beide zijden naar aanwijzingen, totdat ik een eind verderop een officiële GR654-markering vind achter een woning. Die geeft de goede richting aan en vertelt ons ook dat we nog 2024 kilometer moeten lopen om in Santiago de Compostela te arriveren. Maar goed dat we even twijfelden, want nu hebben we toch nog het juiste pad gevonden. We roepen de Fransman terug en gaan gedrieën verder over de begroeide weg het Bois Franc in.

Het bospad stijgt en daalt herhaaldelijk nogal behoorlijk. Vooral de afdalingen zijn gevaarlijk vanwege de vele grote en kleine stenen waaruit het pad voornamelijk bestaat. In het bos zijn die stenen nat en glad. Als we in een holle vallei voorzichtig afdalen, passeert de Franse pelgrim ons met gezwinde spoed met zijn wandelstokken. Wij gaan in lager tempo voorzichtig verder.

Als we over de D227 bij het kerkhof het dorp Arcy-sur-Cure binnenwandelen, zien we dat de Franse pelgrim - in afwijking van de reguliere route - rechtdoor het dorp in gaat. Wij volgen de officiële route, die vóór het dorp rechtsaf slaat om op een hoger liggende veldweg tussen bos en veld boven langs Arcy-sur-Cure te gaan. Tegen de bosrand nemen we een etenspauze na de eerste 8 kilometers. Heerlijk in de schaduw en een prachtig uitzicht over velden en beboste heuvels.

Daarna lopen we verder en na een afdaling komen we uit bij het kasteel van Arcy-sur-Cure. Een Nederlands gezin met twee kinderen - dat ons op de D227 op de fiets reeds passeerde – zit nabij de ingang van dit kasteel te picknicken. We gaan het dorp niet in, maar lopen verder langs de muur van het kasteelterrein. Even later zien we achter ons nog enkele oude delen van het 18e eeuwse kasteel van Arcy-sur-Cure.
Nu dalen we af naar het volgende dorpje: Val-Sainte-Marie. We gaan door de hoofstraat en passeren daar de fortboerderij van Castenay.

Vervolgens klimmen we weer door veld en bos. We lopen boven langs de grotten van Arcy, die langs de Cure liggen. Wij blijven steeds in het Bos van de Vieux Taillis hoog boven langs de rivier de Cure lopen.
Over een open veld tussen bospercelen door zien we ineens de grotten van Saint-Moré. In de hoogopgaande rotswand boven de Cure zitten een twintigtal grotten, uitgehold in de kalksteenrotsen. Archeologisch onderzoek in de 19e en 20e eeuw van de priester Parat en in de 20e eeuw van professor Leroi-Gourham toonde aan dat deze grotten al sinds het begin van het Paleolithicum door mensen zijn gemaakt en gebruikt. Op het moment dat we de spoortunnel onder de grotten van St.-Moré zien, kunnen we de rotswoningen in nagenoeg volle breedte aanschouwen.

Nadat we een eindje langs de spoorlijn lopen, gaan we onder de spoorbrug door, waar de spoorbrug eerst over de Cure heen gaat en waar het spoor dan verdwijnt in de spoortunnel onder de grotten van St.-Moré door. Op deze plek nemen we een rustpauze op een beschaduwd bankje aan de oever van de rivier. Uit vondsten van potresten, gereedschappen en juwelen concluderen archeologen dat op deze plek duizenden jaren geleden mensen woonden en leefden in de prehistorie. Vanwege de zonnige ligging van deze rotswoningen in de helling van Char, trof men hier ook bijzondere planten aan die elders zo noordelijk niet of nauwelijks worden aangetroffen. We bevinden ons hier op een bijzondere plek, dat is wel duidelijk.

Na onze pauze lopen we langs de Cure-oever naar het volgende dorp: Saint-Moré. Als we het centrum van St.-Moré binnenwandelen, hebben we er weer 5,5 kilometer op zitten.
Tegenover de kerk genieten we op het terras van het dorpscafé van een heerlijke kop koffie met een fles ijskoud bronwater erbij. Temidden van de Franse terrasgasten genieten we van deze eenvoudige, doch bijzonder aangename dranken.

Daarna verlaten we St.-Moré langs de spoorlijn door het veld. We lopen langs informatieborden van de Vereniging Cora, de beschermers van het natuurlijk en archeologisch erfgoed van deze plaats en streek. We klimmen stevig het Bos van Vosbille in.
De eerste markante plek in dit bos is de kruisplaats, vanwaar je een breed uitzicht hebt over de vallei van de rivier de Cure. We zien vanaf hier ook de voorheen Romeinse weg, de Via Agrippina, die Lyon voor de Romeinen verbond met Boulogne-sur-Mer.
Iets verderop valt ons de buitengewoon mooie vegetatie op waar de zon op open plekken de hellingen van de heuvels mooi beschijnt en verwarmt. Het lijkt wel een hortus botanicus, zo prachtig door alle vorm en kleur. Maar we zijn er nog niet, want het bospad brengt ons nog hoger.
We komen uit op een open plek in het bos, het Camp de Cora genoemd. De heuvel die we hier links van ons zien, is een natuurlijk fort; al gebruikt in het Neolithicum, in de Bronstijd, de IJzertijd en ook door de Gallo-Romeinen. De muur - met hier en daar enkele overblijfselen van de zes halve torens - valt op tussen de weelderige begroeiing.

Nu volgt een lange afdaling. Ook hier zien we nog uitgeholde kalksteenrotsen in het bos.
We volgen een klein stukje de D950 en treden dan het Bos van de Mardelle in. Een lang bospad volgt. Het is hier en daar een hol pad met aan beide zijden zwaar bemoste bomen, bosbodem èn wegrottende boomdelen. Het hier en daar dóórschijnende zonlicht maakt er een prachtig gekleurd geheel van.

Als we het bos verlaten, volgen we de asfaltweg in zuidwestelijke richting, totdat we arriveren op onze dagbestemming: het tweelingdorp Lac Sauvin/La Jarrie.
Na ongeveer 18 kilometer lopen in 5 uren tijd zijn we blij dat we even kunnen genieten van de airco in onze auto, want de temperatuur is vanmiddag opgelopen tot 35 graden Celcius. Erg warm om te lopen, zeker als je zo ontzettend veel moet klimmen als vandaag. Maar aan de andere kant viel het ook wel weer wat mee, want veel klimwerk deden we in dichtbegroeide bosgebieden, waar het tamelijk donker en koel is. Het was alleszins een prachtige dag.

Als we met de auto door St.-Moré rijden om onze fietsen in Accolay te gaan halen, ontmoeten we bij toeval – hoe is het toch mogelijk – de Nederlandse pelgrim Astrid weer met haar hondje. Ze is vandaag van Accolay naar St.-Moré gelopen en heeft daar op de camping haar tentje gezet voor de komende nacht. Wie weet zien we haar morgen weer?

Geen opmerkingen: