vrijdag 13 december 2019

Samen op de goede weg?

Vrijdag 13 december 2019 
Cover van 'Samen op de goede weg?' (2002)

Verzet en pleidooi
Naarmate het proces van 'Samen-op-Weg' binnen de Nederlandse protestantse kerken vorderde, nam de ontevredenheid erover toe. Na het verzet van orthodox-hervormde zijde tegen een vereniging van de verschillende kerken, groeide ook de onvrede onder de leden van de Gereformeerde Kerken. Daarbij ging het niet in de eerste plaats om de leer of belijdenis, maar om de kerkvorm, de kerkelijke organisatie.
Twee bekende gereformeerde auteurs protesteerden met een (hun) boek tegen de gang van zaken in een ouderwetse, door regenten bestuurd kerkelijk leven. Ze schreven een pleidooi om in het Samen-op-Weg-proces de betrokken kerkgenootschappen niet te laten fuseren, maar te komen tot een vorm van federatie. Gerard Dekker en Gerben Heitink gaven hun in 2002 uitgegeven boek als titel 'Samen op de goede Weg?', met als subtitel 'Een pleidooi voor een eigentijdse kerk'.

Positie en visie
De emeritus-hoogleraren Gerben Heitink (Praktische Theologie) en Gerard Dekker (Godsdienstsociologie) gaven in dit boek een bijdrage aan de wel zeer noodzakelijke meningsvorming omtrent het Samen-op-Weg-proces met betrekking tot de kerkvorm en de kerkelijke organisatie. Het ging hen daarbij bovenal om de positie van de gereformeerden in relatie tot de hervormden.
Aan het begin van hun boek stellen zij dat ze tegen een volledige fusie zijn en meer kiezen voor een eigentijdse vorm van federatie tussen de Samen-op-Weg-kerken die recht doet aan de traditie van de Gereformeerde Kerken en die beter aansluit bij de ontwikkelingen in de samenleving.
Die visie wordt door hun betoog helder: gereformeerden wensen geen top-down kerk maar een democratische kerkstructuur van onder op, waarbij de mondigheid van de gemeente gewaarborgd is, evenals de zelfstandigheid van de plaatselijke kerken. Duidelijk blijkt bovenal dat het veel minder goed ging met het SOW-proces dan de kerkelijke leiding indertijd wilde doen geloven. Met alle gevolgen die dat met zich meebrengt.

Belemmerend of bevorderend
Heitink en Dekker wilden in dit boek de tolk zijn van diegenen die steeds meer moeite kregen met de ontwikkelingen binnen Samen-op-Weg. Zij zagen een kerk ontstaan, die niet meer paste bij de toenmalige tijd; een instituut dat eerder belemmerend dan bevorderend zou zijn voor de rol van de christelijke godsdienst in de samenleving.
Zij wilden met hun boek een bijdrage leveren aan de in hun ogen zo noodzakelijke meningsvorming. Zij hechtten namelijk sterk aan processen van onderop.
Zelf vonden ze dat de beoogde kerkelijke organisatie onvoldoende zou aansluiten bij de culturele en maatschappelijke situatie, en te weinig recht zou doen aan de traditie van de Gereformeerde Kerken.
Samen-op-Weg zou ook te weinig een bijdrage leveren aan de zo noodzakelijke kerkvernieuwing, mede omdat de nieuwe fusiekerk toe zou groeien naar een op ouderwetse manier georganiseerde kerk.

1. Zijn we wel op de goede weg?
In hun inleidend hoofdstuk stellen zij de vraag of men met het Samen-op-Weg-proces wel op de goede weg was. De kans op identiteitsconflicten zou namelijk toenemen naarmate de eenwording zou naderen, omdat hervormden en gereformeerden van mening verschillen over hoe de kerk ingericht behoort te zijn. Het baarde de auteurs ook zorgen dat er een grote onverschilligheid leefde bij kerkelijke gemeenten en bij individuele kerkleden ten opzichte van het landelijk kerkelijk gebeuren. Velen zouden zich namelijk overwegend concentreren op het plaatselijk kerkelijk leven, en in veel kleinere mate op hetgeen op landelijk niveau plaatsvindt.

2. Ontwikkelingen in samenleving en kerk
Daarna geven Dekker en Heitink een korte schets van de ontwikkelingen in de samenleving en in het godsdienstig en kerkelijk leven, die van belang zijn voor een beoordeling van Samen-op-Weg.

  • Een kerk moet in de samenleving (kunnen) functioneren.
  • Bij de inrichting van 'groepsleven' moet men niet 'van boven naar beneden', maar 'van beneden naar boven' denken en handelen.
  • De kerk is een minderheidsverschijnsel geworden én zij is aan de rand van de samenleving terechtgekomen.
  • Specialisatie vraagt om grotere eenheden en om grotere en meer complexe organisaties.
  • In het kerkelijk leven is een groeiende kloof tussen de 'leiding' en de 'gewone' leden waar te nemen: de interesse in de betrokkenheid op het landelijk-kerkelijk gebeuren neemt af.
  • Mensen maken zich los en maken zich los van traditionele verbanden, en willen en/of moeten zelf bepalen hoe zij hun leven vormgeven. Er ontstaat een toenemende keuzevrijheid (het willen), maar ook een toenemende keuzedwang (het moeten).
  • Mensen kennen een reeks van beperkte loyaliteiten aan uiteenlopende groepen en instanties, maar ze laten zich hun denkbeelden en handelswijzen niet langer voorschrijven door de organisaties en instellingen waarmee zij in relatie staan.
  • De geloofsbeleving van de mensen verandert sterk, en neemt niet in betekenis af, maar de binding met de kerken wordt wel zwakker.
  • Er ontstaan allerlei godsdienstige activiteiten buiten de officiële kerken om. Kerken hebben daar in het algemeen grote moeite mee.
  • Binnen verschillende groeperingen is een grote pluraliteit ontstaan. Daar waar veranderingen vroeger nog door generaties heen plaatsvonden, vinden ze nu binnen de generaties plaats, en moet men dat binnen hun eigen leven verwerken. Het ongelijktijdige vindt gelijktijdig plaats: in dezelfde tijd leven mensen van verschillende 'tijden' naast elkaar.
  • Het wordt steeds moeilijker om opvattingen, gedragingen en ervaringen vast te leggen in systemen en instellingen (en daarmee ook in kerken).
  • Kerken zijn vanuit hun aard meer op continuïteit dan op verandering gericht. Kerken reageren overigens ook zeer verschillend op de veranderingen die in hun context plaatsvinden.
  • Kerken zouden niet meer dan het hoogstnoodzakelijke moeten regelen, en vooral de veranderlijkheid moeten vastleggen. Kerken moeten met het hele leven en samenleven van de mensen mee veranderen.

3. Ontwikkelingen in Samen-op-Weg-verband 1986-2002

  • Er moet een heel andere, een vernieuwde kerk komen. Dan moet je eerst weten wat voor kerk je bedoelt en daarbij een kerkorde maken en niet andersom.
  • Bevoogding druist in tegen een breed gedragen gereformeerd besef van verantwoordelijkheid voor het eigen kerkelijk leven.
  • Een universiteit heeft het volste recht om ook predikanten op te leiden. De toelating tot het ambt blijft uiteraard een zaak van de kerken.
  • In de brede oecumene wordt het begrip eenheid der kerk verstaan als eensgezindheid, het nastreven van die ene taak van de ene kerk voor de ene wereld, vanuit de eenheid van het geloof, de hoop en de liefde. 
  • Het over verzet heen walsen zal het verzet eerder doen aanwakkeren.

4. Waardevolle elementen uit de gereformeerde traditie

  • Dr. Abraham Kuijper beoogde kerkelijke vernieuwing door de theologie 'in rapport met het bewustzijn van de tijd' te brengen.
  • Christenen dienen zelf in een vrije kerk verantwoordelijkheid te dragen voor het kerkelijk leven. Een kerk is een democratische gemeenschap. De plaatselijke kerk staat centraal.
  • Het priesterschap der gelovigen en niet de ambtelijke organisatie vormt het draagvlak van de kerk. De invloed van de kerk op de samenleving is vooral indirect, via deskundige gemeenteleden.
  • Een kerkelijke gemeente is per definitie een meelevende gemeente, of ze houdt op te bestaan.
  • De kerkelijke gemeente wordt gezien als een lerende gemeente.
  • Gemeenteleden zijn begaafd en als het goed is begeesterde mensen.
  • Kerkelijke gemeenten moeten open grenzen hebben naar degenen die buiten-zijn, ook structureel.
  • Inzet blijft het beeld van een levende gemeenschap, die als een herberg voor iedereen openstaat.
  • Het gaat erom de kerk terug te geven aan de mensen.
  • Kernthema's in onze tijd zijn identiteit en moreel beraad.
  • De kerk kan mensen inspireren en meedenken in moeilijke maatschappelijke vraagstukken.


5. Kerk-zijn in de huidige tijd
Vervolgens vroegen Heitink en Dekker zich af welke kerkelijke organisatie (grondlijnen van een kerkmodel) het beste bij de moderne tijd zou passen. Ter beantwoording van die vraag wordt in dit hoofdstuk door hen een vergelijking gemaakt tussen het kerkmodel waar Samen-op-Weg naar toe werkt enerzijds, en het toenmalige kerkmodel anderzijds.

  • De optimistische gedachte dat andere structuren als vanzelf andere menselijke verhoudingen tot stand zouden brengen, ligt al weer ver achter ons.
  • Wat mensen in onze tijd nodig hebben is allereerst bezieling en enthousiasme.
  • Wij zien de kerk als een 'vrijplaats' in de samenleving: een kerk als een gemeenschap waarin de omgang tussen God, mens en wereld werkelijk tot haar recht kan komen.
  • Een kerk is een concrete, zichtbare, door gelovigen gevormde instelling, waarbinnen zij hun geloof kunnen beleven en met behulp waarvan zij hun geloof in de wereld gestalte kunnen geven.
  • De christelijke gemeenschap bestaat uit een groep mensen van een bepaalde tijd, cultuur en samenleving die op zoek is naar God.
  • De kerk is exclusief en inclusief gericht op haar eigen identiteit en tegelijk open naar alle mensen.
  • Een andere tijd vraagt een andere kerk.
  • De kerk is er zowel voor de leden en voor het (geloofs)leven van de leden als voor de wijdere samenleving.
  • De kerk moet uitgaan van de concrete, in deze tijd en huidige context levende mensen.
  • De aard van een kerkelijke binding brengt met zich mee dat mensen ook bepaalde verplichtingen op zich nemen.
  • De kerk verkeert in ons land in een uitgesproken minderheidssituatie en zal daarom als kerk tegenover de samenleving niet teveel pretenties mogen hebben.
  • De bezinning - van de kerken - op landelijk niveau vraagt grote deskundigheid.
  • De kerk kan proberen de leden te vormen en toe te rusten voor hun leven als christen in deze wereld.
  • De kerk kan zich ook regelrecht tot de samenleving richten om met hen te zoeken naar het goede en waardevolle in het leven, om te proberen een bijdrage te leveren aan de problemen waarmee alle mensen of groepen van mensen geconfronteerd worden.
  • Alleen in de confrontatie met de moderne mens en de huidige samenleving kan de kerk haar identiteit hervinden, zoals zij ook slechts door de handhaving van haar identiteit een eigen bijdrage aan het welzijn van de samenleving kan geven.
  • De kerk die zich niet open durft te stellen, gaat ten onder in haar geslotenheid.
  • De kerk sluit niet aan bij de levensbeschouwelijke, religieuze, godsdienstige of gelovige behoeften van velen.
  • In een tijd van individualisering is het eerst nodig aansluiting te vinden bij de biografie, het eigen levensverhaal van mensen. Het kost veel moeite de fragmenten van het eigen verhaal bijeen te rapen en te verbinden met het Verhaal van God met de mensen. Maar waar dat geprobeerd wordt, krijgt de kerk opnieuw zin en betekenis.

6. Fusie of federatie?
De vergelijking van Dekker en Heitink in hoofdstuk 5 resulteert in de conclusie dat in de toen actuele situatie een of andere vorm van federatie tussen de Samen-op-Weg-kerken te prefereren zou zijn boven een volledige fusie, die overigens later wel tot stand is gekomen.

  • Het is toch niet zo dat men in onderling overleg nooit op gemaakte afspraken terug kan komen?

Geen opmerkingen: