maandag 17 april 2017

Flexibele deeltijd en Kwaliteit(sborging)

Donderdag 13 april 2017 
Verschillen tussen Traditioneel en Flexibel hoger onderwijs

 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Flexibel deeltijds hoger onderwijs
Met de keuze voor gepersonaliseerd leren binnen het flexibele deeltijdse hoger onderwijs staat niet langer het onderwijs centraal, maar de student die eigen keuzes wil maken. De student krijgt meer regie op diens leerproces. Gepersonaliseerd leren biedt studenten de mogelijkheid om plaats-onafhankelijk en tijd-flexibel te leren. Hierdoor kan de ambitie van verregaande onderwijsdifferentiatie gerealiseerd worden.
Enkele kenmerken van zo’n flexibel deeltijds onderwijsconcept zijn:
  • Onderwijseenheden zijn los van elkaar - en op elk moment - te volgen.
  • Studenten tonen via leeruitkomsten aan dat zij de kwalificaties behalen.
  • De toetsing is leerweg-onafhankelijk. De student kan met beroepsproducten en met een assessment aantonen dat hij een leeruitkomst beheerst, bijvoorbeeld omdat hij al werkervaring op dat gebied heeft, of omdat zij die zojuist ergens heeft opgedaan. Dit kan leerwegonafhankelijk, dus zonder specifieke theorieën te kennen, en zelfs zonder daartoe onderwijs gevolgd te hebben.
  • De student kan onderwijs volgen, maar dat hoeft niet. Hij kan ook via bijvoorbeeld praktijkervaring, internet of moocs (Massive Open Online Courses) de beoogde kennis en/of vaardigheden opdoen.
  • Al het relevante leer-materiaal (zoals theorieën, kennisclips, opdrachten, enz.) wordt aan de student zoveel mogelijk vooraf ter beschikking gesteld, bijvoorbeeld via Blended learning.

Kwaliteitscriteria en kwaliteitsborging
Bovenstaande heeft gevolgen voor de manier waarop we de kwaliteit van het hoger beroepsonderwijs definiëren en borgen.
Vandaag zijn we als leden en gasten van het Platform HBO van ons Nederlands Netwerk voor Kwaliteitsmanagement bijeen in cursus- en vergadercentrum Domstad te Utrecht om met elkaar de vraag te onderzoeken wat vanuit het flexibele deeltijdse onderwijsconcept - waarin dat gepersonaliseerd leren een centrale rol speelt - de belangrijkste consequenties zijn voor de kwaliteitscriteria en voor de kwaliteitsborging van het hoger beroepsonderwijs. Dit bekijken we onder andere ook in de context van de accreditaties in het hoger onderwijs, waarbij we focussen op de beoordelingsstandaarden '2. Onderwijsleeromgeving' en '3. Toetsing' van het Nederlandse accreditatiekader van de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO).

Opening over de pilot in het HBO
De opening van deze sessie wordt verricht door netwerkvoorzitter Paul Nieuwenhuis. Na zijn woorden van welkom, en het benoemen van het dagthema van vandaag geeft hij het woord aan dagvoorzitter Paul van Deursen, die een korte inleiding verzorgt op het onderwerp van vandaag.
Paul noemt daarbij vier elementen van de 'Pilots flexibele deeltijd (en duaal)', te weten:
  • Onderwijseenheden zijn los van elkaar te volgen.
  • Gewerkt wordt met leeruitkomsten in plaats van met leerdoelen.
  • Leerwegonafhankelijke toetsing en beoordeling.
  • Blended learning.
Enkele vraagstukken die in dezen spelen, zijn bijvoorbeeld:
  • Leeruitkomsten;
  • Toetsing;
  • Samenhang;
  • Begeleiding van inhoud en voortgang.

Accreditatie binnen de Pilot Flexibilisering Deeltijd
Eltjo Bazen van de Hogeschool Utrecht is vanmiddag de eerste spreker, met zijn inleiding over flexibel deeltijds onderwijs in relatie tot de geldende NVAO-accreditatiecriteria. Eltjo schetst hoe de flexibele deeltijdtrajecten zijn ingericht en wat dit betekent voor de accreditatie van deze trajecten, zulks gebaseerd op afstemming met de NVAO. Daarbij spreekt Bazen over Timing, over Proces en over de Inhoud van de beoordeling.
Flexibele pilot-opleidingen worden beoordeeld in het derde jaar na de start, aan de hand van een addendum bij het NVAO-accreditatiekader, dat speciaal is gericht op deze experimentele vorm. Dat kan gelijktijdig met de reguliere visitatie indien beide beoordelingen in hetzelfde jaar plaatsvinden. Het proces (met bijvoorbeeld ook de panelsamenstelling) en de uitkomsten (van de beoordeling) zijn dan wel verschillend, maar de timing niet.
Als de reguliere opleidingsvisitatie echter eerder is dan de experimentele flexvorm-visitatie, dan gaat de reguliere visitatie gewoon door, inclusief de dan al uitlopende reguliere deeltijdse of duale onderwijsvorm. De flexvariant krijgt dan geen inhoudelijke beoordeling, maar je moet wel iets laten zien van de procesmatige uitvoering van deze flexvorm, aan de hand van de aanbevelingen van de NVAO met betrekking tot de reeds van start gegaan zijnde flexibele onderwijsvorm. In het derde jaar komt er dan een nieuw visitatiepanel, alléén voor de flexvariant. Daarvan wordt dán wèl de gerealiseerde kwaliteit beoordeeld.
In de situatie dat de reguliere visitatie later valt dan de flex-visitatie, moet de flexibele onderwijsvorm door een eigen flex-visitatiepanel worden beoordeeld in haar derde bestaansjaar. In dat geval gaat het beoordelingsrapport mee als bijlage bij de daaropvolgende reguliere opleidingsvisitatierapportage.
Er zijn overigens ook nog clusteringscombinaties mogelijk, want in situatie 2 en 3 (zoals hierboven geschetst) kun je flex-varianten ook in combinaties/clusters laten visiteren, met per flex-variant een specifieke domeindeskundige als auditpanellid, bij voorkeur afkomstig uit het reguliere panel. Dat beperkt de administratieve lasten aanmerkelijk, vooral als binnen een hogeschool het aantal flexvormen groot is.

Kwaliteit van curricula bij Traditioneel versus Flexibel
Berber Visser, opleidingsmanager Verpleegkunde van de Hogeschool Utrecht, is vanmiddag onze tweede spreekster. Haar HBO-opleiding zal vanaf september 2017 starten met de flexibele deeltijdse onderwijsvorm. Berber gaat in op de vraag hoe de opleiding Verpleegkunde binnen de Hogeschool Utrecht in de planvormingsperiode omgaat met competenties, deelcompetenties, leeruitkomsten, toetstermen, en horizontale, verticale, inhoudelijke en didactische samenhang, en begeleiding. Ook gaat ze in op leerwegonafhankelijke toetsing en organisatie.
Visser: "Flexibilisering kan versnellen betekenen, maar ook vertragen."
Ze loopt met ons de verschillen tussen Traditionele en Flexibele opleidingen door, zulks aan de hand van een aantal aannames.
Bij flexibiliteit denken we in termen van 'leeruitkomsten'. Leeruitkomsten zijn groter dan onze voormalige leerdoelen, omdat ze in zich veel meer zaken combineren; bijvoorbeeld: niet alleen wat studenten moeten kennen, maar ook wat ze ermee moeten kunnen.
Dan passeren in haar presentatie de kwaliteitscriteria (bv. SMART) voor de leeruitkomsten. De bewijslast van de student moet voldoen aan de beoordelingscriteria van de leeruitkomsten. Leeruitkomsten worden door (de examinatoren van) de opleiding gevalideerd. Bij de externe validering moet ook het beroepenveld worden betrokken.
Leeruitkomsten en beoordelingscriteria staan vast, maar de toetsvorm kan/mag flexibel zijn.
De Examencommissie blijft vrijstellingen verlenen op basis van bv. diploma’s. De opleiding valideert de leeruitkomsten.
Studenten kiezen/bepalen op welke manier zij de leeruitkomsten aantonen op basis van de beoordelingscriteria.
De kwaliteit van de leeruitkomsten is de verantwoordelijkheid van de opleiding. De examencommissie wordt betrokken bij de keuzes over het al dan niet cumulatief toetsen, in termen van toetsorganisatie.
Als er geen werk (arbeidscontract) is, kan het praktijkdeel in de vorm van een stage worden gedaan. De praktijkbegeleider in het werkveld geeft een beoordelingsadvies. Deze praktijkbegeleiders zijn daartoe getraind door de opleiding.
Leeruitkomsten worden in samenhang met elkaar beschreven, omdat ze altijd een volledige opleiding moeten afdekken. Eenheden van leeruitkomsten hangen dan ook altijd inhoudelijk met elkaar samen.
Studeerbaarheid wordt - evenals studieduur - een betrekkelijk begrip. Door de goede keuzes te maken, kan de studie beheersbaar worden gemaakt. De student creëert voortaan dus zijn eigen studeerbaarheid, en de mate van studeerbaarheid van een onderwijsprogramma is in dezen niet langer (uitsluitend) meer een plicht van een opleiding.
Daarna gaat Berber Visser verder in op de inhoudelijke en didactische samenhang, want ook die blijft wel degelijk bestaan. De uitdaging van de opleiding is om de planning van werken en leren mogelijk te maken. Dat kan met blended learning, ook online. Dan verdient het aanbeveling om zoveel mogelijk gelijktijdig aan te bieden.
De leeruitkomsten staan wel vast, maar de vorm waarin ze door de student worden aangetoond, is flexibel, om goed aan te sluiten bij de werkpraktijk.
Haar volgende onderdeel gaat in op de begeleiding van studenten en leerteams, en ook van/door docenten.

Vraag uit de zaal: "Wat is de grootste zorg van de docenten in dit traject?"
Antwoord van Berber: "De continuïteit in de contacten tussen studenten en docenten".

Experiment Flexibele Deeltijd bij Zuyd Hogeschool
De laatste twee inleiders vanmiddag zijn Ed Bosschaart (beleidsadviseur van Zuyd Professional) en Harald Theunissen (projectleider Engineering bij Zuyd Hogeschool).
Binnen Zuyd Hogeschool draait de flexibele deeltijdse onderwijsvorm sinds september 2016. Ed en Harald gaan daarom vooral in op dezelfde onderwerpen, maar dan vanuit hun eerste praktijkervaringen, waaronder bijvoorbeeld ook de organiseerbaarheid van flexibilisering.
Zuyd Hogeschool wil met haar hoger beroepsonderwijs aansluiten bij hoe professionals leren.
De focus is gericht op de Governance (zoals bijvoorbeeld de plaats van de examencommissie in de organisatie), op functionarissen, en op de kwaliteitscultuur
Vier zogenoemde Pilaren zijn beschreven in een hogeschoolhandleiding van Zuyd Hogeschool, met daarin de:
  • Leeruitkomsten (geformuleerd in 15 of 30 credits), 
  • Leerwegonafhankelijk toetsen & valideren, 
  • Blended Learning, 
  • Intake & Coaching.
Bosschaart laat zien hoe allerlei commissies aan de hand van kaders werken aan kwaliteitsborging.
Het geheel wordt in een heel transparant, formatief proces vormgegeven.
Evaluaties op module-nivo zijn formatief, maar de toetsing van leeruitkomsten is summatief (met daarbij altijd een interne en een externe assessor).
 
Bij de start
Bij de pilots wordt landelijk verschillend omgesprongen met het verlenen van vrijstellingen voorafgaand of tijdens de flexibele opleidingen, in combinatie met het valideren van leeruitkomsten. Ook zijn er verschillen in hoe de propedeutische fase wordt gezien. Zuyd Hogeschool werkt niet met vrijstellingen vooraf of gedurende de opleiding. Ook worden leeruitkomsten die op een hoger niveau worden aangetoond (bijvoorbeeld van de postpropedeutische fase) niet als overkoepelend beschouwd voor leeruitkomsten op een lager niveau (van de propedeutische fase). Bij de start (met een hogere instroom dan verwacht) waren nog niet alle modules van de Bachelor degree gereed. Deze worden nu werkenderwijs ontwikkeld, terwijl ook de uitvoering van het onderwijs nieuwe inzichten oplevert. Met betrekking tot uitvoerbaarheid blijkt ook standaardisering van belang bij de doorontwikkeling van de flexibele opleiding.

Minoren
Zuyd Hogeschool werkt in principe bij elke Bachelor degree-opleiding met 15 European Credits (EC) beschikbaar voor minoren. Voor de flexibele opleidingen wordt gesuggereerd dat deze ook kunnen worden ingevuld door modules van andere opleidingen te volgen. Men denkt dan aan hogeschoolbrede flexibele modules. Een overweging is om voltijdse minoren ook toegankelijk te maken voor studenten uit de pilots, door ontwerp-uitgangspunten mee te geven, door bijvoorbeeld de contacttijd op één dag per week te concentreren. In de flexibele opleidingen zou men dan kunnen werken met 15 EC-ruimte als 'minor'. Met de student kan van te voren wordt afgestemd wat hij daarin doet, hoe hij een en ander gaat aantonen. Hier kan zo dan dus ook aanbod uit de voltijdse opleiding als aanbod worden 'meegenomen'.
 
Portfolio
Met betrekking tot leerwegonafhankelijk toetsen middels portfolio’s wordt aangegeven dat Zuyd Hogeschool minder goede ervaringen heeft met portfolio-beoordelingen. Vanuit de ervaring in voltijdse opleidingen wordt dit als een 'lastige vorm' ervaren. We spreken kort met elkaar over de rollen van docenten/coaches/studiebegeleiders en assessoren/examinatoren in dezen.
Wanneer een student door diens coach goed wordt begeleid bij het leerproces, dan hoort daarbij dat de student ondersteuning krijgt in het voorbereiden van zijn of haar 'bewijslast' in het portfolio (wat moet er in het portfolio, op welk niveau, beperk de omvang van het portfolio, etc).Vervolgens kan de assessor (dus niet de coach) het portfolio beoordelen. Het belang van de goede verdeling van rollen en verantwoordelijkheden wordt ook hier benadrukt.

Opbouw van de opleiding
Tenslotte komt Harald Theunissen (projectleider Engineering van Zuyd Hogeschool) aan het woord, over de ervaringen bij de deeltijdse Bachelor-opleiding Engineering
Bij de start waren nog niet alle leerjaren/modules ontwikkeld. De opleiding is werkenderwijs verder ontwikkeld na de start. De opleiding is opgebouwd op basis van zeven herkenbare rollen uit de beroepspraktijk van Engineering, waar om heen de modules zijn vormgegeven. De leeruitkomsten zijn gekoppeld aan de rollen. Veertien  modules  hebben een omvang van 15 credits (EC), en er is een integrale afstudeermodule van 30 credits. Elke rol kent tot de afstudeermodule twee niveaus, in de afstudeermodule (van 30 credits) zijn meerdere rollen op niveau 3 opgenomen. Per module zijn diverse  leeruitkomsten geformuleerd, die aangetoond dienen te worden. Ten behoeve van toetsing van die leeruitkomsten zijn rubrics opgesteld.
Daarbij worden de volgende rollen onderscheiden:
  • Adviseur 1 en 2
  • Implementeerder 1 en 2
  • Ontwerper 1 en 2
  • Verbeteraar 1 en 2
  • Beheerder /Manager 1 en 2
  • Analist 1 en 2
  • Professional Engineer 1 en 2
Totaal komt de opleiding dan op 7 x 2 modules van elk 15 credits + een afstudeermodule van 30 credits, totaal dus 240 credits voor deze Bachelor degree-opleiding.

Onderzoek
Opleidingen dienen aan te geven waar en hoe onderzoek in de flexibele opleidingen is geborgd. Onderzoek is bij Engineering van Zuyd Hogeschool niet als leeruitkomst of module benoemd. Onderzoek is geen 'rol' vanuit het beroep gezien bij Engineering. Onderzoek als vaardigheid is ondergebracht bij de rol 'Ontwerper'. Dát is wèl een herkenbare rol voor het werkveld waar onderzoeksvaardigheden in passen.

Volgordelijkheid van modules
Vervolgens wordt ingegaan op het door de student in zelf gekozen volgorde kunnen doorlopen van de modules. In principe zijn de modules los van elkaar te volgen, maar volgt module 2 logischerwijs wel op module 1. Theoretisch gezien kunnen de rollen door elkaar lopen, maar praktisch gezien is er wel een logische volgorde. De ervaring van deze opleiding is dat 90% van de studenten graag de aanbevolen route wil volgen, en dus geen behoefte heeft aan een andere, afwijkende volgorde. De opleiding vraagt zich dan ook af in hoeverre het zinvol is te focussen op maximale losmaking van de volgorde, als dit voor het merendeel van de deelnemers niet zozeer de wens is. Standaardisering lijkt de uitvoerbaarheid ook hier te dienen.

Instroom
De uiteindelijke instroom van studenten was veel hoger dan verwacht, alhoewel die in eerste instantie niet echt op gang kwam. Er was aanvankelijk ingezet op het rechtstreeks benaderen van bedrijven. Maar de échte instroom kwam uiteindelijk vooral op gang door verspreiding van het aanbod via de social media (zoals via Linkedin) in de eigen netwerken van de collega’s van deze opleiding.

Docentencapaciteit en werving
Werken als docent in een flexibele deeltijdse opleiding is niet hetzelfde als werken in een reguliere voltijdse opleiding. Het werven van collega’s voor deze pilots bleek ook nog een ervaring op zich. Pas nadat de vacatureteksten voor het werven van docenten voor deze opleiding waren aangepast, kwam er reactie vanuit de markt. Met name doordat in de aangepaste vacaturestelling werd benoemd dat er naast het docentschap ook contractactiviteiten werden gevraagd (zoals acquireren), en dat men onderwijsmodules samen met het werkveld kon ontwikkelen, kwam de gevraagde belangstelling van sollicitanten.

Toelatingseisen
De Engineering-opleiding is bij Zuyd Hogeschool een flexibele deeltijdse opleiding. Aangezien het werkplekleren/praktijkleren een relevant onderdeel is van een opleiding voor werkenden, had men bij Zuyd Hogeschool aanvankelijk toelatingseisen willen stellen met betrekking tot zaken als de geschiktheid van de werkplek (bijvoorbeeld met betrekking tot leeftijd en ervaring). Hierop is men echter teruggefloten, want deze eisen mag men bij een deeltijdse opleiding niet stellen. Nu wordt men echter geconfronteerd met een aantal studenten die moeizaam de studie kunnen doorlopen, zoals werkelozen, of deelnemers met een minder geschikte werkplek, als ook werkenden die gedetacheerd zijn en waarvan de huidige werkgever bij voorkeur niet op de hoogte wordt gesteld van de deeltijdse studie die de werkende wil doorlopen. De betreffende studenten dreigen vast te lopen, en vallen uit. Hoewel dit een minderheid is in de instroom, is het wel een lastig vraagstuk, waar men nog geen oplossing voor heeft.

Intake
De studiekeuzecheck is bij de deeltijdse opleiding Engineering van Zuyd Hogeschool niet van toepassing,. Er wordt een intake assessment gehouden. Ook is aanmelding vóór 1 mei bij Zuyd Hogeschool niet van toepassing op de toekomstige studenten van deze opleiding.

Vakken
Toegelicht wordt dat een vak als Wiskunde niet meer gegeven wordt in de vorm van lessen. Men werkt meer met tutorials en zelfstudiematerialen, zodat een student zich deze materie in eigen zelfstudietijd eigen kan maken. De startniveau’s verschillen bij deze doelgroep studenten wel behoorlijk.

Ervaringen van studenten
Werkenderwijs wordt het onderwijsprogramma doorontwikkeld en bijgesteld. De ervaringen van de studenten zijn daarbij van groot belang.
Naast de duidelijke ervaring dat studenten veelal de aanbevolen onderwijsroute (in die volgorde) willen volgen, wordt ook de volgende ervaring besproken: het valt studenten tegen dat ze niet sneller tot een diploma kunnen komen. Het duurt voor hen nog steeds te lang. De studenten hadden daar een ander beeld bij.
Gesuggereerd wordt te onderzoeken of leeruitkomsten ook op module-niveau aantoonbaar gemaakt moeten kunnen worden middels een assessment. Je zou dan gaan werken met Rubrics op moduulniveau in plaats van per leeruitkomst.

Geen opmerkingen: