zondag 7 juni 2015

De Kwaliteitsadviseurs in het HBO als Reflective Practitioners

Donderdag 4 juni 2015 
Workshop van Wil de Vries-Kempes in het Maagdenhuis over Participatie




















De positie van de kwaliteitsadviseur
Gaan kwaliteitscultuur en ‘in control zijn’ samen in organisaties van professioneel hoger onderwijs?
Welke aanpak is wanneer effectief: centraal of juist decentraal?
Hoe hangen interne en externe kwaliteitszorg samen?
En hoe kiest de kwaliteitsadviseur hierin (steeds opnieuw) de juiste positie?
Vandaag organiseert het Platform HBO van het Nederlands Netwerk voor Kwaliteitsmanagement in Amsterdam een netwerkbijeenkomst over de rol en de positie van de kwaliteitsadviseurs in het Hoger Beroepsonderwijs (HBO). We komen daartoe bijeen in het Cultureel Centrum van de Universiteit van Amsterdam aan het Spui, in het centrum van Amsterdam. Deze bijeenkomst wordt geopend door dagvoorzitter Alard Joosten.

Jan Welmers over Instellingsaccreditatie en veranderende rollen
Eerste keynote speaker is Jan Welmers, lid van het College van Bestuur van Fontys Hogescholen.
  • In een eerste historische terugblik schetst hij dat we voorheen als docenten in het onderwijs alles zelf deden. Later hebben we steeds meer specialisten van buiten aangetrokken, ook op het gebied van kwaliteitszorg. Door systematisch werken is veel van de kwaliteit van het hoger onderwijs binnen een instelling tamelijk voorspelbaar geworden. Gezien de inhoud van de ‘Accreditatie op maat’-brief van de minister van deze week, mogen we ervan uit gaan dat er in de (nabije) toekomst verandering zal komen in de manier waarop we met betrekking tot kwaliteit(szorg) momenteel werken.
  • Daarna passeren een aantal sterke en zwakke punten van het huidige accreditatiestelsel, die overigens heel herkenbaar zijn als je de bovengenoemde brief van de minister leest.
  • Welmers geeft aan dat de Instellingsaccreditatie eigenlijk wel een logische vervolgstap is op de huidige situatie en op de actuele ontwikkelingen; ook als je kijkt naar andere Europese landen zoals Noorwegen, Oostenrijk, Duitsland en ook Vlaanderen in België, die nu (ook) bewegen in de richting van Instellingsaccreditatie. Welmers: “De stap die de Vlamingen momenteel zetten, is wel erg groot”.
  • Onder invloed van externe kwaliteitszorg is ook heel veel interne kwaliteitszorg ontstaan. Welbeschouwd moet je voor beide vormen dezelfde activiteiten ontplooien, en dan zie je dat het met name de externe verantwoording is die voor de meeste administratieve lasten zorgt. Daarentegen zorgt juist die externe verantwoording voor een belangrijke stimulans ter verbetering van het onderwijs, dus die externe kwaliteitszorg (inclusief de bijkomende administratieve lasten) heeft ook zo zijn voordelen.
  • Vaak zijn het juist de vormen van zogenoemde ‘zijsturing’ die voor hoge administratieve lasten zorgen. Denk daarbij bijvoorbeeld maar aan de Prestatieafspraken, de verantwoording van onderzoeksprojecten en aan de afspraken met partners inzake derde geldstromen. Als je dan ook nog werkt met verschillende stakeholders, worden er meerdere versies van ‘de waarheid’ gezien.
  • Ook een te strakke top-downsturing – "beschouw dat maar als ‘pseudo-zekerheid’" - leidt tot teveel aanvullende regels en teveel administratieve last. Op de werkvloer is zoiets vernietigend, en het is maar de vraag of het wel genoeg oplevert.
  • We zouden sterker op het netvlies moeten krijgen: het eigenaarschap van professionals, het gesprek over standaarden, de samenhang in sturingssystemen, het uitnutten van verdiend vertrouwen en de verbondenheid met regionale stakeholders.
  • Toch zegt Welmers: “Externe validering moet altijd blijven!” en “We moeten durven te vertrouwen op de professionaliteit van de medewerkers”.

Anders werken bij Fontys
Fontys werkt momenteel toe naar managementrapportages met brede en diep ingerichte instituutsportfolio’s, die real time worden bijgehouden, en die managers op elk gewenst moment kunnen tonen, en dan niet alleen aan het bestuur, maar ook via het intranet/internet aan je stakeholders. Zó leg je horizontaal en vertikaal verantwoording af; en het meer controlerend, disciplinerend toezicht komt - in aanvulling daarop - van bovenaf, vanuit het bestuur.
Fontys wil naar een jaarlijkse beoordeling van de basiskwaliteit van elke opleiding. Die wordt dan jaarlijks vastgesteld. Enkele zogenoemde ‘kopgroep-instituten’ gaan alvast werken met een zelfsturend kwaliteitszorgsysteem. Bij Fontys komt straks een scheiding tussen enerzijds begeleiding en anderzijds audits op het gebied van kwaliteitszorg.
Voor de kwaliteitszorgmedewerkers betekent bovenstaande dat ze bij Fontys vooral gaan meegroeien naar het instituutsnivo, en dat zij eerst en meer het gesprek gaan voeren met de collega’s uit het onderwijs, en daarna pas met het College van Bestuur. 

Wil de Vries-Kempes over Praktijklessen over Participatie
Daarna volgen vier workshops. Reen Pouwels van Hogeschool Inholland verzorgt een workshop over de kwaliteitsadviseur bij grote en complexe opleidingsverandertrajecten. De workshop van Annemieke Voets & Sanne Damsma van Avans hogescholen gaat over de successen en de dilemma’s van het kwaliteitssysteem van Avans. En Marian van Noort & Saskia Sluiter van de Haagse Hogeschool verzorgen een workshop over kwaliteitszorg binnen een eigenzinnig besturingsmodel.
Ik woon de workshop over de lessen uit de praktijk van de Participatie bij op een wel heel passende locatie: in het Maagdenhuis, ons allen bekend van het studentenprotest in het Amsterdamse Maagdenhuis in het jaar 1969, maar ook nog heel recent in 2015, van nog maar enkele weken geleden. Deze workshop wordt verzorgd door Wil de Vries-Kempes, hoofd Kwaliteit en Accreditatie bij de Bestuursstaf Onderwijs en Onderzoek van de Hogeschool van Amsterdam.
  • Deze workshop gaat over de ontwikkelingen met betrekking tot participatie in de loop van de tijd, over participatienivo’s, -doelen, -middelen, -rollen, en tenslotte over de betekenis voor de praktijk. In het ‘Assessment model of Quality Culture’ (2013) zien we dat Participatie een wel heel centrale rol in dit schema in neemt.
  • De Hogeschool van Amsterdam heeft onlangs weer bevestigd dat docenten de kern van het onderwijs vormen. Leiderschap en communicatie en verbinding spelen een belangrijke rol, maar participatie dus ook.
  • We inventariseren welke voorbeelden van participatie in het HBO vooral niet mogen ontbreken.
  • Afzonderlijke docenten (ook bij het ontwikkelen van onderwijs), management en docententeams zouden vooral ook in gesprek moeten zijn met de leden van de werkveldadviesraden van een opleiding. En ook studenten en docenten zouden met elkaar in gesprek moeten zijn, om daarmee hun opleidingscommissie te voeden. Bij participatie zou je dus vooral kunnen denken aan begrippen als ‘co-creatie’.
  • Vervolgens kijken we naar participatie vanuit historisch perspectief. Al in de 17e eeuw werd van burgers verwacht dat zij ook een aandeel in het algemeen belang speelden. Plicht, vrijwilligheid, zorg voor het gemeenschappelijk belang en controle waren in dezen toen al van belang. 
  • We kunnen onderscheid maken tussen beleidsbeïnvloedende participatie (je moet er dan op tijd bij zijn) en zelfredzame participatie (bijvoorbeeld in de vorm van mantelzorg). Er worden enkele voorbeelden van participatiepraktijken uit andere landen gegeven.
  • We onderscheiden drie generaties participatie: de eerste via inspraak, de tweede via beleidsbeïnvloeding en de derde via het eigen initiatief. Je kunt voor de verschillende nivo’s van participatie dat illustreren met de zogenoemde Participatieladder: informeren, raadplegen, adviseren, co-produceren, meebeslissen en zelfbeheer.
  • Als organisatie moet je ook nadenken over welke participatie-instrumenten je wilt inzetten

Lucien Bollaert over Kwaliteitsadviseurs & Kwaliteitscultuur
Laatste plenaire keynote speaker – na de workshop - is Lucien Bollaert, lid van het Dagelijks Bestuur van de NVAO. Zijn presentatie gaat over de kwaliteitswerking tussen management en docenten, over hoe kwaliteitsadviseurs kunnen bijdragen aan de kwaliteitscultuur.
Recentelijk is de dimensie van de kwaliteitscultuur erkend als belangrijke actor in het kwaliteitsgebeuren. Het eerste vereiste is de heersende kwaliteitscultuur te identificeren, en de gewenste te omschrijven, in relatie tot de visie en de strategie van de instelling en van de opleiding. De focus op de plaats waar, en de actoren die de onderwijskwaliteit genereren, zijn essentieel. Daarbij komen zowel ‘hard skills’ of de plaats en de bevoegdheden van de kwaliteitsadviseur tussen bestuur en management, als de vereiste ‘soft skills’ ter sprake. Lucien Bollaert  gaat in op de vraag welke plaats de kwaliteitsadviseur zou moeten innemen, en welke bevoegdheden hij/zij kan krijgen om zo goed als mogelijk bij te dragen tot een positieve kwaliteitscultuur.”
Lucien Bollaert:
  • Kwaliteitscultuur is dat deel van de organisatiecultuur dat de creatie van kwaliteit en het streven tot continue verbetering beïnvloedt in relatie tot kwaliteitszorg.
  • Als je nieuwe mensen aanneemt, gaat het niet alleen om kennis, maar je moet mensen aannemen die passen bij je organisatie, en die willen en kunnen meedenken over de richting die je instelling inslaat. Datzelfde geldt ook voor de kwaliteitscultuur; die moet ook passen bij je organisatie.
  • Ik ben gefascineerd door de vraag hoe het kan dat ook als alles binnen een organisatie positief verloopt, het dan met de accreditatie van een opleiding toch nog wel eens verkeerd gaat.
  • Kwaliteitsresultaat is de resultante van Kwaliteitscultuur en Kwaliteitszorg.
  • Kwaliteitscultuur heeft een formeel element en een cultureel element in zich.
  • Kwaliteitszorg is een managementmiddel – dus geen doel - om te focussen op de kwaliteit van de organisatie.
  • Kwaliteit is relatief, kent meerdere lagen/dimensies.
  • Kwaliteit van onderwijs wordt gecreëerd in de driehoek van docent, student en leeromgeving. Daar omheen heb je allerlei diensten en procedures.

Debat met de zaal
De dagvoorzitter vraag Jan Welmers te reageren op deze presentatie, en daarna worden de deelnemers in de zaal in de gelegenheid gesteld om aan de beide keynote speakers vragen te stellen.
Bollaert betwijfelt of vakspecialisatie individueel moet zijn, het zou wel eens kunnen zijn dat je veel meer interdisciplinair moet werken.
  • Niet alle neuzen moeten in dezelfde richting staan; je hoeft niet met elkaar overeen te stemmen, maar juist vanuit de verschillen en de tegenstellingen zou je beter kunnen worden.
  • Engagement kun je niet in een cursus aanleren; het heeft te maken met de persoonlijkheid van de student. Je kunt het wel stimuleren, en we hebben het wel nodig in de huidige maatschappij.
  • Kwaliteitszorgadviseurs moeten de dialoog met de studenten aangaan zonder hun jargon en zonder al die kwaliteitszorgmodellen. Kortom, spreek de taal van de studenten, en praat met hen over wat zij doen, ervaren en wat zij ervan vinden. En dan moet je er ook nog rekening mee houden dat veel studenten bij aanvang van hun studie en tijdens hun studie wellicht nog niet eens weten wat ze later met deze opleiding willen gaan doen. Daar moet je dan wel rekening mee houden bij het bevragen van studenten.
  • Er is nood aan burgerzin in elk beroep. En burgerzin zit vol van waarden.

Mede-organisator Ouke Pijl bedankt aan het eind van deze netwerkbijeenkomst namens het NNK-bestuur alle medewerkers van deze netwerkbijeenkomst. Daarna is er gelegenheid om nog even met elkaar na te praten.


Geen opmerkingen: