Presentatie van Pieter Pijlman in het Platform HBO van NNK |
Docenten eigenaar van onderwijs in HBO
De afgelopen jaren is het eigenaarschap van het hoger beroepsonderwijs (HBO) meer komen te liggen bij docenten. Dit eigenaarschap gaat gepaard met een versterking van de professionele autonomie. Docenten worden hierop voorbereid via bijvoorbeeld trajecten als de Basis- en Seniorkwalificatie Examinering (BKE en SKE), middels deskundigheidsbevordering op het gebied van praktijkgericht onderzoek, en ook het volgen van master-opleidingen en het doorlopen van PhD-trajecten. Ook professionaliseringstrajecten voor examencommissies (ook geïnitieerd vanuit de Vereniging Hogescholen) en Toetsings- en Beoordelingscursussen voor buitenschoolse begeleiders zijn de laatste jaren in dit kader geëntameerd.
Hogescholenoverstijgende kennisgemeenschap van docenten
Onlangs hield Pieter Pijlman (docent aan de Haagse Hogeschool), in zijn artikel 'De lesboer, de klerk en de vorser" (in het magazine Thema 4, 2014) een pleidooi voor het opzetten van een beroepsvereniging van HBO-docenten, opdat zij zich beter kunnen manifesteren als professionals.
Zijn stelling luidt: "Door zich te organiseren als kennisgemeenschap die de hogescholen overstijgt, kan de beroepsgroep het toegenomen opleidingsniveau en de opgedane ervaring met toegepast onderzoek inzetten om de transitie van hogescholen tot hoogwaardige kennisinstellingen mede gestalte te geven vanuit een onafhankelijke eigen visie".
Vraagstelling over professionalisering
Tijdens de bijeenkomst van het Platform HBO van het Nederlands Netwerk voor Kwaliteitsmanagement (NNK) willen wij dit thema vandaag verder uitdiepen.
- Wat betekent dat eigenlijk: het opzetten van een beroepsvereniging voor HBO-docenten?
- Kan dat bijdragen aan duurzame kwaliteitsborging van het hoger beroepsonderwijs?
- In welke mate moet zo'n toekomstige beroepsvereniging ook een eigen systeem van kwaliteitsbewaking invoeren?
- Moet je daarbij gaan werken met een register voor verplichte jaarlijkse bijscholing? en/of met een register met didactische/inhoudelijke beroepscriteria?
- Of moet je eerder denken aan wat lossere netwerkstructuren?
- En tot slot: wat betekent dit alles voor het werk van de kwaliteitsadviseur? Hoe kunnen zij bij deze initiatieven betrokken worden? En verandert op termijn hun kwaliteitsrol hierdoor?
Pleidooi van Pieter Pijlman |
Pieter Pijlman is als docent/consultant Bestuurskunde aan de opleiding European Studies van de Haagse Hogeschool ook lid van de kenniskring Governance van lector Henno Theisens. Binnen deze kenniskring doet Pieter vergelijkend onderzoek naar hoger onderwijsbeleid in Nederland en Duitsland. Zijn onderzoek – dat uiteindelijk moet leiden tot een proefschrift– richt zich op governance in het Nederlandse HBO en in Duitsland. In het hierboven aangehaalde artikel in Thema zette Pijlman uiteen waarom een beroepsvereniging voor HBO-docenten noodzakelijk is, en waarom het juist nu een goed moment is om zo'n vereniging op te richten. Docenten zouden hun rol kunnen claimen, zodat zij zich minder hoeven te verdedigen tegen een management-cultuur die uit gaat van checks en balances, aldus Pijlman.
In zijn presentatie zal hij zijn stelling vanmiddag nader toelichten en uitdiepen. Daarbij laat Pieter een overzicht zien van zijn inleiding (zijn publicatie in Thema) en van zijn pleidooi voor een beroepsvereniging van HBO-docenten.
Pieter Pijlman verdedigt zijn stelling |
Pieter Pijlman pleit ook voor een vakblad voor onderwijzend personeel in het hoger onderwijs, waarin beroepsontwikkeling van hoger onderwijsdocenten de focus is; zoals naar Duits model, van het magazine ‘Die neue Hochschule’.
Pijlman bespreekt een aantal vraagstukken voor een op te richten beroepsvereniging.
- Welke vorm zou die moeten hebben?
- Moet het een beroepsregister worden, of kan een (wellicht open en meer vrijblijvende) netwerkorganisatie volstaan?
- Zou iedere docent daar lid van moeten zijn?
- Of slaat zo’n beroepsvereniging door naar de valkuil van repressie en bureaucratie?
- En hoe houden de docentleden zeggenschap over hun eigen beroepsvereniging?
Vanuit de zaal worden kritische vragen gesteld, bijvoorbeeld over of je met een beroepsvereniging in de situatie komt dat er een nieuwe, grootschalige organisatie bij komt, op betrekkelijk grote afstand van de gemiddelde docent. Bereik je dan niet juist het tegenovergestelde van wat je wilt bereiken? Zou het niet beter zijn om zo’n community kleiner binnen de hogeschool te organiseren, dichter bij de docent? (Zoals bijvoorbeeld een studievereniging voor studenten van een hoger onderwijsinstelling?)
Vanuit de zaal wordt ook kritisch gevraagd of het wellicht niet beter zou zijn om zo’n beroepsvereniging juist van onderop te gaan bouwen. Dus niet vanuit de Vereniging Hogescholen, want dan wordt het direct al veel te groot en veel te afstandelijk, te bureaucratisch. Is kleiner en van onderop beginnen niet veel effectiever? Vragen te over.
John Huizinga namens de VH |
John Huizinga heeft als Kwartiermaker voor de Vereniging Hogescholen (VH) gefunctioneerd om een landelijke beroepsvereniging op te richten die voorziet in de governance van examencommissieleden, zodat zij als professionals kunnen voorzien in hun eigen professionaliteit.
Hij is pleitbezorger van een beroepsvereniging voor leden van examencommissies, die voorziet in onder andere certificering (externe legitimering) van leden van examencommissies, zodat zij als het ware een georganiseerde tegenkracht kunnen vormen in het spel tussen onderwijsuitvoering en onderwijskwaliteit.
Hij vindt dat examencommissies zich dienen te verhouden tot 'Professionals Governance'. Huisman & De Vijlder (2013) spreken over Professionals Governance wanneer binnen een organisatie, en op landelijk niveau tussen verschillende gelijksoortige organisaties, professionals actief zijn die hun eigen systemen hebben voor aansturing op kwaliteit en vakbekwaamheid. Professionals die dus hun eigen normen van professionaliteit bewaken en borgen. In zijn presentatie gaat Huizinga vandaag nader in op vragen als: Hoe ver zijn de examencommissies op dit gebied? En welke dilemma's ervaren zij?
Functioneren van Examencommissies
Bij Tias doet John Huizinga onderzoek naar het functioneren van examencommissies; bijvoorbeeld over wanneer ze het meest effectief zijn, en ook een vergelijkende studie tussen examencommissies in verschillende landen.
Het is niet voor niets dat we hier over dit onderwerp bijeen zijn. We hebben in het recente verleden immers gezien dat examencommissie en leden van examencommissie hun verantwoordelijkheid niet hebben genomen op de momenten dat het wel nodig was. Een boeiend vraagstuk is of je als lid van een examencommissie ook aansprakelijk bent voor genomen besluiten, immers, de overheid verbindt rechten aan de door hogescholen uitgereikte diploma’s.
Meer dan de wettelijke taak
Niet alles wat examencommissies momenteel doen, is hun wettelijke taak. Zouden we niet tot een afbakening moeten komen van wat examencommissies in de toekomst al dan niet doen? Moet een examencommissie zich bijvoorbeeld wel bezig houden met besluiten voor wat betreft het bindend studieadvies (BSA)? Dat is immers geen wettelijke taak van de examencommissie.
Uit onderzoek blijkt dat jaarverslagen van examencommissies vaak niet worden besproken met het opleidingsmanagement. De Examencommissie is primair toezichthouder. Van leden van examencommissiesies mag je verwachten dat ze tenminste alle stukken hebben gelezen ter voorbereiding op de besluiten die moeten worden genomen in de examencommissievergaderingen.
Toezicht door de Professional
Daarna gaat John in op het begrip ‘Professional’. Ware professionals organiseren bijvoorbeeld een collectief, gevuld met een complex geheel aan kennis en vaardigheden, en men beheert dat dan zelf ook. Professionals binden zich aan een beroepscode, waarbij men belooft de kennis en vaardigheden te onderhouden en zich in te zetten voor kwaliteit, integriteit, onbaatzuchtigheid en voor het publieke belang in hun sector.
‘Toezicht’ is het verzamelen van informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover, en het eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren. Vraag is dan hoe je dat gaat doen. Dus: hoe verzamel je die informatie, is er een beoordelingskader, en in hoeverre mag je als examencommissie bijsturen?
‘Governance’ door dergelijke professionals (examencommissieleden) – die dit toezicht waar moeten maken – vraagt om een eigen gedragscode, in volstrekte onafhankelijkheid van het hogeschoolbestuur en van het opleidingsmanagement.
Huizinga vraagt zich nog af of je het lidmaatschap van een examencommissie voortaan als een aparte hogeschoolfunctie moet gaan beschouwen. De kans is - volgens John - groot dat men elkaar dan eerder zal gaan aanspreken op elkaars functioneren
De eerste van de vijf stellingen
Na de beide presentaties van Pijlman en Huizinga volgt het afsluitende deel van deze netwerkbijeenkomst, waarin we in de gelegenheid worden gesteld plenair te discussiëren over (één of meer van de) vijf vooraf gedeponeerde stellingen.
We beginnen en staan met name stil bij de eerste stelling: 'Een beroepsvereniging voor HBO-docenten en voor examencommissies kan een wezenlijke bijdrage leveren aan de kwaliteit van het onderwijs'.
John Huizinga pleit er vanwege een goede functiescheiding voor dat er een afzonderlijke beroepsvereniging voor leden van examencommissies komt, dus los van een algemene beroepsvereniging voor docenten.
- Vanuit de zaal is daar nog wel kritiek op, want dat zou wellicht ook al te polariserend kunnen werken.
- Johns reactie: lidmaatschap van een dergelijke beroepsvereniging - waar je niet zomaar lid van kunt worden - schept in het hoger onderwijs wel een soort trots.
- Reactie vanuit de zaal: door binnen je hogeschool je werk goed te doen, bevecht en verdien je als examencommissie ook je positie binnen de opleiding/hogeschool wel.
Dat er een beroepsvereniging zou moeten komen voor leden van examencommissies, wordt wel gedeeld door de aanwezigen in de zaal. Zo sterk is men hier vanmiddag in de breedte van de aanwezigen echter nog niet overtuigd van een landelijke beroepsvereniging voor docenten. Duidelijk is dat examencommissieleden er direct iets aan zouden kunnen hebben in hun werk, maar voor de gemiddelde docent is men er hier en nu nog niet van overtuigd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten