Van Sint-Jacobiparochie naar Santiago de Compostela
Sentier vers Saint-Jacques-de-Compostelle; GR65 > Montréal-du-Gers – Roncevaux
Van Ostabat-Asme naar Saint-Jean-Pied-de-Port
Woensdag 19 oktober 2011 – 22 km.
Dag 116: 2469 – 2491 km.
Om 7.30 uur zitten Durkje en ik aan het ontbijt in de woonkamer beneden van het huis van de herberg Ametzanea, waar we vannacht in Ostabat-Asme hebben overnacht. De andere vier Franse pelgrims die ook in deze herberg overnachtten, ontbijten samen met ons. Na het ontbijt rekenen we af met onze gastvrouw en krijgen we een stempel van haar herberg in ons pelgrimspaspoort. We halen de rugzakken van boven en dan zijn we om 8.10 uur klaar voor vertrek.
Eerst halen we nog brood en wat beleg bij de plaatselijke kruidenier en dan gaan we op bezoek in de dorpskerk van Ostabat. We hebben geluk, want een oude dame doet vlak voordat wij naar binnen willen gaan de grote kerkdeur open. Ze vertelt ons dat ze ook snel de verlichting in de kerkzaal en in het kerkkoor voor ons aan zal doen - want het is hier nog donker - en het duurt maar even of wij kunnen het kerkinterieur in het volle lamplicht bewonderen.
Na dit kerkbezoek wandelen we Ostabat uit. De vier Franse pelgrims volgen op geringe afstand. Het thema van onze wandelgids voor het traject dat we vandaag gaan lopen, is: ‘Naar de voet van de Pyreneeën’. Het is voor onze pelgrimage een belangrijke dag, want vandaag zullen we van Ostabat naar Saint-Jean-Pied-de-Port wandelen, over een afstand van 22 kilometer. Saint-Jean-Pied-de-Port is op ons pelgrimspad naar Santiago de Compostela de laatste halte in Frankrijk, alvorens we in navolging van heel veel pelgrims de oversteek over de Pyreneeën zullen maken naar Roncesvalles in Spanje. Vanuit Ostabat wandelen we eerst langs de boerenhoeve Gaineko Etxea, ook een herberg voor pelgrims, 800 meter voorbij Ostabat. Vóór ons zien we een groepje van zes pelgrims uit de richting van die pelgrimsherberg komen. Daar zijn ook de Nederlandse pelgrim Ton en de hem vergezellende Franse pelgrim bij. De Fransman loopt terug en vertelt ons dat hij zijn wandelstokken in de herberg heeft laten liggen en nu snel even teruggaat om ze nog te halen.
We lopen verder over het met gras begroeide hellingpad. Als we ter hoogte van het gehucht Laxague zijn, zien we aan onze linkerhand boven de bergen een kleurrijke lucht ontstaan door de opkomende zon. Of het echt mooi weer wordt, betwijfelen we, want in het westen beginnen het grijzer te worden, dus het zou zo maar kunnen beginnen te regenen. We lopen door en wandelen dan door de berm van de D933 het dorpje Larceveau binnen. In Larceveau lopen we langs een huis met in de voortuin langs de doorgaande weg een dikke muur, waarin een aantal nissen zijn gemaakt. In die nissen zijn twee pelgrimstafereeltjes uitgebeeld: wandelende pelgrims, op grappige wijze nagebootst met natuurlijke materialen zoals dennenappels en steentjes.
We gaan verder over een weggetje dat in de richting van de berghellingen voert, maar dat daarvóór nog naar het westen afbuigt. Als we het dorpje Chahara binnenwandelen, ontmoeten we de Belgische pelgrim, die we de afgelopen dagen ook ontmoetten. We spraken haar vanmorgen toen wij naar de kerk liepen en zij alvast vertrok. Ze heeft vannacht in een boerderij in het stro overnacht. We gaan achter elkaar aan verder over het smalle pad het dorp Chahabar binnen. Tegen een oude boerderij hangt een al oude stenen wegwijzer, een Jacobsschelp voorstellende.
We gaan door het dorpje Bastida Choko en dan dalen we weer enigszins af in de richting van de D933, ter hoogte van de plek waar het dorp Utxiat - ofwel Utziate - begint. En dan gaan we voortdurend parallel aan de D933 verder, over een steeds hoger klimmend hellingpad. Intussen is het al heel zacht gaan regenen. Omdat we over de berghelling veelal nog onder bomen doorlopen, wagen we het erop nog verder te gaan zonder paraplu of regenkleding. Maar langzamerhand gaat de motregen over in steviger regen. En als we ter hoogte van het stenen kruis van Galcetaburia de D933 moeten oversteken, regent het inmiddels zo hard dat we regenkleding aan moeten trekken. In een open schuur doen we eerst de regenponcho aan, en over de rugzakken.
Als we weer door willen wandelen, lijkt het ons raadzaam om toch ook maar de regenbroeken aan te trekken en dat blijkt inderdaad geen overbodige luxe te zijn. Ook alle andere passerende pelgrims zijn diep weggedoken in allerlei vormen van regenkleding. De meesten kennen we zo langzamerhand, hetgeen het herkennen van deze medepelgrims in de ruimzittende regenkleding vergemakkelijkt. In de stromende regen gaan we verder. De regenkleding en de waterdichte wandelschoenen zorgen ervoor dat we droog blijven tijdens het wandelen. Over een asfaltweg – de D522 - bereiken we het dorp Gamarthe.
We waren van plan in Gamarthe een rustpauze te nemen, want dan hebben we al ruim twee uren gewandeld. In een grote overdekte open voorhal aan de andere zijde van de dorpskerk vinden we een mooie gelegenheid om te schuilen tegen de regen en om hier even wat te eten en te drinken. Als ook enkele andere pelgrims over de weg passeren, roepen we hen dat ze hier ook kunnen schuilen. Daar maken ze dankbaar gebruik van. De vier Franse pelgrims en de Nederlandse pelgrim Ton met zijn Franse medepelgrim komen bij ons in de voorhal van de kerk. Dan is het een drukte van belang als iedereen zijn/haar regenkleding uittrekt.
Als de andere zes pelgrims zover zijn dat alle regenkleding hangt te drogen en men begint te eten en te drinken, begint het zachter te regenen. De ons omringende vogels beginnen weer te fluiten, dus het zal weldra waarschijnlijk weer droog zijn, hetgeen iets later inderdaad het geval blijkt te zijn. Wij zijn de eersten die dan weer vertrekken. De regenbroeken nog aan, maar de regenponcho kan gelukkig weer uit. We wandelen Gamarthe uit en zien dan vlakbij - links van ons - één van de eerste uitlopers van de Pyreneeën liggen. ‘Naar de voet van de Pyreneeën’, zo heet de wandelroute van vandaag, volgens onze ANWB-wandelroutegids.
We komen ter hoogte van Montgelos weer bij de D933 en volgen die zo’n 200 meter, om dan linksaf te buigen, een weggetje in in de richting van de boerenhoeve Biscaya. Het wordt nagenoeg droog, dus de regenbroeken kunnen nu ook uit. Voorbij die boerderij – bij Larraldeborda - zien we de eerste - hele lange - pier over het asfalt kruipen. Verderop zien we er nog één. Op deze weg wandelen we langs de voet van één van de eerste uitlopers van de Pyreneeën. Voorbij Larraldeborda komen we weer in de buurt van de D933. Aan de overzijde van de D933 zien we het hoger liggende dorp Lacarre liggen met haar grijze Château d’Harispe. De asfaltweg wijkt weer af van de D933 en dan wandelen we over deze asfaltweg door een bosperceel via een lage bergpas omhoog, via het gehucht Ithurraldéa naar het dorpje Bussunarits. Op de dan volgende splitsing staat een betonnen bushokje. In dat bushokje zit een jong stel pelgrims te rusten en te eten. Het zijn de jongelui die vanuit het Canadese, Franstalige Québec naar Frankrijk zijn gekomen om op pelgrimstocht te gaan. We hadden hen afgelopen zaterdag al ontmoet in de refugio van Arthez-de-Béarn, waar zij toen tegelijk met ons overnachtten. Vlak voorbij deze splitsing staat het Château d’Apat.
We wandelen door naar onze volgende halteplaats. We willen namelijk gaan pauzeren in het volgende dorp: Saint-Jean-le-Vieux. Daar aangekomen, bezichtigen we eerst de oude parochiekerk Saint-Pierre d’Usakoa, waarvan alleen nog het 12e-eeuwse romaanse portaal bewaard is gebleven. Na dit kerkbezoek rusten we in de grote bushalte op het Place du Fronton tegenover de dorpskerk. Het begint weer te motregenen, waardoor de ondertussen passerende pelgrims in regenkleding voorbijgaan. Na deze pauze verlaten we Saint-Jean-le-Vieux. We gaan onder de rondweg door en komen weer op een smal voetpad door de berm langs de D933. Vrij snel kunnen we deze drukke weg gelukkig weer verlaten, om door een mooie platanenlaan rustiger verder te wandelen. We komen dan in een mooi gehucht, genaamd La Madeleine. De kerk heeft een mooi gotisch portaal van roodachtig zandsteen.
We bezoeken de dorpskerk en lopen daarna de kerk voorbij. Naast de kerk loopt een behoorlijk stromend beekje, de Laurhibar. Verderop is zelfs een kleine waterval. Mede doordat het vanmorgen behoorlijk heeft geregend, staat er een flinke stroming. Aan de overzijde van het beekje is een oude molen (moulin). Een versleten ronde molensteen ligt achter de ‘moulin’. Enkele tientallen meters verderop komen we langs een woning die grotendeels verborgen is achter een grote klimop. Die klimop is in een vuurrode herfsttooi gekleed, dus een kleurrijk schouwspel, met al die kleurschakeringen rood van de bladeren van de klimop.
We vervolgen onze weg tot aan de kruising met de D401. We steken over en dan wordt het serieus, want we komen hier op de Chemin de Saint-Jacques, de oude Jacobsweg over de helling van de berg waarop de oude Citadel van Saint-Jean-Pied-de-Port voorheen is gebouwd. Deze Chemin de Saint-Jacques voert ons naar de Jacobspoort in de oude stadmuur van Saint-Jean-Pied-de-Port. Enkele jaren geleden – in 2007 - waren we hier ook al eens met Pieter tijdens onze zomervakantie in Zuidwest-Frankrijk. We hebben toen in een spleet van de oude stadsmuur een witte schelp geduwd. Zou die schelp er nu – 4 jaar later - nog in zitten? Of zou iemand anders hem in de afgelopen jaren hebben gevonden en de schelp hebben meegenomen? Na enig zoeken wordt het duidelijk. De schelp is weg, maar in de spleet zit nu een steen. Wellicht heeft iemand de schelp geruild voor de steen?
We gaan door de Jacobspoort het stadje in. Dit is de poort waar al eeuwenlang pelgrims de stad binnenkomen om de volgende dag of iets later door te trekken over de Pyreneeën, naar Spanje. Ook wij stappen die lange traditie in. Achter de stadspoort begint de Rue de la Citadelle, waar de huizen uit de 17e en de 18e eeuw stammen. We wandelen het eerste huis – een pelgrimsherberg - voorbij. Een eindje verder in de straat – tegenover de Nederlandse, nu al seizoensgesloten refugio – komen we aan bij het pelgrimsbureau. De twee jonge pelgrims uit Canada zitten aan de tafel en worden geholpen. De twee informanten van het pelgrimsbureau zijn beiden bezig om gearriveerde pelgrims verder op weg te helpen voor een overnachting en/of voor hun doorreis. Na enig wachten zijn wij aan de beurt. We worden geregistreerd als binnengekomen pelgrims. We krijgen het pelgrimsstempel van Saint-Jean-Pied-de-Port in ons pelgrimspaspoort en we krijgen advies over overnachtingadressen.
Als we klaar zijn in het pelgrimsbureau wandelen we door de Jacobspoort de stad weer uit, om bij het eerste huis buiten de stadmuur onderdak voor de komende nacht te vragen. De eigenaar van dit Chambres d’Hôtes Errecaldia heeft nog een kamer vrij, dus die nemen we. Een prachtige kamer, met uitzicht op de Chemin de Saint-Jacques, dus we zien door het raam de na ons volgende pelgrims ook arriveren. De eigenaar vindt het prachtig dat wij als Friezen bij hem logeren, want hij koestert goede herinneringen aan het enkele jaren geleden eens bijwonen van de Sneekweek in Fryslân. Hij is een verwoed zeiler geweest, dus heeft in Fryslân genoten van zeilen en van zeilwedstrijden. Als ons door hem de kamer is gewezen, kunnen we onze kleding drogen.
Na een heerlijke douche is dan voor mij het moment gekomen om het wandelverslag van deze dag te schrijven, terwijl Durkje het centrum van het stadje in gaat om alvast de boodschappen voor de volgende wandeldag te halen. Vanavond eten we in een Baskisch restaurant in het centrum van Saint-Jean-Pied-de-Port. Tevreden wandelen we na het diner door de stille hoofdstraat en door de Jacobspoort weer terug naar ons onderkomen voor de nacht. Morgen zullen we de Pyreneeën wandelend oversteken, op weg naar Roncesvalles in Spanje!
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten