donderdag 13 februari 2025

Nieuwe inzichten in business-modellen voor Regeneratieve Landbouw

Donderdag 13 februari 2025
 
Sprekers over Generatieve Landbouw in de Beurs te Leeuwarden

















Presentatie van onderzoeksresultaten
Vanmiddag wonen Durkje en ik de bijeenkomst bij over 'Regeneratieve landbouw', die wordt gehouden in de Beurs, bij de Faculteit Campus Fryslân in Leeuwarden.
Tijdens deze middag wordt een presentatie verzorgd over het onderzoek naar de ontwikkeling van nieuwe business-modellen voor regeneratieve landbouw. Dit onderzoek is uitgevoerd - in opdracht van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) - door de Rijksuniversiteit Groningen en de Universiteit Utrecht; in twee gebieden, te weten: Fryslân en Twente. 
Het onderzoeksteam - bestaande uit Gjalt de Jong, Hillie van der Bij, Jerry van Dijk, Niko Wojtynia en Ingrid van Huizen - deelt de uitkomsten van dit onderzoek vandaag met ons.

Opening
Regeneratieve landbouw is een productiemethode waarbij de natuurlijke hulpbronnen binnen de landbouw worden versterkt, in plaats van uitgeput. Regeneratieve landbouw is erop gericht om ecosystemen te herstellen, door de biodiversiteit te verhogen, de bodemkwaliteit te verbeteren en koolstof uit de atmosfeer op te slaan in de bodem.
De opening wordt verricht door middagvoorzitter Fokko van der Veen. Hij introduceert de eerste spreekster: Hillie van der Bij.

Presentatie & overhandiging resultaten LVVN-onderzoek 
Eerst introduceert projectleidster-onderzoekster Hillie van der Bij het onderzoeksteam, en daarna vertelt ze hoe regeneratieve landbouw door het onderzoeksteam wordt gedefinieerd, met daarin de ecologische, sociale en economische dimensies. 
De focus van dit onderzoek lag op de Friese Wouden voor wat betreft Fryslân, en tevens op Twente. Twee jaar geleden begon dit onderzoek, terwijl in de loop van de onderzoeksperiode landelijk heel veel speelde, denk maar aan bijvoorbeeld het actuele stikstofdossier.
Er is onderzoek gedaan onder melkveehouders en bij diverse ketenpartijen.
Enkele van de hoofdbevindingen van dit onderzoek zijn:
  • De belemmeringen moeten worden weggenomen (met name voor wat betreft slechte institutionele randvoorwaarden, zoals onduidelijke regels en beleid en verwachtingen en aangaande de dominantie van de export-geöriënteerde keten(partners) en voor wat betreft kennislacunes;
  • Er is behoefte aan een systeemverandering met verschillende partijen: alle ketenschakels (ook de overheid) moeten worden betrokken, boeren moeten worden ondersteund in hun transitie, en verduurzaming moet worden gewaardeerd;
  • Het gedeeld probleemeigenaarschap, een onderling vertrouwen en samenwerking biedt kansen.
Intrinsieke motivatie, identiteit en gemeenschappelijke betrokkenheid zijn belangrijk. 
Verder moet er een andere manier van waardering komen, en moet er worden gewerkt aan gedeelde verantwoordelijkheid. 
Daarna wordt de nevenstaande infographic vertoond en toegelicht, waarin de transitie van de huidige naar de verbeterde situatie wordt afgebeeld.

Als basis voor opschaling geldt:
  • Er is maatwerk nodig (ziende op diversiteit, ecologie, en uitdagingen); 
  • De oriëntatie moet liggen op context-gebonden bedrijfs- en verdienmodellen;
  • Betrokkenheid van lokale stakeholders is essentieel.
De rol van de overheid bestaat uit:
  • Zorg ervoor dat er ruimte is voor variatie in bedrijfs- en verdienmodellen;
  • Maak de deelname voor boeren en andere partijen toegankelijk
  • Maak het werken in samenwerkingsverbanden gemakkelijk.
Adviezen die voortvloeien uit dit onderzoek zijn:
  • Zorg voor richting met perspectief;
  • Maak het beleid integraal;
  • Regel financiële ondersteuning;
  • Zorg voor onafhankelijkheid en maak het duurzaamheidsgeoriënteerd;
  • Verminder de administratie lasten;
  • Herstel het vertrouwen en zorg voor een goede communicatie.
Voor de transitie naar deelname voor boeren aan dit project moet worden uitgegaan van de eigenschappen van de regio, waarbij aangetekend: 
1. Barrières moeten worden weggenomen;
2. Deelname aan dit project vereist een systeemverandering;
3. Alle spelers moeten meedoen;
4. Er ligt ook een rol en taak voor de overheid.

Podium-interview 
Na deze eerste presentatie worden Hillie van der Bij en Nico Wojtynia kort geïnterviewd door Fokko van der Veen over hun project.
Eén van de vragen aan hen is of er ook verschillen en overeenkomsten waargenomen zijn tussen Fryslân en Twente. Eén van de overeenkomsten is - zo horen we van hen - dat men merkte dat boeren in beide regio's echt om hun bedrijf en werk geven.

Rol en taak van de overheid 
Na de presentatie en bovengenoemd interview neemt Fokie Flapper (als opdrachtgever van het onderzoek en teamcoördinator kringlooplandbouw bij het ministerie van LVVN) het onderzoeksrapport in ontvangst van het onderzoeksteam.
Fokie Flapper blikt daarna eerst even terug op de aanloop van dit onderzoeksproject. Ze benoemt dat het begrip regeneratieve landbouw in de afgelopen jaren van onderzoeksproject echt is gaan leven. Ze geeft aan dat er steeds meer boeren zijn begonnen aan regeneratieve landbouw, en dat er ook volop belangstelling is bij andere boeren om mee te gaan doen, zoals dat nu bijvoorbeeld kan plaatsvinden in die beoogde doelgroep van 1.000 boeren, als vervolg op dit onderzoek.
Heldere doelen en integrale benadering acht ze van belang. Het huidige kabinet gaat voor duidelijke doelsturing, dus dat is nu de ingezette richting. Maar hoe maak je het dan concreet, en hoe meet je dan het doelbereik? Daar ligt volgens Flapper een fikse uitdaging.
De overheid kan het tempo van de ondernemers die dit gaan doen niet bijhouden, maar de overheid doet wat ze kan om de boeren-ondernemers optimaal te ondersteunen; daarvan is Fokie Flapper overtuigd. 

Panelgesprek 
Vervolgens wordt het podium enigszins omgebouwd, om aan te vangen met een geprogrammeerd panelgesprek. De leden van dit panel zijn: Rik Hoksbergen (branchespecialist melkvee), Heleen Lansink (boerin), Geert Broersma (boer) en Nico Wojtinia (onderzoeker).

Als eerste wordt van de panelleden gevraagd wat hen vooral opviel met betrekking tot de resultaten van dit onderzoek.
  • Rik: Dit is een proces dat we met elkaar aan moeten gaan, waarbij we stap voor stap alles moeten uitvinden;
  • Heleen: Hoe gaan we nu van papier naar praktijk; want zoals het nu gaat, werkt het nog niet;
  • Geert: Hoe kun je de theorie vastpakken in de praktijk; we kunnen wel veel, en we moeten naar integraal werken in de uitrol van dit project;
  • Nico: Veel mensen (totaal 59, waarvan tweederde deel boeren) waren bereid om met de onderzoekers te praten, want die ondervraagden geven aan echt wel te willen veranderen, maar dat vinden ze niet gemakkelijk. 
Volgende vraag aan de panelleden: Wat moet er nu nog gebeuren?
  • Heleen: We willen wel sneller, maar daar hebben we dan wel financiële middelen voor nodig, naast de zoektocht van wat we met zijn allen beschouwen als waardering voor inzet en resultaat;
  • Geert: Ik geniet er nu al van dat ik biodiversiteit lever. Mijn vertrouwen groeit dat er op termijn ook wel waardering voor gaat komen. Maar ja, waar beginnen de boeren, wat is het meest tastbaar, en wat durft de omgeving de boeren te belonen qua geld;
  • Nico: Het agrarisch natuurbeheer in Twente is nog kleiner van omvang dan in Fryslân;
  • Rik: Regeneratieve landbouw moet geen geld gaan kosten, maar geld gaan opleveren. De motivatie moet vanuit de boeren zelf komen, met de focus dat het eerst meer geld gaat kosten. Maar hoe moet je daar dan nog geld aan verdienen? Het gaat ook om hoe je als boer wordt gewaardeerd door de maatschappij om je heen.
Vraag vanuit de zaal: Wat is de rol van de herziening van pachtcontracten in dezen (vooral voor wat de gerezen onzekerheid in dezen betreft).
  • Rik: De veranderingen in de pachtcontracten gaan in dezen over de differentiatie tussen korte en lange trajecten. Hoe langer het pachtcontract loopt, hoe groter de kans is dat boeren duurzame en veel tijd vragende verbeterende maatregelen gaan nemen.
  • Geert: Wij hebben als boer al de nodige risico’s genomen, daar ben ik al jaren mee bezig. De overheid ziet dat inmiddels wel na enig aandringen, en zij vinden dat wij nu de goede stappen zetten. Die aansluiting hebben wij gelukkig al wel gevonden, zij het dat het een ware ontdekkingstocht was. Zoiets doe je bij voorkeur als samenwerkende partijen.
  • Vanuit de zaal: Ook de natuur is gebaat bij langlopende pachtcontracten. De huidige landbouw wordt gestuurd op impulsen van buiten. Dat moet voortaan veel meer van binnenuit komen, en zo dan vanuit de boeren zelf worden gedaan.
  • Rik: Ook langlopende pachtcontracten zou je elk jaar wel even met elkaar moeten evalueren, namelijk voor het goede gesprek tussen verpachter en pachter over het gewenste gebruik van de pachtgronden.
  • Nico: We hebben meer rust en inspiratie nodig voor de boeren die het verbeterwerk moeten gaan doen.
  • Heleen: Boeren hebben maar beperkte tijd in hun bedrijfsvoering om te gaan en te blijven praten over systeemverbetering.
  • Nico: Educatie is daarbij van belang, en sommige boeren hebben wel enige druk nodig om van het erf af te komen om zich te scholen. 
  • Vanuit de zaal: Ik vind dit nogal een open deur wat ik hier vandaag hoor, maar als we iedereen mee willen krijgen, zullen we forse ingrepen op het systeem moeten doorvoeren. Boeren kijken bij veranderingen ook heel goed naar wat ‘mijn buren’ ervan gaan vinden.
  • Heleen: Boeren kunnen niet zomaar verhuizen, dus als ze niet verder kunnen, zitten ze op slot op hun plek.
  • Vanuit de zaal: Boeren met kennis moeten we stappen vooruit laten zetten, ook in samenwerking met elkaar als collega-boeren.
  • Niko: We zullen op een gegeven moment moeten aangeven dat we niet meer door kunnen gaan met wat we nu doen, we zullen (dan) pijnlijke keuzes moeten maken.
ReGeNL Boerenperspectief 
Ingrid van Huizen (programmamanager ‘ReGeNL Boerenperspectief’, van oorsprong uit de noordelijke Friese Wouden) vertelt vervolgens over het landelijke ReGeNL-programma. Ze vertelt over hoe de start ervan is verlopen en hoe de komende zeven jaar hier verder aan wordt gewerkt.
‘ReGeNL’ (een vliegwiel naar rendabele regeneratieve landbouw) ontwikkelt samen met Nederlandse boeren een toekomstbestendige landbouwsector, waarbij landbouw samengaat met bodemverbetering en natuurherstel; met daarbij een goed verdienmodel voor de boeren.
Tussen nu en 2030 start ReGeNL met duizend boeren in hun overgang naar regeneratieve landbouw met een positieve business case. Door deze cruciale eerste stap te zetten, wordt ReGeNL wellicht een leidend voorbeeld voor de sector in Nederland en ook internationaal. Daarmee wordt beoogd om regeneratieve landbouw tot het nieuwe normaal te maken tussen 2030 en 2040.
Daarbij zijn de volgende barrières te slechten:
  • Het momenteel ontbreken van mainstream verdienmodellen;
  • De meekomende transitiekosten;
  • Onzekerheid over uitkomsten van regeneratieve praktijken;
  • Ontbreken van kennis over regeneratieve praktijken.
Regeneratieve Landbouw zorgt voor een positieve impact op de volgende negen thema’s: 
1. Bodemgezondheid;
2. Weerbare gewassen;
3. Weerbare dieren en dierenwelzijn;
4. Water- en luchtkwaliteit;
5. Biodiversiteit;
6. Broeikasgassen;
7. Economische verdienmodellen;
8. Sociaal fundament;
9. Voedselzekerheid.

Er zijn nu al 80 regeneratieve praktijken geïdentificeerd, die voorlopig zijn geclusterd naar bedrijfstypologie.
Er gaat vanaf nu gewerkt worden met de volgende vijf actielijnen: 1. Bedrijfsmodellen, 2. Transitiepaden, 3. Meten, modelleren en waarderen, 4. Human Capital, 5. Producten & diensten). En dat wordt gedaan vanuit de volgende drie perspectieven: A. Boerenbedrijf, B. Gebied en C. Voedselsysteem.
Er wordt niet alleen naar gekeken, en niet alleen over gesproken, want er wordt ook echt aan het werk gegaan met de boeren.
Er zijn kwantitatieve doelen gesteld per perspectief, die in 2031 gerealiseerd moeten zijn.
We spreken over een nationaal groeifondsprogramma, waarin nu al een grote variëteit aan partijen samenwerken: sterk en verder groeiend. 
Aan alle partijen is en wordt gevraagd om de zes leidende principes voor dit consortium te onderschrijven. 
Het wordt een gezamenlijke zoektocht om goede stappen voorwaarts te zetten.
Het onderzoek is ten dienste van de transitie van de boeren. Dat is trouwens wel even wennen voor onderzoekers, en dat vraagt een samenspel van onderzoekers en boeren.
Daarna bespreekt Van Huizen het besturingsmodel van dit programma, bestaande uit een Programmaraad en een Stuurgroep, waarbij de boer centraal staat èn een beslissende stem heeft, óók daar waar het spannend wordt.

Dan maakt Ineke van Huizen duidelijk wat de boer aan dit programma heeft, zoals bijvoorbeeld:
  • Boeren krijgen individuele begeleiding;
  • Ze krijgen een bedrijfsontwikkelplan;
  • Kennis wordt hen verschaft;
  • Gewerkt wordt met bedrijfsspecifieke monitoringsresultaten;
  • Het zorgt voor waardecreatie, met een keten en/of met gebiedspartners (via clustering);
  • Boeren krijgen nazorg tot 4 jaar;
  • Er wordt gewerkt met een studiegroep van boeren en met leernetwerk-begeleiding;
  • Specialistische kennis wordt verstrekt;
  • 2.400,- vergoeding wordt aan de deelnemende boeren verschaft voor het vier jaar lang leveren van onderzoeksgegevens.
Boeren kunnen zich inmiddels bij het programma-management gaan melden om in dit programma te participeren. Samen met hen wordt dan bekeken of ze mee gaan doen, ook kijkend naar wat deze deelnemende boeren in die vier jaren durende onderzoeksperiode kunnen gaan doen (en/of wellicht ook nog daarna). 
Ook wordt gekeken of de boer híermee het beste geholpen kan worden, of dat ze wellicht beter aan een ánder al bestaand programma mee kunnen gaan doen.
De monitoring van dit programma loopt over een looptijd van zeven jaar, maar de focus van de beoogde duizend boeren is gericht op de nu eerstvolgende vier jaren.

Geen opmerkingen: