vrijdag 5 maart 2021

Bonte Luwen an 'e Kouwe Faart

Woensdag 3 maart 2020

De Kouwe Faart meandert bij Zwarte Haan buitendijks

















Kouwe Faart
In een nagenoeg rechte lijn stroomt de Kouwe Faart vanaf de Friese Blikvaart over Het Bildt naar zee, naar de Waddenzee.
Bij de Waddenzeedijk stuit de Kouwe Faart in Zwarte Haan op het H.G. Miedemagemaal, dat het zoete water vanuit het Bildt loost op de Waddenzee. Dit gemaal is overigens ook uitgerust met een vispassage, zodat vissen - zoals de paling - hier van zoet naar zout water kunnen passeren, of van zout naar zoet water.

Zwarte Haan
Zwarte Haan was vroeger een plek van grote bedrijvigheid. Vanaf hier vertrok voorheen de veerboot naar Ameland. Hier waren vroeger de slikwerkers aan het werk om land aan te winnen (opbillen) uit zee, en vanaf hier gingen de plaatselijke zeevissers met kleine bootjes de Waddenzee op om zeevis te vangen.
Het opgebilde land was vruchtbaar, dus ook boeren konden hier prima de kost verdienen. Dit is ook de plek waar mijn voorgeslacht van Koehoorn-zijde vandaan komt; een familie van boeren. Hier werd en wordt mijn moedertaal - het Bildts - gesproken. Dit is het land waar ik als kind binnendijks en buitendijks de ruimte kreeg om taal en cultuur te ontdekken.
Voorbij het Miedemagemaal gaat de Kouwe Faart het Waddengebied op. Niet in een rechte lijn, maar meanderend door het slik naar zee.

Seefeugels en bonte luwen
Dat vooral de overgangen van water en slik voedselrijk zijn, blijkt wel uit het feit dat langs de randen van de buitendijks meanderende Kouwe Faart grote groepen vogels foerageren. Verderop zie ik aan beide zijden van de Kouwe Faart honderden meeuwen staan, lopen en vliegen. Bildtkers noemen ze 'seefeugels'. Onvergetelijk is dat ik vroeger als kind in het voorjaar voorzichtig tussen - honderden nesten door - de meeuwenkolonies doorkruiste die tussen Zwarte Haan en het Noorderleeg nestelden op de hogere drooggelegen slikvelden
Tussen de Waddenzee en die meeuwenkolonie bevindt zich een grote kolonie scholeksters, in het Fries 'strânljip' (vrij vertaald: strandkiviet) genoemd, maar voor mij in mijn moedertaal de zogenoemde 'bonte luw'.

Geen opmerkingen: