zaterdag 24 oktober 2020

Het algemeen betwijfeld christelijk geloof

Woensdag 21 oktober 2020


Cover van 'Het algemeen betwijfeld christelijk geloof''
Christelijke geloofstraditie herzien
Professor dr. Harry Kuitert publiceerde in het jaar 1992 het veelbesproken en ook omstreden boek 'Het algemeen betwijfeld christelijk geloof'', en gaf zijn publicatie als subtitel mee: 'een herziening'.
Met zijn boek knoopte Kuitert aan bij de angst, de onzekerheid en de twijfel over wat (nog) christelijk geloof is en wat niet meer. Die onzekerheid zou worden gevoed door de veelheid en willekeur van de voorstellen tot herinterpretatie, maar bepaald niet minder door de daarvan uitgaande suggestie dat de klassieke geloofstraditie haar geloofwaardigheid al had verloren. Dat laatste bestrijdt de auteur overigens in zijn boek.
Kuitert wilde duidelijk maken waar het in zijn ogen over ging in het christelijk geloof. Daarom biedt hij in dit boek de christelijke geloofstraditie nog maar weer eens aan.
Dit boek was bedoeld voor mensen die door de bomen het bos niet meer zagen, die zich daar ook zorgen over maakten. Kuitert wilde met dit boek die mensen laten zien waar het in de klassieke geloofsvoorstellingen van de christelijke traditie om begonnen is.
Schrijver dr. H.M. Kuitert (1924-2017) was tot zijn emeritaat verbonden aan de Theologische Faculteit  van de Vrije Universiteit te Amsterdam, sinds 1967 als hoogleraar met als leeropdracht 'Ethiek en Inleiding dogmatiek'.

Het christelijk geloof als godsdienstige traditie

  • Traditie overleveren is het doorgeven van geloofsvoorstellingen.
  • Traditie is hoe het verder ging.
  • Wat voor de één een vorm van vernieuwing is, noemt de ander afbraak, en omgekeerd.
  • Veel christenen verkeren in het onzekere over wat wel en wat niet de bedoeling is van het geloof.
  • Kuitert denkt dat de christelijke kerk met haar leer veel te ver in de richting van een totaalvisie is gegaan, dat generaties geloofsopvoeding alleen maar contraproductief heeft gewerkt.
  • De geloofsleer 'van boven' (in plaats van 'van beneden') schrikt af; de ijzeren zekerheid wordt ijzig.
  • Het geloof moet een neerslag blijven van een cumulatie van ervaringen door de generaties heen.
  • Miljoenen mensen hebben deelgenomen aan het wordingsproces van godsdiensten.
  • Godsdienstige tradities veronderstellen bestaansvragen die universeel zijn, en specifieke antwoorden daarop met behulp van verwijzingen naar God.
  • Zonder geloof vaart niemand wel.
  • Altijd impliceert godsdienstig geloof een uitleg van onszelf.
  • Godsdienst voorziet in een algemeen menselijke behoefte.
  • Alle (ook de christelijke) geloofsvoorstellingen van God en Zijn heil zijn 'van beneden'.
  • Wij hebben geen andere entree tot God dan via de traditie.
  • Geloofstradities vullen vanuit hun eigen ervaringsachtergrond het besef van God in.

Traditie en geloof

  • Een geloofstraditie is er om geloofd te worden.
  • Het 'voor waar houden' is al een even onmisbaar ingrediënt van 'geloof' als het zich engageren.
  • Geloven als 'een vrijwillige op inzicht en overtuiging gebaseerde aanvaarding van geloofsvoorstellingen' moet blijven.
  • Geloven is een vrije manier van leven, waar je je wel bij bevindt.
  • Geloof is persoonlijk van aard; een vorm van kennis(-in ontwerp).
  • Wie gelooft, neemt alvast een voorschot op de uiteindelijke ontknoping.
  • De God van het christelijk geloof is een God die Zich openbaart.
  • Volgens het christelijk geloof leren mensen God kennen doordat God Zichzelf te kennen geeft.
  • Traditie is om ermee op pad te gaan.
  • Christenen kunnen geen fundamentalisten meer worden.
  • Godsdienstige opvattingen zijn altijd gedeelde opvattingen.
Traditie en interpretatie
  • Christelijke traditie verdraagt allerlei interpretaties uitstekend.
  • Kuitert gebruikt het woord 'uitleggen' meer als 'overbruggen van historische afstand', en 'interpreteren' als 'het zoeken naar de betekenis van de geloofstraditie'.
  • Alle spreken over God (heel het godsdienstig taalgebruik) draagt het karakter van een metafoor.
  • Je krijgt een absurde voorstelling van zaken als je een metafoor meer laat zeggen dan waarvoor hij geschikt is.
Wat bij God hoort
  • Wie zegt mij dat God bestaat, en dan nog in de gedaante waarin het Christendom Hem uittekent?
  • Hoe komt ons voorgeslacht eraan dat God bestaat, en waaraan kunnen we weten dat het gelijk heeft?
  • Het Christendom is ondenkbaar zonder het geloof van Israël, dat eraan vooraf ging.
  • Mensen zijn er - als schepsel van God - op gebouwd om met God om te gaan.
  • Als het Christendom 'uit God' is, zal het overleven, en als niemand meer de christelijke versie van God aanhangt, berust het kennelijk op een vergissing.
  • De 'onmededeelbare eigenschappen' van God, duiden aan dat God minstens anders is dan mensen.
  • God is volgens het christelijk geloof een God die aangeroepen kan worden.
  • Er gebeurt van alles waardoor mens en wereld veranderen, maar wat gebeurt, verwijst niet naar God; op dat terrein moet je God dus ook niet zoeken. Onveranderlijkheid, onbewogenheid te midden van alles wat gaat en komt, zijn Zijn gewisse kenmerken.
  • God wil ons heel hebben en houden.
  • God wil omgang. Wij leven met God. God leeft met ons. Dat is typisch christelijk.
  • Verzoening: God blijft ons gezelschap willen.
  • Voleinding: God geeft ons een plaatsje in de eeuwigheid.
  • Wie over Schepping spreekt, heeft het over het gewone leven.
  • God is liefde. Waar liefde woont, woont God.
  • Alleen God is de totale toewijding waard.
  • 'God is groot' houdt in: wij begrijpen Hem niet.
  • De belijdenis van Gods onbegrijpelijkheid moet meer dan voorheen naar voren gekeerd worden.
  • We moeten van heel veel weten worden verlost, willen we de aanbidding volhouden.
De Schepper van mens en wereld
  • Heel de christelijke leer is niets anders dan een nadere uiteenzetting van wat christenen met 'God de Schepper' bedoelen, uitlopend op het geloof dat deze macht te vertrouwen is.
  • Terecht leest niemand in de scheppingsverhalen meer het verslag van een wordingsproces.
  • Genesis 1 is een heel zonnig en positief verhaal, een lofprijzing op God als Schepper.
  • God omvat ons, maar wij omvatten God niet.
  • Wij weten alleen maar dat we er zijn ter ere van God.
  • Liefde is conservatief, ze bewaart wat de moeite van het bewaren waard is.
  • Het valt niet te ontkennen dat onze inleg in de schepping heel wat heeft verknoeid, en nog verknoeit van alles wat God goed geschapen heeft.
  • Het is een vrij hachelijke onderneming om vast te stellen wat goed is en wat niet.
  • Kennis is kennis, en we mogen blij zijn dat het er is.
  • God is minstens alle gebeuren, maar alle gebeuren is niet samen God.
  • We leven om te leven, het leven zelf is de zin van het leven.
  • Maar God heeft meer besognes, een hele schepping.
  • De persoon en het werk van Jezus zijn centrale grootheden in het christelijk geloof.
  • Wie God niet in het gewone leven tegenkomt, zal Hem ook niet meer in de kerk vinden.
De mens als schepsel
  • Elk mens is een uniek exemplaar van zijn soort.
  • Een mens is als een bundeltje behoeften te karakteriseren.
  • Mensen kunnen niet alles wat ze willen, en zeker niet alles wat anderen willen.
  • Een mens is niet alleen op anderen aangewezen om te overleven, maar ook om iemand te zijn, een persoon met eigen kenmerken.
  • De samenleving, de maatschappij of hoe we 'de anderen' ook willen noemen, verleent een mens dus zijn sociale of maatschappelijke identiteit.
  • Zodra mensen maar een millimeter boven het naakte overleven uit komen, ontstaat er ruimte voor het wonder van de creativiteit en begint cultuur.
  • Zonder cultuur geen godsdienstig geloof met haar traditie.
  • We zoeken God omdat hij in ons woont.
  • We weten zonder ervaring wel wie of wat God is, Hij is ons eigen binnenste.
  • Er kleeft aan zonde ook het raadselachtige aspect van onmacht.
  • Zonde is niet erfelijk.
  • Aan zonde zit schuld vast.
  • Schuld kan alleen ontstaan waar mensen zijn.
  • Mensen zijn religieus en een raadselachtig mengsel van grandeur en misère.
  • Mensen zijn als man of als vrouw naar Gods beeld geschapen.
  • 'Beeld Gods' betekent een opdracht.
  • Wie zich aan een mens vergrijpt, vergrijpt zich aan God.
  • Eenmaal zullen alle mensen tezamen het Beeld van God vormen.
  • Normen vinden we terug in het doen en laten van Jezus.
  • Ken God, dan ken je jezelf beter.
  • Er is altijd nog Eén die weet wat ik had willen zijn.
Gods voorzienig bestel. Over de onderhouding en regering van alle dingen.
  • God is niet alleen gebod, maar ook genot.
  • Mensen zijn vrije mensen, die anders kunnen handelen als ze anders kiezen.
  • Waar vrijheid is, is God, en waar God is, is vrijheid.
  • We zijn niet alleen handelende subjecten, maar ook nog eens product van wat anderen deden.
  • Gods voorzienig bestel zet onze vrijheid niet onder druk.
  • Kwaad hoort bij het leven, en we moeten er doorheen.
  • God kan ten goede keren wat wij ten kwade hebben bedacht.
  • Een mens heeft twee dingen nodig om te kunnen overleven: 1) de Psalmen, want daar vinden we het bittere en het zoete van het leven, de lofzang en de klaagzang over Gods bestel. En 2) het Evangelie, want daar laat God zien wat Hij werkelijk met ons voor heeft.
  • God gaat niet zo zachtzinnig met mens en wereld om als wij zouden willen, maar aan het eind ontpopt Hij Zich als Wie Hij is, vangt Hij ons op en bergt Hij ons voor de eeuwigheid.
De samenhang
  • Juist de verlossing onderstreept dat de schepping hoofdzaak is, begin en eindpunt van alle wegen Gods.
  • Geloof is een hoogst persoonlijke aangelegenheid.
Christologie
  • God is liefde, maar om bij de God van die liefde uit te komen, moet een mens de weg van het geloof in Christus gaan.
  • In de spiegel van Christus zien we Gods ware gelaat.
  • Het gaat om God, maar het draait om Christus.
  • De christelijke gemeenschap moeten de Joden voorlopig maar eens met rust laten.
  • Jezus verwijst naar een historische persoon.
  • Jezus is (de) Christus.
  • Een verhaal over iemand is per definitie iets wat verteld wordt, en vertellen sluit altijd betekenis-geven in.
  • Elke cultuur ziet blijkbaar weer iets anders in Hem, iets van zichzelf en van de eigen aspiraties.
  • Jezus maakt de vervreemding tussen God en Zijn schepselen ongedaan; daar is Hij niet bruikbaar voor, maar noodzakelijk.
  • In Jezus Christus ontmoeten wij God Zelf.
De verzoening
  • In Christus was God bezig de wereld met Zichzelf te verzoenen.
  • Het verleden kan niet ongedaan gemaakt worden.
  • God laat Jezus en de zondaar van plaats wisselen, Hij geeft Hem voor ons allen over.
  • Schuld belijden is iets wat volwassenheid en zelfbesef van relatie veronderstelt: alleen ten aanzien van iemand die je kent, kun je je schuldig voelen.
  • Om de vrijheid, waarmee Christus vrij maakt, zou een mens dus christen kunnen worden.
  • Er is geen 'goedkope' genade, vergeving heeft een prijs, zowel voor God als voor de mensen.
  • Statusverandering brengt innerlijke verandering mee.
  • God is onze woning. Die verduurt niet alleen de tijd, maar maakt ook nieuwe mensen van hen die erin wonen.
  • Het christelijk leven wordt telkens opnieuw ingevuld en moet telkens opnieuw worden ingevuld.
  • De nieuwe mens is 'Christus in ons'.
  • Christelijk is ook wel enthousiast vechten voor een betere samenleving.
  • Wie in de verzoening door Jezus Christus gelooft, is voor God een bescheiden mens geworden.
  • In de kerk, in de prediking van de verzoening door Jezus Christus bevestigt God wat en wie Hij is.
De opstanding
  • Sterven is voor gelovige mensen een doorgang naar het Leven.
  • Je moet al geloven in Jezus als de door God aangewezen heilbrenger, wil je in Zijn opstanding kunnen geloven.
  • Het verhaal van Jezus eindigt niet met de dood van de hoofdpersoon, het gaat verder.
  • Jezus werd niet weer levend, hij stond op uit de doden. Dat is iets onvergelijkbaar anders.
  • Voor Jezus houdt de opstanding in dat God Hem bevestigt.
  • Opstanding wil zeggen dat ook voor ons de dood niet het laatste woord is, wij ontkomen aan de dood en terug keren naar God die ons heeft geschapen.
De Hemelvaart en het zitten ter rechterhand Gods
  • Jezus is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Dat maakt vrij, maar laat ook vrij.
Het laatste oordeel
  • Voorbijlopen aan de kleinen en de armen is allerminst een kleinigheid.
De triniteit: Vader, Zoon en Heilige Geest
  • Jezus is er om mensen weer het gezicht op God te geven, of God weer een gezicht te geven.
  • De christelijke kerk verkondigt Jezus. Je moet er in elk geval voor naar de kerk om het verhaal te horen te krijgen.
De uitverkiezing
  • Wie zichzelf niet kan helpen, zal door de God van de christenen geholpen worden, en wie alles zelf kan, blijft met lege handen achter.
De Kerk als samenvatting van  alle frustraties
  • Toen de nood aan de man kwam, ontbrak het de kerk aan een sociaal gezicht, daarom zijn de arbeiders eruit gelopen. De kunstzinnige mensen konden met haar kneuterigheid en letterknechterij niets beginnen.
  • Christenen functioneren ook buiten de kerk als christen, of liever: daar functioneren ze pas.
  • De kerk is niet zelf het Koninkrijk Gods op aarde, maar ze gaat het van de aarde maken.
  • Geen kerk zonder wereld.
  • De kerk kan haar verhaal toch niet anders kwijt dan in termen van de cultuur waarin ze zich beweegt.
  • Godsdienstig geloof is helemaal niet zo versleten als vaak wordt voorgesteld. Mensen zijn ermee bezig en 'doen er aan'.
  • Laat de christelijke kerk de ruif maar wat lager hangen, zodat iedereen erbij kan, en niet alleen halve theologen.
  • We zouden in de kerk wat meer waardering kunnen hebben voor mensen die van dat gepraat een afknapper krijgen.
  • Het hoeft niet leuk te worden in de kerk.
  • Wat je in de kerk verwacht te vinden: rechtvaardigheid en naastenliefde, vind je vaak buiten.
  • Er is vanuit de schepping een veelkleurigheid in de kerk die vrolijk stemt.
  • Maak van de verschillende kerkgenootschappen orden binnen één overkoepelend verband.
  • Gister is nooit norm voor vandaag of morgen.
  • De ellende begint waar mensen elkaars opvatting niet meer willen horen.
  • Gedogen is het begin van het einde.
  • Wie alleen nog gedoogd wordt, trekt zijn conclusies en verdwijnt.
  • Elkaar aanvaarden, daar moet alles mee beginnen.
  • Wie zichzelf niet kan relativeren, kan geen zending of missie drijven.
  • Geen enkele cultuur of religie is onaantastbaar of boven kritische benadering verheven.
  • Gesprek geschiedt op voet van gelijkheid, vraagt om wederkerigheid.
Kerk en sacramenten
  • De culturele taal van toen is weg, de verhouding Christendom en cultuur ligt totaal anders en de innerlijke beleving, de religiositeit van vroeger, kennen we niet meer.
  • De gelovige mens kan niet zonder ervaring van God.
  • Het zou wel eens kunnen zijn dat we Gods aanwezigheid moeten zoeken in het leven zelf.
De Christelijke toekomstverwachting
  • Christelijk geloof is in de grond van de zaak hoop op een andere wereld, die eenmaal in deze wereld zal aanbreken.
  • Wie voor de leefbaarheid van de wereld zorgdraagt, werkt voor God.
  • Het christelijk geloof is geen vooruitgangsgeloof.
  • Mensen zouden zich moeten inzetten voor de anderen, ze zouden hun angst om te kort te komen, moeten afleggen.
  • Opofferen is het verste waartoe we kunnen gaan, als we ons voor anderen inzetten.
  • De wereld moet wereld blijven, en de kerk kerk.
  • De kerk heeft geen verstand van de wereld, althans niet meer dan de wereld zelf.
  • De christelijke traditie weet van geloof, hoop en liefde.
  • In deze wereld zullen wij het Koninkrijk Gods niet aantreffen.
Leven en dood: het hiernamaals
  • Sterven is geen keus, maar een lot dat ieder boven het hoofd hangt.
  • Ouders leven in hun kinderen voort, ook na hun dood.
  • Is iemand naar de hemel gegaan, staak dan het zoeken, voor ons is hij of zij nergens meer.
  • 'Hiernamaals' en 'hemel' zijn metaforen voor een realiteit.
  • Sterven is erven, zowel als derven.
  • Vriendschap met de eeuwige God is eeuwige vriendschap.
Communicatie met God
  • Wij brengen van bidden niet veel terecht, omdat wij niet weten wat wij bidden moeten.
  • Bidden is een persoonlijke zaak, een eenzaam gebeuren.
  • Bidden kan ook onbewust, in de zin van niet speciaal bedoeld.
  • Als de donder naar God, als je in nood komt.
  • De God van de christelijke traditie is juist een God die men aanroept in nood.
  • Bidden is primair en van ouds zich tot God wenden met een bede om hulp.
  • Mensen vragen niet gemakkelijk andere mensen om hulp, hetzij uit trots, hetzij uit verlegenheid, hetzij uit een mengsel van beide.
  • Mond dicht, je niet laten kennen is de slechtste raad die iemand een ander ooit kan geven.
  • Bidden is aankloppen bij Hem die het al weet.
  • Voor God hoeft bidden niet, het is goed voor onszelf, we hebben een adres waar wij ons toe kunnen wenden.
  • Wie bidt, gelooft dat God in hem belang stelt.
  • Hoe concreter de dominee bidt, des meer mensen vallen er af.
De wil van God
  • Zonder moraal kan geen gemeenschap bestaan.
  • Het christelijk leven bestaat in gehoorzaamheid aan God.
  • Wat onze grootouders voor Gods wil hielden (hun morele code), is een jas die ons niet meer past.
  • De christenheid mag zich wel tienmaal bedenken voordat ze aanwijzingen voor het leven (de morele code) met Gods wil gelijkstelt.
  • Mensen hebben een niet te onderschatten vrijheidsdrang opgelopen in onze cultuur.
  • Morele codes veranderen, ook de christelijke.
  • Moraal verandert niet alleen, ze verbrokkelt ook.
  • Als we alles zouden doen wat in de Bijbel als gebod van God wordt overgeleverd, zouden we vandaag slechte mensen zijn met weerzinwekkende daden.
  • God wil wat goed is.
  • Wat goed is, moeten wij zelf uitzoeken.
  • We moeten werken met wat wij voor goed en kwaad houden, iets anders zit er niet op.
  • Een samenleving mag nog zo pluraal zijn, ze moet ook een morele code hebben die gemeenschappelijk is aan allen. Anders kan ze niet bestaan.
  • Iemand hoeft er geen christen voor te zijn om het verschil tussen goed en kwaad te kennen.
  • Het Christendom neemt in zich op wat in een cultuur moreel geboden is.
  • Een  zeker gezag ervaren we wel degelijk in morele regels, we voelen ons erdoor verplicht.
  • Waar niets verwacht wordt, is geen morele opvoeding aanwezig en groeit iemand op voor galg en rad.
  • Mensen bestaan niet als enkeling.
  • Alle mensen handelen volgens regels.
  • We willen niet dat iemand zijn eigen wetgever is, daarvoor houden we er juist een moraal op na.
  • Moraal volgt uit het geloof.
  • Het staat iedere gemeenschap vrij het christelijke in te vullen zoals ze denkt dat het goed is.
  • Voor zover het om de christelijke moraal gaat, kan die moraal ook voortbestaan zonder christelijke kerk als voedster of hoedster.
  • In eigenlijke zin bestaat er geen christelijke ethiek.
  • Moraal is noodzaak, ze is de kurk waarop de menselijke samenleving drijft, maar niet de kurk waarop we drijven in onze relatie tot God.
  • Liefhebben is niet exclusief christelijk, zelfs niet exclusief religieus, maar een morele opdracht die in vrijwel alle culturen terug te vinden is.
  • Wat het christendom doet, is de liefde tot de hoogste deugd verheffen, en haar reikwijdte uitbreiden tot het liefhebben van vijanden.
  • De naaste die ik moet liefhebben als mijzelf is de persoon die op mijn hulp is aangewezen.
  • Voor de christenheid van alle eeuwen vormt 'liefhebben' de positieve kant van Gods wil.
De Bijbel en haar uitleg
  • De Bijbel is niet een uit één steen gehouwen beeldwerk, maar eerder een mozaïek, een samenstelling. Dat maakt het lezen ervan buitengewoon spannend.
  • Op grond van haar geïnspireerdheid is de Bijbel Gods onfeilbaar Woord, richtsnoer voor leer en leven, rechter in alle geschillen, kortom het hoogste gezag in de kerk.
  • De Bijbel is niet de vaste grond waarin het geloof ankert. de vaste grond is God Zelf.
  • De Bijbel bevat wat Israël over God dacht en wat de evangelisten en apostelen over Jezus dachten. Niets meer, niets minder.
  • Wie gelooft, gelooft om wat hij in de Bijbel aantreft, om wat erin staat. De inhoud van de Bijbel maakt het boek belangrijk, en niet omgekeerd.
  • De kerk gaat niet aan het Woord van God vooraf, want ze is van dat Woord juist een schepping.
  • De kerk was er voor de Bijbel.
  • Het boek (de Bijbel) is de vorm waarin de overlevering van het geloof voorlopig tot rust is gekomen.
  • De Bijbel is de oudste en meest uitgebreide vorm van het christelijke zoekplaatje van God.
  • De kracht van de Bijbel ligt in de inhoud van de Bijbel.
  • De (Bijbel-)tekst is er, de lezer is er en de betekenis ontstaat doordat de tekst wat met de lezer doet, en de lezer met de tekst.
  • Het uitleggen van (Bijbel-)teksten blijft altijd doorgaan, gelukkig, Het houdt de teksten in beweging.
  • De Bijbel is er om te overdenken, niet om voor te schrijven wat we denken moeten.

Geen opmerkingen: