Maandag 31 oktober 2011
Wie over de Truerderdyk/Wurgedyk ons dorp Stiens in oostelijke richting verlaat in de richting van de Dokkumer Ee, passeert ongeveer halverwege de Wurgedyk aan de linkerzijde de Griene Dyk. Op deze splitsing loopt de Griene Dyk in noordwestelijke richting weg van de Wurgedyk.
Op de eerstvolgende splitsing volgt een afslag in oostelijke richting, rechtsaf naar het poldergemaal 'De Koai'. Dit boezemgemaal is een deels open vijzelgemaal, dat afwatert naar de iets noordelijker gelegen Feinsumer Feart, die weer uitloopt naar de Dokkumer Ee aan de oostzijde.
Op die splitsing ter hoogte van de afslag naar De Koai loopt de Griene Dyk door in westelijke richting, parallel aan de Feinsumer Feart. Op de volgende splitsing eindigt de Griene Dyk, op de plek waar je in westelijke richting over de Poeldyk naar Feinsum kunt gaan en waar je in zuidelijke richting over de Harnsterdyk weer terug kunt naar de Wurgedyk, om bij de kinderboerderij Doniastate over de Wurgedyk/Truerderdyk weer terug te gaan naar Stiens.
De naam Griene Dyk geeft aan dat deze weg ten opzichte van de aanliggende, doorgaande verharde wegen lange tijd niet werd uitgevoerd met een verhard wegdek, maar dat de Griene Dyk vooralsnog werd aangehouden als onverharde, groene (Fries: Griene) weg (Fries: Dyk). Tegenwoordig is de Griene Dyk een smalle, geasfalteerd weg.
maandag 31 oktober 2011
zondag 30 oktober 2011
4feest! in De Hege Stins
Zondag 30 oktober 2011
Het is vandaag Bijbelzondag. De Bijbel staat vandaag centraal. De Bijbel gaat vandaag open. Vanmorgen werden drie kinderen gedoopt in een feestelijke kerkdienst. Vanavond gaat de Bijbel weer open. En alweer een feestelijke dienst. Evenals vanmorgen staat ook deze kerkdienst vanavond onder leiding van dominee Jaap Overeem.
De Gemeentedienst om 19.00 uur in De Hege Stins van Stiens is een Jeugddienst, die is voorbereid door de Catechesegroep van 12- en 13-jarigen, die zich ‘Jezus + friends’ noemt’. De catecheten van deze groep zijn Ernst & Nynke Jonker. Volgens de aankondigingen belooft het een speciale, interactieve gebeurtenis te worden, met een lopend buffet rond vier tafels.
Het thema van deze jeugddienst is ‘4feest!’. De catechesegroep legt vanavond de verbinding tussen vier christelijke feesten en hun Joodse oorsprong. En tja, als Jezus hieraan heeft meegedaan, mogen en willen wij dit feest toch zeker niet missen? Dus wonen we deze feestelijke viering vanavond graag bij. En dat blijkt een goed besluit te zijn, want we genieten vanavond van deze goed georganiseerde en bovenal ook gezellige bijeenkomst.
Bij aanvang van de kerkdienst zijn de jongeren druk bezig om de laatste voorbereidingen te treffen op de vier feestelijk gedekte tafels in de vier hoeken van de grote kerkzaal. Als alle viertafels gereed zijn, kan het feest beginnen. We beginnen met een passend aanvangslied: ‘Hineh ma tov uma na’im”, ofwel: ‘Wat goed is het, wat heerlijk om in eendracht als familie bij elkaar te wonen’, wat we ook in canon enkele malen zingen. Klinkt goed!
Dan worden alle aanwezigen genodigd om met z’n allen achtereenvolgens bij de vier feestelijk gedekte tafels langs te lopen. Op en bij elke viertafel staat één Joods feest centraal. Steeds wordt de maaltijd aan een tafel geopend met een Bijbellezing door lector Pieter Dijkhuis. Dan volgt een uitleg over het feest, over de gerechten, over de voorwerpen en de symbolen die op de bijbehorende feestdis staan. Na de uitleg worden we allemaal uitgenodigd om samen te eten van wat op de feesttafel staat. Dan wordt er gegeten en gedronken, en ondertussen is er gelegenheid om even gezellig bij elkaar te staan praten. Na enige tijd schuiven we dan door naar de volgende tafel.
Achtereenvolgens komen de volgende vier feesten aan de orde:
1. Soekot, ook wel Loofhuttenfeest genoemd.
Soekot (Sukkot) is het Joodse feest, dat zeven dagen duurt, en waarbij herdacht wordt, dat de Joden veertig jaren lang in hutten in de woestijn omzwierven. Soekot is een vreugdevol feest. De periode in de woestijn lag tussen de uittocht uit Egypte (die met Pesach wordt gevierd) en de intocht in het beloofde land Israël.
2. Chanoeka, ook wel het Lichtfeest genoemd.
Terwijl thuis ter herdenking van de Tempelwijding de chanoekia (een negenarmige kandelaar) voor het raam staat te stralen, worden in het gezin spelletjes gespeeld, speciale gerechten gegeten en cadeautjes uitgepakt. Men eet dan onder andere ‘latkes’. Dat zijn aardappelpannenkoekjes, die wij vanavond ook eten.
3. Pesach, ook wel het Paasfeest genoemd.
Het Joodse Paasfeest of het Feest van de ongezuurde broden is een eeuwenoud feest, dat zijn oorsprong vindt in de geschiedenis van het volk Israël, waarbij de uittocht (exodus) van het Joodse volk uit Egypte wordt herdacht. Heel lang geleden werd met dit feest de eerste oogst van het nieuwe jaar gevierd.
4. Sjavoeot, ook wel het Wekenfeest genoemd.
Dit feest wordt vijftig dagen na Pesach gevierd. Precies zeven weken na de uittocht uit Egypte verzamelden de Joden zich aan de voet van de berg Sinaï, waar God hen de Tien Geboden gaf. Tijdens Sjavoeot staat leren centraal; Joden leren tot 's morgens vroeg uit de Thora en uit de vele commentaren. Sjavoeot luidt voor sommige Joden ook het begin van de Joodse opvoeding van hun kinderen in. Past dus ook heel goed bij de doopdienst van vanmorgen.
Als we van tafel wisselen, wordt op de sjofar geblazen. De sjofar (een ramshoorn) wordt geblazen om het volk op te roepen tot bezinning. Elke tafelgang wordt door ons vanavond afgesloten met het gezamenlijk zingen van een vers uit Psalm 118. Na de collecte voor Christenen in Israël en voor het Nederlands Bijbelgenootschap worden de organisatoren en de jongeren bedankt voor hun gastvrijheid en voor hun uitleg en dan wordt deze mooie viering afgesloten met het gezamenlijk zingen van het lied ‘Shalom, chaverim’, ofwel ‘Vrede, vrienden, en tot ziens!’.
Het is vandaag Bijbelzondag. De Bijbel staat vandaag centraal. De Bijbel gaat vandaag open. Vanmorgen werden drie kinderen gedoopt in een feestelijke kerkdienst. Vanavond gaat de Bijbel weer open. En alweer een feestelijke dienst. Evenals vanmorgen staat ook deze kerkdienst vanavond onder leiding van dominee Jaap Overeem.
De Gemeentedienst om 19.00 uur in De Hege Stins van Stiens is een Jeugddienst, die is voorbereid door de Catechesegroep van 12- en 13-jarigen, die zich ‘Jezus + friends’ noemt’. De catecheten van deze groep zijn Ernst & Nynke Jonker. Volgens de aankondigingen belooft het een speciale, interactieve gebeurtenis te worden, met een lopend buffet rond vier tafels.
Het thema van deze jeugddienst is ‘4feest!’. De catechesegroep legt vanavond de verbinding tussen vier christelijke feesten en hun Joodse oorsprong. En tja, als Jezus hieraan heeft meegedaan, mogen en willen wij dit feest toch zeker niet missen? Dus wonen we deze feestelijke viering vanavond graag bij. En dat blijkt een goed besluit te zijn, want we genieten vanavond van deze goed georganiseerde en bovenal ook gezellige bijeenkomst.
Bij aanvang van de kerkdienst zijn de jongeren druk bezig om de laatste voorbereidingen te treffen op de vier feestelijk gedekte tafels in de vier hoeken van de grote kerkzaal. Als alle viertafels gereed zijn, kan het feest beginnen. We beginnen met een passend aanvangslied: ‘Hineh ma tov uma na’im”, ofwel: ‘Wat goed is het, wat heerlijk om in eendracht als familie bij elkaar te wonen’, wat we ook in canon enkele malen zingen. Klinkt goed!
Dan worden alle aanwezigen genodigd om met z’n allen achtereenvolgens bij de vier feestelijk gedekte tafels langs te lopen. Op en bij elke viertafel staat één Joods feest centraal. Steeds wordt de maaltijd aan een tafel geopend met een Bijbellezing door lector Pieter Dijkhuis. Dan volgt een uitleg over het feest, over de gerechten, over de voorwerpen en de symbolen die op de bijbehorende feestdis staan. Na de uitleg worden we allemaal uitgenodigd om samen te eten van wat op de feesttafel staat. Dan wordt er gegeten en gedronken, en ondertussen is er gelegenheid om even gezellig bij elkaar te staan praten. Na enige tijd schuiven we dan door naar de volgende tafel.
Achtereenvolgens komen de volgende vier feesten aan de orde:
1. Soekot, ook wel Loofhuttenfeest genoemd.
Soekot (Sukkot) is het Joodse feest, dat zeven dagen duurt, en waarbij herdacht wordt, dat de Joden veertig jaren lang in hutten in de woestijn omzwierven. Soekot is een vreugdevol feest. De periode in de woestijn lag tussen de uittocht uit Egypte (die met Pesach wordt gevierd) en de intocht in het beloofde land Israël.
2. Chanoeka, ook wel het Lichtfeest genoemd.
Terwijl thuis ter herdenking van de Tempelwijding de chanoekia (een negenarmige kandelaar) voor het raam staat te stralen, worden in het gezin spelletjes gespeeld, speciale gerechten gegeten en cadeautjes uitgepakt. Men eet dan onder andere ‘latkes’. Dat zijn aardappelpannenkoekjes, die wij vanavond ook eten.
3. Pesach, ook wel het Paasfeest genoemd.
Het Joodse Paasfeest of het Feest van de ongezuurde broden is een eeuwenoud feest, dat zijn oorsprong vindt in de geschiedenis van het volk Israël, waarbij de uittocht (exodus) van het Joodse volk uit Egypte wordt herdacht. Heel lang geleden werd met dit feest de eerste oogst van het nieuwe jaar gevierd.
4. Sjavoeot, ook wel het Wekenfeest genoemd.
Dit feest wordt vijftig dagen na Pesach gevierd. Precies zeven weken na de uittocht uit Egypte verzamelden de Joden zich aan de voet van de berg Sinaï, waar God hen de Tien Geboden gaf. Tijdens Sjavoeot staat leren centraal; Joden leren tot 's morgens vroeg uit de Thora en uit de vele commentaren. Sjavoeot luidt voor sommige Joden ook het begin van de Joodse opvoeding van hun kinderen in. Past dus ook heel goed bij de doopdienst van vanmorgen.
Als we van tafel wisselen, wordt op de sjofar geblazen. De sjofar (een ramshoorn) wordt geblazen om het volk op te roepen tot bezinning. Elke tafelgang wordt door ons vanavond afgesloten met het gezamenlijk zingen van een vers uit Psalm 118. Na de collecte voor Christenen in Israël en voor het Nederlands Bijbelgenootschap worden de organisatoren en de jongeren bedankt voor hun gastvrijheid en voor hun uitleg en dan wordt deze mooie viering afgesloten met het gezamenlijk zingen van het lied ‘Shalom, chaverim’, ofwel ‘Vrede, vrienden, en tot ziens!’.
zaterdag 29 oktober 2011
Twee verhuizingen op één dag
Zaterdag 29 oktober 2011
Tegen 9.00 uur rijden Pieter en ik de stad Groningen binnen. Onze missie voor vandaag is: twee verhuizingen op één dag. Marijn verhuizen we van de woning van Gaby naar het huis van Jan Wijbe en Jan Wijbe verhuizen we van zijn woning naar het huis van Gaby.
Met de familie van Gaby en van Jan Wijbe -waaronder ook Rauke & Baukje - en met de vrienden van Marijn vormen we op deze verhuisdag in de grootste samenstelling op enig moment van de dag een verhuis-, schoonmaak- en inrichtingsteam van twaalf personen. Met twee auto's en een aanhangwagen en met de inzet van allen die helpen, krijgen we het voor elkaar om beide inboedels op één dag te verhuizen.
Door deze duo-verhuizing kunnen we heel efficiënt te werk gaan, want enerzijds hebben we tussen de woning en de auto's heen en weer lopend voortdurende vracht en anderzijds hebben we tussen de beide woningen heen en weer rijdend ook steeds vracht. Nooit met lege handen lopen en nooit met een lege auto rijden, vormt het succes van deze dag.
Dit maakt het mogelijk dat we vanmiddag nog volop tijd over hebben om ook het nodige montagewerk te verrichten, opdat nagenoeg alle huisraad nu ook weer in elkaar gezet in de woning staat. Volgende stap is het uitpakken van alle verhuisdozen en het inrichten van de woning.
Tegen 9.00 uur rijden Pieter en ik de stad Groningen binnen. Onze missie voor vandaag is: twee verhuizingen op één dag. Marijn verhuizen we van de woning van Gaby naar het huis van Jan Wijbe en Jan Wijbe verhuizen we van zijn woning naar het huis van Gaby.
Met de familie van Gaby en van Jan Wijbe -waaronder ook Rauke & Baukje - en met de vrienden van Marijn vormen we op deze verhuisdag in de grootste samenstelling op enig moment van de dag een verhuis-, schoonmaak- en inrichtingsteam van twaalf personen. Met twee auto's en een aanhangwagen en met de inzet van allen die helpen, krijgen we het voor elkaar om beide inboedels op één dag te verhuizen.
Door deze duo-verhuizing kunnen we heel efficiënt te werk gaan, want enerzijds hebben we tussen de woning en de auto's heen en weer lopend voortdurende vracht en anderzijds hebben we tussen de beide woningen heen en weer rijdend ook steeds vracht. Nooit met lege handen lopen en nooit met een lege auto rijden, vormt het succes van deze dag.
Dit maakt het mogelijk dat we vanmiddag nog volop tijd over hebben om ook het nodige montagewerk te verrichten, opdat nagenoeg alle huisraad nu ook weer in elkaar gezet in de woning staat. Volgende stap is het uitpakken van alle verhuisdozen en het inrichten van de woning.
vrijdag 28 oktober 2011
10 jier Plattelânsprojekten yn Fryslân
Vrijdag 28 oktober 2011
Al tien jaar werken we in Fryslân met de succesvolle gebiedsgerichte aanpak van Plattelânsprojekten. De provincie Fryslân werkt daarin vanuit de streek èn met de partijen uit die streek. Die aanpak hielp voor een wezenlijke bijdrage aan de ontwikkeling van het Friese platteland. Tien jaar succes is een eerbetoon aan iedereen die zich inzet voor het Friese platteland. Dat wil de provincie Fryslân vandaag graag met ons vieren. Als bestuursvoorzitter van de Stichting Jabikspaad Fryslân woon ik vanmiddag en vanavond het feestelijke symposium bij in De Buitenplaats te Earnewâld.
Zo'n 300 genodigden worden aan het eind van de middag welkom geheten door Klaas Zwart, Afdelingshoofd Plattelânsprojekten. Zwart heet alle gasten uit de 27 Friese gemeenten uit de Greidhoeke, de Waddeneilanden, van de klei, uit de Wouden en uit het lage midden van Fryslân van harte welkom. Hier in de zaal zitten volgens Klaas Zwart de politici, de ondernemers, de cultuurwerkers, de initiators, de creatieven, de geduldigen en de 'warbere' Friezen, die het verschil maken. Meer dan 2500 uitgevoerde van de 4500 ingediende projecten hebben er een bijdrage aan geleverd dat de vele levende dorpen de kracht van Fryslân vormen. Met elkaar hebben we in de afgelopen tien jaar mensen, middelen en mogelijkheden met succes bij elkaar gebracht.
Na de humoristisch peptalk van 'Siebe' over de 'bottom up'-methode van de Friese Zuidwesthoek volgt een vraaggesprek met drie oud-platformleden Tineke Hemminga, Piet Nauta en Anje Wester over hun inspiratie en hun 'plattelânswurk' van de afgelopen jaren.
Vervolgens geeft professor dr. Pieter Winsemius zijn visie op 'De rol van de overheid en de burger bij plattelandsontwikkeling'.
Winsemius:
- De succesfactoren zijn: met je 'uitdaging' en de nodige 'toerusting' 'klein beginnen' en 'onverzettelijk doorgaan';
- In Fryslân worden vrijwilligers door mede-dorpsgenoten aangewezen met de mededeling: "Jí'j moet dat doen';
- Als je boven in de hiërarchie zit, zie je de afstand tot de anderen niet, maar als je onderaan in de hiërarchie zit, zie je die afstand wel;
- Als je dorpen levend wilt houden, moet je beginnen bij de inwoners, moet je de besturen van dorpsverenigingen regelmatig wisselen, moet je als bestuursleden zelf niets doen, maar overal werkgroepen voor in het leven roepen en heeft je dorp één gemeenschappelijke website nodig, waarop alle dorpsnieuws komt te staan;
- Gemeenten en maatschappelijke instellingen moeten allemaal meewerken; die verbindingen heb je nodig en als je erin gelooft, lukt het ook;
- De provincie moet de ruimte creëren en op afstand blijven en naar Den Haag moeten we als Friezen minder lief zijn en gewoon tegen de Randstedelingen zeggen: 'zo doen we dat hier, ondanks alle Haagse regels; zo werkt het hier';
- Wees inspirerend en licht rebels!
Tweede hoofdspreker is professor dr. Jouke van Dijk, hoogleraar Regionale Arbeidsmarktanalyse, die spreekt over 'De toekomst van Fryslân als plattelandsregio'.
Van Dijk:
- Die huidige crisis gaat wel weer eens over, maar ik weet niet nog niet wanneer;
- Lastiger is de krimp in Fryslân en een nog groter probleem is de vergrijzing van Fryslân;
- Opleidingsvoorzieningen en Ondernemerschap zijn heel belangrijk voor de economische ontwikkeling;
- Het platteland verschuift van een productieruimte naar een consumptieruimte; toerisme is dan een kans voor de krimpregio;
- Als regio heb je een concept nodig; je moet keuzes maken en uniek zijn als dorp;
- We moeten het Rijk vertellen en overtuigen dat wij en zij het op onze manier moeten doen.
Na deze twee lezingen, volgt een paneldiscussie met de Friese gedeputeerden die Plattelânsprojecten in portefeuille hebben (gehad). Gespreksdeelnemers zijn de eerste gedeputeerde Piet Bijman, de derde gedeputeerde Hans Konst en de huidige, vierde gedeputeerde Johannes Kramer. De inmiddels overleden, tweede, gedeputeerde Anita Andriesen wordt in de discussie gememoreerd.
Piet Bijma: 'Toen we in de begintijd van het Leaderproject Den Haag niet nodig hadden, was dat een prachtige tijd om te experimenteren'.
Hans Konst: "De mooiste projecten zijn de projecten die worden gedragen door de gemeenschap, door het dorp'.
Johannes Kramer: "Het begint hier niet met geld, maar met goede ideeën en met onze goede medewerkers".
Tip van Bijma aan Kramer: "Zoek naar synergie in de streek; met één project moet je voortaan meerdere dorpen bereiken".
Tip van Konst aan Kramer: "Steek geld in wat draagvlak heeft; als iedereen in het dorp of in de streek er voor gaat'.
Dan volgt een flitsspeech van Johannes Kramer, de huidige Friese gedeputeerde Plattelandsbeleid.
Kramer:
- We moeten zelf aan de slag;
- We moeten macht delen, om gezag te krijgen;
- In Fryslân moeten we van onderop en horizontaal samenwerken;
- We moeten ICT en 'Het Nieuwe Werken' inzetten;
- Burgers moeten hun eigen toekomst maken;
- Als je maar weet waar je naar toe wilt, moet de provincie dat faciliteren.
Afdelingshoofd Plattelânsprojekten Klaas Zwart sluit het symposium af met de oproep: 'Blijf ook in de toekomst bij ons komen met ideeën, met energie en met creativiteit'.
Dan is er volop tijd om te netwerken, onder het genot van een koud en warm buffet van overheerlijke Friese streekproducten èn muziek. Ik kijk in noordwestelijke richting over het water naar het dorp Earnewâld aan de overzijde van het water. Een lichte mist hangt boven het wateroppervlak. De ondergaande zon kleurt de lucht en de weerspiegeling in het water schilderachtig mooi. Een zeilschip met verlichting in het touwwerk ligt op de voorgrond langs de kade. Binnen is het feest voor al die mensen die het Friese platteland een warm hart toedragen, maar hier buiten op het waterrijke Friese platteland is het evenzo feest, voor wie oog heeft voor onze mooie provincie, die het waard is om je er ook in de komende jaren weer met hart en ziel voor in te zetten.
Al tien jaar werken we in Fryslân met de succesvolle gebiedsgerichte aanpak van Plattelânsprojekten. De provincie Fryslân werkt daarin vanuit de streek èn met de partijen uit die streek. Die aanpak hielp voor een wezenlijke bijdrage aan de ontwikkeling van het Friese platteland. Tien jaar succes is een eerbetoon aan iedereen die zich inzet voor het Friese platteland. Dat wil de provincie Fryslân vandaag graag met ons vieren. Als bestuursvoorzitter van de Stichting Jabikspaad Fryslân woon ik vanmiddag en vanavond het feestelijke symposium bij in De Buitenplaats te Earnewâld.
Zo'n 300 genodigden worden aan het eind van de middag welkom geheten door Klaas Zwart, Afdelingshoofd Plattelânsprojekten. Zwart heet alle gasten uit de 27 Friese gemeenten uit de Greidhoeke, de Waddeneilanden, van de klei, uit de Wouden en uit het lage midden van Fryslân van harte welkom. Hier in de zaal zitten volgens Klaas Zwart de politici, de ondernemers, de cultuurwerkers, de initiators, de creatieven, de geduldigen en de 'warbere' Friezen, die het verschil maken. Meer dan 2500 uitgevoerde van de 4500 ingediende projecten hebben er een bijdrage aan geleverd dat de vele levende dorpen de kracht van Fryslân vormen. Met elkaar hebben we in de afgelopen tien jaar mensen, middelen en mogelijkheden met succes bij elkaar gebracht.
Na de humoristisch peptalk van 'Siebe' over de 'bottom up'-methode van de Friese Zuidwesthoek volgt een vraaggesprek met drie oud-platformleden Tineke Hemminga, Piet Nauta en Anje Wester over hun inspiratie en hun 'plattelânswurk' van de afgelopen jaren.
Vervolgens geeft professor dr. Pieter Winsemius zijn visie op 'De rol van de overheid en de burger bij plattelandsontwikkeling'.
Winsemius:
- De succesfactoren zijn: met je 'uitdaging' en de nodige 'toerusting' 'klein beginnen' en 'onverzettelijk doorgaan';
- In Fryslân worden vrijwilligers door mede-dorpsgenoten aangewezen met de mededeling: "Jí'j moet dat doen';
- Als je boven in de hiërarchie zit, zie je de afstand tot de anderen niet, maar als je onderaan in de hiërarchie zit, zie je die afstand wel;
- Als je dorpen levend wilt houden, moet je beginnen bij de inwoners, moet je de besturen van dorpsverenigingen regelmatig wisselen, moet je als bestuursleden zelf niets doen, maar overal werkgroepen voor in het leven roepen en heeft je dorp één gemeenschappelijke website nodig, waarop alle dorpsnieuws komt te staan;
- Gemeenten en maatschappelijke instellingen moeten allemaal meewerken; die verbindingen heb je nodig en als je erin gelooft, lukt het ook;
- De provincie moet de ruimte creëren en op afstand blijven en naar Den Haag moeten we als Friezen minder lief zijn en gewoon tegen de Randstedelingen zeggen: 'zo doen we dat hier, ondanks alle Haagse regels; zo werkt het hier';
- Wees inspirerend en licht rebels!
Tweede hoofdspreker is professor dr. Jouke van Dijk, hoogleraar Regionale Arbeidsmarktanalyse, die spreekt over 'De toekomst van Fryslân als plattelandsregio'.
Van Dijk:
- Die huidige crisis gaat wel weer eens over, maar ik weet niet nog niet wanneer;
- Lastiger is de krimp in Fryslân en een nog groter probleem is de vergrijzing van Fryslân;
- Opleidingsvoorzieningen en Ondernemerschap zijn heel belangrijk voor de economische ontwikkeling;
- Het platteland verschuift van een productieruimte naar een consumptieruimte; toerisme is dan een kans voor de krimpregio;
- Als regio heb je een concept nodig; je moet keuzes maken en uniek zijn als dorp;
- We moeten het Rijk vertellen en overtuigen dat wij en zij het op onze manier moeten doen.
Na deze twee lezingen, volgt een paneldiscussie met de Friese gedeputeerden die Plattelânsprojecten in portefeuille hebben (gehad). Gespreksdeelnemers zijn de eerste gedeputeerde Piet Bijman, de derde gedeputeerde Hans Konst en de huidige, vierde gedeputeerde Johannes Kramer. De inmiddels overleden, tweede, gedeputeerde Anita Andriesen wordt in de discussie gememoreerd.
Piet Bijma: 'Toen we in de begintijd van het Leaderproject Den Haag niet nodig hadden, was dat een prachtige tijd om te experimenteren'.
Hans Konst: "De mooiste projecten zijn de projecten die worden gedragen door de gemeenschap, door het dorp'.
Johannes Kramer: "Het begint hier niet met geld, maar met goede ideeën en met onze goede medewerkers".
Tip van Bijma aan Kramer: "Zoek naar synergie in de streek; met één project moet je voortaan meerdere dorpen bereiken".
Tip van Konst aan Kramer: "Steek geld in wat draagvlak heeft; als iedereen in het dorp of in de streek er voor gaat'.
Dan volgt een flitsspeech van Johannes Kramer, de huidige Friese gedeputeerde Plattelandsbeleid.
Kramer:
- We moeten zelf aan de slag;
- We moeten macht delen, om gezag te krijgen;
- In Fryslân moeten we van onderop en horizontaal samenwerken;
- We moeten ICT en 'Het Nieuwe Werken' inzetten;
- Burgers moeten hun eigen toekomst maken;
- Als je maar weet waar je naar toe wilt, moet de provincie dat faciliteren.
Afdelingshoofd Plattelânsprojekten Klaas Zwart sluit het symposium af met de oproep: 'Blijf ook in de toekomst bij ons komen met ideeën, met energie en met creativiteit'.
Dan is er volop tijd om te netwerken, onder het genot van een koud en warm buffet van overheerlijke Friese streekproducten èn muziek. Ik kijk in noordwestelijke richting over het water naar het dorp Earnewâld aan de overzijde van het water. Een lichte mist hangt boven het wateroppervlak. De ondergaande zon kleurt de lucht en de weerspiegeling in het water schilderachtig mooi. Een zeilschip met verlichting in het touwwerk ligt op de voorgrond langs de kade. Binnen is het feest voor al die mensen die het Friese platteland een warm hart toedragen, maar hier buiten op het waterrijke Friese platteland is het evenzo feest, voor wie oog heeft voor onze mooie provincie, die het waard is om je er ook in de komende jaren weer met hart en ziel voor in te zetten.
donderdag 27 oktober 2011
Stenden Hogeschoolstudenten helpen tegen overstroming in Thailand
Donderdag 27 oktober 2011
Vanuit onze Thaise vestiging van Stenden Hogeschool in Bangkok krijgen we bericht dat onze studenten van Stenden Rangsit University zich als vrijwilligers inzetten om de plaatselijke bevolking mee te beschermen tegen de dreigende overstroming van grote delen van Bangkok. Zij laten zien dat voor onze studenten en afgestudeerden niet alleen ‘academic excellence’ geldt, maar dat daarnaast vooral ook de ‘hands on’-mentaliteit de doorslag kan geven als het er echt toe doet in (samen)leven & (samen)werken.
Zo’n 20 studenten meldden zich vrijwillig om de handen uit de mouwen te steken om zandzakken te vullen. Zij leverden met hun spontane inzet een grootmoedige bijdrage aan een maximaal haalbare bescherming van de lokale bevolking en van hun huizen, teneinde die voor de komende dagen tegen het wassende water van een zogenoemde ‘khlong’ (een Thais kanaal) te beschermen. Deze ‘khlong’ voert de gevaarlijke watermassa aan vanuit de noordelijke provincies van Thailand, die al weken zijn geteisterd door zware regenval.
De studenten helpen met hun vrijwilligerswerk de medewerkers van de Rangsit University en de levensmiddelenverkopers die op de Rangsit-universiteitscampus werken en die in de directe nabijheid wonen. Hartstochtelijk wordt gewerkt om het water te keren. Het doet de Stenden Rangsit-gemeenschap goed om te zien hoe studenten zich inzetten voor het welzijn van hun medemens.
De waardering die de studenten voor hun inzet krijgen van de meewerkende lokale bevolking doet hen goed. Af en toe moet het werk even worden stilgelegd omdat de lokale bevolking foto’s wil maken, waarmee duidelijk wordt gemaakt hoezeer de lokale vrijwilligers de assistentie van Stenden-studenten waarderen. Vanuit Stenden Rangsit University komt ook het bericht dat de University-gemeenschap beschikbaar blijft om hulp te (blijven) bieden waar dat noodzakelijk is.
Als Nederlanders weten we als geen ander hoe belangrijk de strijd tegen het wassende water is. Compliment hierbij aan alle studenten en medewerkers van onze hogeschoolgemeenschap, die hier en daar de handen uit de mouwen steken om - ook als het moeilijk is - goed te zorgen voor mens en wereld.
Vanuit onze Thaise vestiging van Stenden Hogeschool in Bangkok krijgen we bericht dat onze studenten van Stenden Rangsit University zich als vrijwilligers inzetten om de plaatselijke bevolking mee te beschermen tegen de dreigende overstroming van grote delen van Bangkok. Zij laten zien dat voor onze studenten en afgestudeerden niet alleen ‘academic excellence’ geldt, maar dat daarnaast vooral ook de ‘hands on’-mentaliteit de doorslag kan geven als het er echt toe doet in (samen)leven & (samen)werken.
Zo’n 20 studenten meldden zich vrijwillig om de handen uit de mouwen te steken om zandzakken te vullen. Zij leverden met hun spontane inzet een grootmoedige bijdrage aan een maximaal haalbare bescherming van de lokale bevolking en van hun huizen, teneinde die voor de komende dagen tegen het wassende water van een zogenoemde ‘khlong’ (een Thais kanaal) te beschermen. Deze ‘khlong’ voert de gevaarlijke watermassa aan vanuit de noordelijke provincies van Thailand, die al weken zijn geteisterd door zware regenval.
De studenten helpen met hun vrijwilligerswerk de medewerkers van de Rangsit University en de levensmiddelenverkopers die op de Rangsit-universiteitscampus werken en die in de directe nabijheid wonen. Hartstochtelijk wordt gewerkt om het water te keren. Het doet de Stenden Rangsit-gemeenschap goed om te zien hoe studenten zich inzetten voor het welzijn van hun medemens.
De waardering die de studenten voor hun inzet krijgen van de meewerkende lokale bevolking doet hen goed. Af en toe moet het werk even worden stilgelegd omdat de lokale bevolking foto’s wil maken, waarmee duidelijk wordt gemaakt hoezeer de lokale vrijwilligers de assistentie van Stenden-studenten waarderen. Vanuit Stenden Rangsit University komt ook het bericht dat de University-gemeenschap beschikbaar blijft om hulp te (blijven) bieden waar dat noodzakelijk is.
Als Nederlanders weten we als geen ander hoe belangrijk de strijd tegen het wassende water is. Compliment hierbij aan alle studenten en medewerkers van onze hogeschoolgemeenschap, die hier en daar de handen uit de mouwen steken om - ook als het moeilijk is - goed te zorgen voor mens en wereld.
woensdag 26 oktober 2011
Sjoerd Hogerhuis exposeert in Stiens
Woensdag 26 oktober 2011
De gemeente Leeuwarderadeel bestaat uit de dorpen Alde Leie, Britsum, Feinsum, Hijum, Jelsum, Koarnjum en Stiens. Fotograaf Sjoerd Hogerhuis uit Koarnjum heeft deze zeven dorpen van Leeuwarderadeel vastgelegd op foto’s op panoramaformaat. Zijn foto’s zijn in verschillende jaargetijden gemaakt.
Sjoerd Hogerhuis fotografeert al tientallen jaren. Hij is lid van de Natuurfotografenvereniging Friesland en van Fotoclub 8-88 uit Stiens. Tot eind december 2011 is er in het gemeentehuis van Leeuwarderadeel te Stiens een foto-expositie van Hogerhuis’ fotowerk te zien.
Voor elk fotopanorama zijn zes à acht afzonderlijke foto’s gemaakt, die nadien zijn samengevoegd tot één foto. De foto’s hebben hierdoor een beeldhoek van ongeveer 150 graden. Bij het maken van de foto’s zocht Hogerhuis naar een fotostandpunt, waarbij een kenmerkend deel van het gefotografeerde dorp is te zien
.
Naast de zevendorpenfoto’s zijn in deze expositie ook een aantal andere landschappen van Fryslân te zien, voornamelijk van de kustgebieden. Om de mooi gefotografeerde lichtomstandigheden te verkrijgen, was het belangrijk om op de juiste tijd op de juiste plaats te zijn.
De gemeente Leeuwarderadeel bestaat uit de dorpen Alde Leie, Britsum, Feinsum, Hijum, Jelsum, Koarnjum en Stiens. Fotograaf Sjoerd Hogerhuis uit Koarnjum heeft deze zeven dorpen van Leeuwarderadeel vastgelegd op foto’s op panoramaformaat. Zijn foto’s zijn in verschillende jaargetijden gemaakt.
Sjoerd Hogerhuis fotografeert al tientallen jaren. Hij is lid van de Natuurfotografenvereniging Friesland en van Fotoclub 8-88 uit Stiens. Tot eind december 2011 is er in het gemeentehuis van Leeuwarderadeel te Stiens een foto-expositie van Hogerhuis’ fotowerk te zien.
Voor elk fotopanorama zijn zes à acht afzonderlijke foto’s gemaakt, die nadien zijn samengevoegd tot één foto. De foto’s hebben hierdoor een beeldhoek van ongeveer 150 graden. Bij het maken van de foto’s zocht Hogerhuis naar een fotostandpunt, waarbij een kenmerkend deel van het gefotografeerde dorp is te zien
.
Naast de zevendorpenfoto’s zijn in deze expositie ook een aantal andere landschappen van Fryslân te zien, voornamelijk van de kustgebieden. Om de mooi gefotografeerde lichtomstandigheden te verkrijgen, was het belangrijk om op de juiste tijd op de juiste plaats te zijn.
University Campus Fryslân versterkt Friese kennisinfrastructuur
Dinsdag 25 oktober 2011
5e Sminialezing
Na afloop van de besloten Statutaire Ledenvergadering van de Regio Fryslân van de Vereniging VU-Windesheim vindt vanavond in Stenden Hogeschool de jaarlijkse Sminialezing plaats. Het is een lustrumlezing, dit jaar uitgesproken door professor Sminia zelf, aangezien het de vijfde maal is dat deze lezing wordt verzorgd in de provincie Fryslân. Professor dr. Taede Sminia mag met recht worden beschouwd als één van de ‘founding fathers’ van de in oprichting zijnde ‘University Campus Fryslân’ (UCF). Zijn enthousiasme werkt aanstekelijk, want aan het eind van de avond geven ook de aanwezigen die nog enigszins twijfelden aan het succes van deze netwerkuniversiteit aan dat zij het met deze nieuwe academische netwerkorganisatie wel zien zitten.
Participanten
De avond staat onder leiding van het Friese Verenigingsregiocomitélid ir. Govert Geldof van de Vereniging VU-Windesheim. Govert bedankt Stenden Hogeschool voor het feit dat haar College van Bestuur het Auditorium voor deze Sminialezing beschikbaar stelden, hetgeen professor Sminia in zijn lezing ook als voorbeeld geeft van het feit dat alle Friese deelnemende partijen deze unieke netwerkuniversiteit in natura ondersteunen, om de UCF een succes te laten worden. De instellingen die in deze University Campus Fryslân participeren, zijn: de Fryske Akademy, Waddenacademie, Wetsus, Tresoar, NHL Hogeschool, Van Hall Larenstein, Stenden Hogeschool, Rijksuniversiteit Groningen, Universiteit Twente, Wageningen Universiteit en Reseach Center en de TU Delft. De gemeente Leeuwarden en de provincie Fryslân hebben gezamenlijk een eerste bijdrage van 18,5 miljoen euro geleverd om deze UCF op te richten en te ontwikkelen. Professor dr. Frans Zwart is reeds benoemd tot eerste hoogleraar-bestuurder van de UCF.
Waarom UCF
De Friese politiek en de deelnemende kennisinstelingen willen de Friese kennisinfrastructuur verder versterken met behulp van een academische netwerkorganisatie. Het vraag een majeure inbreng om in kennis te investeren, om de Friese kennisketen van voorschoolse educatie tot wetenschappelijk onderzoek en innovatief ondernemerschap te versterken, te verrijken, te verduurzamen en te verbinden. Zo’n Friese kennisketen zal een verlies aan regionale innovatiekracht tegengaan, zal stagnatie van economische groei voorkomen, zal de hoge jeugdwerkloosheid terugdringen en zal de regionale kracht en vitaliteit ondersteunen. Kennis wordt beschouwd als een economische motor, opleidingsniveau is een betrouwbare voorspeller voor stedelijke groei en kwalitatief goed hoger onderwijs leidt tot positieve effecten zoals: werkgelegenheidsgroei, toename van bestedingen en positieve effecten op het welbevinden van de inwoners van Fryslân.
Fryske Hotspots
Met de volgende zes ‘Hotspots’ van Onderwijs & Onderzoek kan de University Campus Fryslân de Friese samenleving verduurzamen en versterken: Life Sciences, Toerisme, Duurzame energie, Leefbaarheid, Water en Meertaligheid. Het programma van de UCF voor de komende vier jaren bestaat uit: Onderzoek middels een International Graduate Research School, Onderwijs middels twee tot vier (deels) nieuwe Masteropleidingen en Valorisatie - vertaling - van kennis en innovatie in bestaande en in nieuwe bedrijven in Fryslân en daarbij het ontsluiten van kennis voor de Friese samenleving.
Netwerkuniversiteit
Beoogd resultaat is dat in het jaar 2015 een goed functionerende netwerkorganisatie is gecreëerd van bestaande onderzoeksinstellingen en van de drie Friese hogescholen. Er moet dan sprake zijn van innovatief onderzoek en van een doorontwikkeld innovatief Fries onderwijsklimaat, ook op nationale thema’s. Een universitaire top wordt samengesteld uit jong Fries talent dat zich bindt aan de Friese regio en uit nieuw talent dat naar Fryslân wordt getrokken. Fryslân positioneert en profileert zich op de zes genoemde Hotspots. Ook aansprekende voorzieningen en een actief studentenleven in Leeuwarden zijn beoogde effecten van deze nieuwe netwerkuniversiteit.
UCF start
Op 18 november 2011 gaat de University Campus Fryslân publiek van start. In Fryslân worden dan de nog aanwezige muren tussen hogescholen en universiteiten geslecht. Studenten worden geworven en na een grondige selectie kunnen ze van start gaan. Op die startdatum van 18 november 2011 is het exact 200 jaar geleden dat de voormalige universiteit van Franeker op last van Napoleon werd beëindigd. Twee eeuwen later pakt de nieuwe Leeuwarder University Campus Fryslân de draad weer op om een impuls te geven aan de doorontwikkeling van Leeuwarden als intellectueel en cultureel centrum van de ‘Provinsje Fryslân’.
Kennis in Fryslân
Aan het enthousiasme van medeoprichter professor Sminia zal het niet liggen. Als zijn bevlogenheid en grote inzet wordt overgenomen door de Friese kennisinstellingen, de Friese hogescholen, het Friese bedrijfsleven en kosmopolitische onderzoekers, docenten en studenten, dan zal binnen en buiten onze provincie het besef groeien dat je voor de genoemde zes Hotspots in Fryslân moet zijn.
5e Sminialezing
Na afloop van de besloten Statutaire Ledenvergadering van de Regio Fryslân van de Vereniging VU-Windesheim vindt vanavond in Stenden Hogeschool de jaarlijkse Sminialezing plaats. Het is een lustrumlezing, dit jaar uitgesproken door professor Sminia zelf, aangezien het de vijfde maal is dat deze lezing wordt verzorgd in de provincie Fryslân. Professor dr. Taede Sminia mag met recht worden beschouwd als één van de ‘founding fathers’ van de in oprichting zijnde ‘University Campus Fryslân’ (UCF). Zijn enthousiasme werkt aanstekelijk, want aan het eind van de avond geven ook de aanwezigen die nog enigszins twijfelden aan het succes van deze netwerkuniversiteit aan dat zij het met deze nieuwe academische netwerkorganisatie wel zien zitten.
Participanten
De avond staat onder leiding van het Friese Verenigingsregiocomitélid ir. Govert Geldof van de Vereniging VU-Windesheim. Govert bedankt Stenden Hogeschool voor het feit dat haar College van Bestuur het Auditorium voor deze Sminialezing beschikbaar stelden, hetgeen professor Sminia in zijn lezing ook als voorbeeld geeft van het feit dat alle Friese deelnemende partijen deze unieke netwerkuniversiteit in natura ondersteunen, om de UCF een succes te laten worden. De instellingen die in deze University Campus Fryslân participeren, zijn: de Fryske Akademy, Waddenacademie, Wetsus, Tresoar, NHL Hogeschool, Van Hall Larenstein, Stenden Hogeschool, Rijksuniversiteit Groningen, Universiteit Twente, Wageningen Universiteit en Reseach Center en de TU Delft. De gemeente Leeuwarden en de provincie Fryslân hebben gezamenlijk een eerste bijdrage van 18,5 miljoen euro geleverd om deze UCF op te richten en te ontwikkelen. Professor dr. Frans Zwart is reeds benoemd tot eerste hoogleraar-bestuurder van de UCF.
Waarom UCF
De Friese politiek en de deelnemende kennisinstelingen willen de Friese kennisinfrastructuur verder versterken met behulp van een academische netwerkorganisatie. Het vraag een majeure inbreng om in kennis te investeren, om de Friese kennisketen van voorschoolse educatie tot wetenschappelijk onderzoek en innovatief ondernemerschap te versterken, te verrijken, te verduurzamen en te verbinden. Zo’n Friese kennisketen zal een verlies aan regionale innovatiekracht tegengaan, zal stagnatie van economische groei voorkomen, zal de hoge jeugdwerkloosheid terugdringen en zal de regionale kracht en vitaliteit ondersteunen. Kennis wordt beschouwd als een economische motor, opleidingsniveau is een betrouwbare voorspeller voor stedelijke groei en kwalitatief goed hoger onderwijs leidt tot positieve effecten zoals: werkgelegenheidsgroei, toename van bestedingen en positieve effecten op het welbevinden van de inwoners van Fryslân.
Fryske Hotspots
Met de volgende zes ‘Hotspots’ van Onderwijs & Onderzoek kan de University Campus Fryslân de Friese samenleving verduurzamen en versterken: Life Sciences, Toerisme, Duurzame energie, Leefbaarheid, Water en Meertaligheid. Het programma van de UCF voor de komende vier jaren bestaat uit: Onderzoek middels een International Graduate Research School, Onderwijs middels twee tot vier (deels) nieuwe Masteropleidingen en Valorisatie - vertaling - van kennis en innovatie in bestaande en in nieuwe bedrijven in Fryslân en daarbij het ontsluiten van kennis voor de Friese samenleving.
Netwerkuniversiteit
Beoogd resultaat is dat in het jaar 2015 een goed functionerende netwerkorganisatie is gecreëerd van bestaande onderzoeksinstellingen en van de drie Friese hogescholen. Er moet dan sprake zijn van innovatief onderzoek en van een doorontwikkeld innovatief Fries onderwijsklimaat, ook op nationale thema’s. Een universitaire top wordt samengesteld uit jong Fries talent dat zich bindt aan de Friese regio en uit nieuw talent dat naar Fryslân wordt getrokken. Fryslân positioneert en profileert zich op de zes genoemde Hotspots. Ook aansprekende voorzieningen en een actief studentenleven in Leeuwarden zijn beoogde effecten van deze nieuwe netwerkuniversiteit.
UCF start
Op 18 november 2011 gaat de University Campus Fryslân publiek van start. In Fryslân worden dan de nog aanwezige muren tussen hogescholen en universiteiten geslecht. Studenten worden geworven en na een grondige selectie kunnen ze van start gaan. Op die startdatum van 18 november 2011 is het exact 200 jaar geleden dat de voormalige universiteit van Franeker op last van Napoleon werd beëindigd. Twee eeuwen later pakt de nieuwe Leeuwarder University Campus Fryslân de draad weer op om een impuls te geven aan de doorontwikkeling van Leeuwarden als intellectueel en cultureel centrum van de ‘Provinsje Fryslân’.
Kennis in Fryslân
Aan het enthousiasme van medeoprichter professor Sminia zal het niet liggen. Als zijn bevlogenheid en grote inzet wordt overgenomen door de Friese kennisinstellingen, de Friese hogescholen, het Friese bedrijfsleven en kosmopolitische onderzoekers, docenten en studenten, dan zal binnen en buiten onze provincie het besef groeien dat je voor de genoemde zes Hotspots in Fryslân moet zijn.
maandag 24 oktober 2011
Saint-Jacques: Bienvenu en Arthez-de-Béarn
Maandag 24 oktober 2011
Op zaterdag 20 augustus 2011 arriveerden Durkje en ik tijdens onze pelgrimstocht in het Zuidfranse Arthez-de-Béarn. Het was de laatste wandeldag van ons vier weken pelgrimeren tijdens de zomervakantie van 2011. We stopten op het kruispunt van de beide hoofdwegen die elkaar in het centrum van dit dorp kruisen.
Precies acht weken later arriveren we weer in Arthez-de-Béarn, op zaterdag 15 oktober 2011, maar nu rechtstreeks vanuit Nederland. Met een taxi rijden we van Pau naar Arthez-de-Béarn. We stappen uit de taxi op het ons inmiddels bekende kruispunt. Over de zaterdagmarkt lopen we door de hoofdstraat van het dorp in de richting van het gemeentehuis, om te vragen naar de locatie van ons pelgrimsonderdak voor de komende nacht.
We zijn van plan om de dag erna te beginnen aan een vijfdaagse pelgrimstocht over het Franse Jacobspad, genoemd naar Sint Jacobus, in het Frans 'Saint-Jacques' genoemd. Het Jacobspad dat wij de volgende vijf dagen bewandelen, draagt hier als naam: 'Sentier vers Saint-Jacques-de-Compostelle via Le Puy > Moissac - Roncevaux'. Op en langs dit pelgrimspad zien we regelmatig zogenoemde Jacobalia. Dat zijn allerlei verschijningsvormen van Sint Jacob, zoals beelden, schilderijen, glas-in-lood-ramen en Jacobsschelpen.
Als we door de hoofdstraat van Arthez-de-Béarn wandelen, zien we op zo'n drie meter hoogte tegen een zijmuur een beeldje van Saint-Jacques. Sint Jacob kijkt ons recht in de ogen als we langs het beeld lopen, alsof hij wil zeggen: 'Ik heb op jullie gewacht. Welkom terug in Arthez-de-Béarn'.
Bienvenu en Arthez-de-Béarn!
Op zaterdag 20 augustus 2011 arriveerden Durkje en ik tijdens onze pelgrimstocht in het Zuidfranse Arthez-de-Béarn. Het was de laatste wandeldag van ons vier weken pelgrimeren tijdens de zomervakantie van 2011. We stopten op het kruispunt van de beide hoofdwegen die elkaar in het centrum van dit dorp kruisen.
Precies acht weken later arriveren we weer in Arthez-de-Béarn, op zaterdag 15 oktober 2011, maar nu rechtstreeks vanuit Nederland. Met een taxi rijden we van Pau naar Arthez-de-Béarn. We stappen uit de taxi op het ons inmiddels bekende kruispunt. Over de zaterdagmarkt lopen we door de hoofdstraat van het dorp in de richting van het gemeentehuis, om te vragen naar de locatie van ons pelgrimsonderdak voor de komende nacht.
We zijn van plan om de dag erna te beginnen aan een vijfdaagse pelgrimstocht over het Franse Jacobspad, genoemd naar Sint Jacobus, in het Frans 'Saint-Jacques' genoemd. Het Jacobspad dat wij de volgende vijf dagen bewandelen, draagt hier als naam: 'Sentier vers Saint-Jacques-de-Compostelle via Le Puy > Moissac - Roncevaux'. Op en langs dit pelgrimspad zien we regelmatig zogenoemde Jacobalia. Dat zijn allerlei verschijningsvormen van Sint Jacob, zoals beelden, schilderijen, glas-in-lood-ramen en Jacobsschelpen.
Als we door de hoofdstraat van Arthez-de-Béarn wandelen, zien we op zo'n drie meter hoogte tegen een zijmuur een beeldje van Saint-Jacques. Sint Jacob kijkt ons recht in de ogen als we langs het beeld lopen, alsof hij wil zeggen: 'Ik heb op jullie gewacht. Welkom terug in Arthez-de-Béarn'.
Bienvenu en Arthez-de-Béarn!
In pylgerliet
Snein 23 oktober 2011
Ik sjoch de bergen oan
en rop troch wyldernis en wâld:
wêr fyn ik help en hâld?
Myn help is God, Hy heint my op.
Dy't himel makke en ierde,
sil my oan de ein ta liede.
Hy hâldt de wacht oer Israël
Hy sliept of slommet net,
mar harket nei dyn hert.
Al gean de wegen op en del,
Hy lit dy feilich rinne oer rots en richel hinne.
De Hear is oan 'e rjochterhân dyn skaad,
sa komt oerdei gjin hjitte dij tenei.
En stiet de nacht oer stêd en lân,
gjin ûnheil sil dij deare,
dyn Hoeder is de Heare.
De Hear, dy't ivich om dij tinkt,
bliuwt, wat ek wanke mei, dyn Hoeder al den dei.
Dy't troch it kweade it goede bringt,
Hy hat dyn gean en kommen foargoed yn hannen nommen.
Boarnen:
Tekst: Psalm 121, Lieteboek foar de Tsjerken, 1977
Foto: Durkje Koehoorn-de Jong, Pyreneeën, 20 oktober 2011
Ik sjoch de bergen oan
en rop troch wyldernis en wâld:
wêr fyn ik help en hâld?
Myn help is God, Hy heint my op.
Dy't himel makke en ierde,
sil my oan de ein ta liede.
Hy hâldt de wacht oer Israël
Hy sliept of slommet net,
mar harket nei dyn hert.
Al gean de wegen op en del,
Hy lit dy feilich rinne oer rots en richel hinne.
De Hear is oan 'e rjochterhân dyn skaad,
sa komt oerdei gjin hjitte dij tenei.
En stiet de nacht oer stêd en lân,
gjin ûnheil sil dij deare,
dyn Hoeder is de Heare.
De Hear, dy't ivich om dij tinkt,
bliuwt, wat ek wanke mei, dyn Hoeder al den dei.
Dy't troch it kweade it goede bringt,
Hy hat dyn gean en kommen foargoed yn hannen nommen.
Boarnen:
Tekst: Psalm 121, Lieteboek foar de Tsjerken, 1977
Foto: Durkje Koehoorn-de Jong, Pyreneeën, 20 oktober 2011
Van Les Pays Haute naar Les Pays Bas
Zaterdag 22 oktober 2011
Zo'n twee uren later dan op de wandeldagen staan we op. Ons hotel in Pau serveert een goed ontbijt. Een francaise en twee Britten delen met ons de ontbijtkamer. Vanmorgen hebben we rustig de tijd om nog wat te winkelen in Pau en om verder te gaan met de verslaglegging van onze vijfdaagse pelgrimstocht. Aan het eind van de ochtend checken we uit in het Logis-Hotel met de voor ons deze dagen zo toepasselijke naam: 'Roncevaux'; als verwijzing naar onze pelgrimagebestemming van de afgelopen vijf wandeldagen.
De taxichauffeur vervoert ons bedreven tussen het drukke verkeer door de stad uit, naar het vliegveld 'Aéroport Pau Pyrénées', zo'n tien kilometer ten noorden van de stad. Het is maar een klein vliegveld, maar wel één waar KLM & Airfrance viermaal per week vanuit Schiphol op vliegen. Dit vliegveld wordt ook veel als vliegbestemming gebruik door mensen die op wintersport gaan in de Pyreneeën of door mensen die op bedevaart gaan naar het nabijgelegen Lourdes.
Op het vliegveld hebben we nog ruim tijd om buiten in de zon wat te lezen, om binnen het verslag te schrijven en om in de wachtruimte na te genieten van onze prachtige fotoreportage van de afgelopen wandeldagen in Frans en Spaans Baskenland, waaronder de oversteek over de Pyreneeën. Om 15.40 uur vertrekken we met een vliegtuig van City Jet vanaf Pau Pyrénées Airport en rond 18.00 uur lopen we al weer op Schiphol naar de bagageband. Tenslotte rijden we in het donker weer via Amsterdam terug naar Stiens, met een voldaan en dankbaar gevoel, omdat we onze beoogde bestemming aan de overzijde van de Pyreneeën hebben gehaald en omdat onze hooggespannen verwachtingen ruimschoots zijn overtroffen met alle beelden en belevenissen van de afgelopen pelgrimsdagen.
Zo'n twee uren later dan op de wandeldagen staan we op. Ons hotel in Pau serveert een goed ontbijt. Een francaise en twee Britten delen met ons de ontbijtkamer. Vanmorgen hebben we rustig de tijd om nog wat te winkelen in Pau en om verder te gaan met de verslaglegging van onze vijfdaagse pelgrimstocht. Aan het eind van de ochtend checken we uit in het Logis-Hotel met de voor ons deze dagen zo toepasselijke naam: 'Roncevaux'; als verwijzing naar onze pelgrimagebestemming van de afgelopen vijf wandeldagen.
De taxichauffeur vervoert ons bedreven tussen het drukke verkeer door de stad uit, naar het vliegveld 'Aéroport Pau Pyrénées', zo'n tien kilometer ten noorden van de stad. Het is maar een klein vliegveld, maar wel één waar KLM & Airfrance viermaal per week vanuit Schiphol op vliegen. Dit vliegveld wordt ook veel als vliegbestemming gebruik door mensen die op wintersport gaan in de Pyreneeën of door mensen die op bedevaart gaan naar het nabijgelegen Lourdes.
Op het vliegveld hebben we nog ruim tijd om buiten in de zon wat te lezen, om binnen het verslag te schrijven en om in de wachtruimte na te genieten van onze prachtige fotoreportage van de afgelopen wandeldagen in Frans en Spaans Baskenland, waaronder de oversteek over de Pyreneeën. Om 15.40 uur vertrekken we met een vliegtuig van City Jet vanaf Pau Pyrénées Airport en rond 18.00 uur lopen we al weer op Schiphol naar de bagageband. Tenslotte rijden we in het donker weer via Amsterdam terug naar Stiens, met een voldaan en dankbaar gevoel, omdat we onze beoogde bestemming aan de overzijde van de Pyreneeën hebben gehaald en omdat onze hooggespannen verwachtingen ruimschoots zijn overtroffen met alle beelden en belevenissen van de afgelopen pelgrimsdagen.
Terug over de Pyreneeën
Vrijdag 21 oktober 2011
Om 5.30 uur begint het al onrustig te worden in de grote slaapzaal van de klooster-refugio in het Spaanse Roncesvalles. De eerste pelgrims zijn bezig om op te staan, aan te kleden en hun rugzakken in te pakken. Hier en daar ritselen de plastic zakken, waarin de mee te dragen bagage worden ingepakt in de rugzak. In in de lange gang van de slaapzaal hoor je voortdurend het voorzichtig schuifelen van slippers en sandalen. Om 6.15 uur - als nagenoeg iedereen al wakker is - wordt centraal het licht aan gedaan en begint op grote schaal het voorbereiden op de volgende pelgrimsdag. Opstaan, wassen, aankleden, inpakken, eten, routeboekjes raadplegen, wandelschoenen aantrekken en afscheid nemen. De vroeg opgestane pelgrims zijn al in het ochtendduister weer op pad gegaan, alsmaar verder, in de richting van Santiago de Compostela.
Met Joop van Gool hebben we gisteravond afgesproken dat hij ons om 7.00 uur met zijn auto van Roncesvalles over de Pyreneeën heen terug zal rijden naar Saint-Jean-Pied-de-Port. Van Gool is Regiocontactpersoon Midden-Nederland van het Nederlands Genootschap van Sint Jacob, waarvan wij lid zijn en momenteel is hij hier aanwezig als hospitalerende vrijwilliger van ons pelgrimsgenootschap. Joop bood vriendelijk aan om ons terug te brengen naar Saint-Jean-Pied-de-Port, opdat Durkje en ik daarvandaan met de trein weer terug kunnen reizen naar de Franse stad Pau, vanwaar ons vliegtuig morgen vertrekt richting Schiphol.
Het is nog volledig donker als we om 7.15 uur Roncesvalles uit rijden, om over de weg via de bergpas de Pyreneeën in noordelijke richting te doorkruisen. Deze bergpas voert ons met veel haarspeldbochten over de Spaanse D128 langs en over de Spaans-Franse grens door de plaats Luzaide-Valcarlos en over de Franse D933 naar Saint-Jean-Pied-de-Port. Als we daar aankomen, is het al licht. Onze dank is groot. Joop gaat snel weer terug, omdat hij vandaag met de andere vijf Nederlandse vrijwilligers die ook in Roncesvalles hospitaleren rond het middaguur enkele uren naar Pamplona gaat als chauffeur en metgezel.
In een café-restaurant in het centrum van Saint-Jean-Pied-de-Port ontbijten we. Daarna brengen we de rugzakken bij het pelgrimsbureau in de Rue de la Citadelle, zodat we daarna zonder die zware last genoeglijk een aantal uurtjes in het mooie grensstadje Saint-Jean-Pied-de-Port kunnen doorbrengen. Deze plaats is een ware toeristenattractie, dus het ook niet zo verwonderlijk dat we al heel spoedig temidden van een forse buslading toeristen door het stadje wandelen. Mooie kleine winkels, met veel aandacht voor Frans-Baskische streekproducten in zowel food als non-food. In een ruim geassorteerde kruiden- en delicatessenwinkel kopen we voor Pieter een mix van tajine-kruiden, waarmee hij thuis zijn culinaire reputatie hoog kan houden.
Na de lunch aan de rivier de Nive halen we de rugzak weer af bij het pelgrimsbureau en wandelen we naar het treinstation van Saint-Jean-Pied-de-Port, waar onze trein naar Bayonne om 13.21 uur zal vertrekken. In Bayonne stappen we van deze stoptrein over in de Intercity van Bayonne naar Toulouse. In Pau stappen we om 16.13 uur uit en checken we in in een hotel in het hoog gelegen centrum van de stad. De avond brengen we door in een soort grand-café-restaurant, waar het gezellig druk is op deze vrijdagavond. Pau is een universiteitsstad en dat brengt - zoals in zoveel studentensteden - een stuk gezelligheid in het stadsbeeld en in de horeca, zo ook hier en nu.
Morgen gaan we weer terug naar Nederland.
Om 5.30 uur begint het al onrustig te worden in de grote slaapzaal van de klooster-refugio in het Spaanse Roncesvalles. De eerste pelgrims zijn bezig om op te staan, aan te kleden en hun rugzakken in te pakken. Hier en daar ritselen de plastic zakken, waarin de mee te dragen bagage worden ingepakt in de rugzak. In in de lange gang van de slaapzaal hoor je voortdurend het voorzichtig schuifelen van slippers en sandalen. Om 6.15 uur - als nagenoeg iedereen al wakker is - wordt centraal het licht aan gedaan en begint op grote schaal het voorbereiden op de volgende pelgrimsdag. Opstaan, wassen, aankleden, inpakken, eten, routeboekjes raadplegen, wandelschoenen aantrekken en afscheid nemen. De vroeg opgestane pelgrims zijn al in het ochtendduister weer op pad gegaan, alsmaar verder, in de richting van Santiago de Compostela.
Met Joop van Gool hebben we gisteravond afgesproken dat hij ons om 7.00 uur met zijn auto van Roncesvalles over de Pyreneeën heen terug zal rijden naar Saint-Jean-Pied-de-Port. Van Gool is Regiocontactpersoon Midden-Nederland van het Nederlands Genootschap van Sint Jacob, waarvan wij lid zijn en momenteel is hij hier aanwezig als hospitalerende vrijwilliger van ons pelgrimsgenootschap. Joop bood vriendelijk aan om ons terug te brengen naar Saint-Jean-Pied-de-Port, opdat Durkje en ik daarvandaan met de trein weer terug kunnen reizen naar de Franse stad Pau, vanwaar ons vliegtuig morgen vertrekt richting Schiphol.
Het is nog volledig donker als we om 7.15 uur Roncesvalles uit rijden, om over de weg via de bergpas de Pyreneeën in noordelijke richting te doorkruisen. Deze bergpas voert ons met veel haarspeldbochten over de Spaanse D128 langs en over de Spaans-Franse grens door de plaats Luzaide-Valcarlos en over de Franse D933 naar Saint-Jean-Pied-de-Port. Als we daar aankomen, is het al licht. Onze dank is groot. Joop gaat snel weer terug, omdat hij vandaag met de andere vijf Nederlandse vrijwilligers die ook in Roncesvalles hospitaleren rond het middaguur enkele uren naar Pamplona gaat als chauffeur en metgezel.
In een café-restaurant in het centrum van Saint-Jean-Pied-de-Port ontbijten we. Daarna brengen we de rugzakken bij het pelgrimsbureau in de Rue de la Citadelle, zodat we daarna zonder die zware last genoeglijk een aantal uurtjes in het mooie grensstadje Saint-Jean-Pied-de-Port kunnen doorbrengen. Deze plaats is een ware toeristenattractie, dus het ook niet zo verwonderlijk dat we al heel spoedig temidden van een forse buslading toeristen door het stadje wandelen. Mooie kleine winkels, met veel aandacht voor Frans-Baskische streekproducten in zowel food als non-food. In een ruim geassorteerde kruiden- en delicatessenwinkel kopen we voor Pieter een mix van tajine-kruiden, waarmee hij thuis zijn culinaire reputatie hoog kan houden.
Na de lunch aan de rivier de Nive halen we de rugzak weer af bij het pelgrimsbureau en wandelen we naar het treinstation van Saint-Jean-Pied-de-Port, waar onze trein naar Bayonne om 13.21 uur zal vertrekken. In Bayonne stappen we van deze stoptrein over in de Intercity van Bayonne naar Toulouse. In Pau stappen we om 16.13 uur uit en checken we in in een hotel in het hoog gelegen centrum van de stad. De avond brengen we door in een soort grand-café-restaurant, waar het gezellig druk is op deze vrijdagavond. Pau is een universiteitsstad en dat brengt - zoals in zoveel studentensteden - een stuk gezelligheid in het stadsbeeld en in de horeca, zo ook hier en nu.
Morgen gaan we weer terug naar Nederland.
zondag 23 oktober 2011
Pelgrimeren van Saint-Jean-Pied-de-Port over de Pyreneeën naar Roncesvalles
Van Sint-Jacobiparochie naar Santiago de Compostela
Sentier vers Saint-Jacques-de-Compostelle; GR65 > Montréal-du-Gers – Roncevaux
Van Saint-Jean-Pied-de-Port over de Pyreneeën naar Roncesvalles
Donderdag 20 oktober 2011 – 26 km.
Dag 117: 2491 – 2517 km.
Om 7.15 uur komt onze gastheer de woonkeuken van onze accommodatie binnen met een zak vol vers brood van de warme bakker van Saint-Jean-Pied-de-Port. We hebben vannacht overnacht in zijn Chambres d’Hôtes. Hij is van origine Brits en vertelt dat hij na zijn werkzame leven als hotel manager van uiteenlopende hotels in verschillende landen zich hier nu vlak buiten Saint-Jean-Pied-de-Port heeft gevestigd om in de zomerperiode zijn gastenkamers te verhuren. Om 8.00 uur hebben Durkje en ik afgerekend en staan we buiten, vlak vóór de Jacobspoort van dit wereldberoemde pelgrimsoord.
Het is bewolkt en de omliggende bergen liggen in een dikke deken van mist. Het is ook nog donker, maar spoedig zal het licht zijn. We wandelen door de Jacobspoort de smalle hoofdstraat Rue de la Citadelle van Saint-Jean-Pied-de-Port binnen. De meeste winkels en horecagelegenheden zijn nog gesloten en hier en daar gaat een deur open van refugio’s en komen de pelgrims alleen of in tweetallen naar buiten. Het is nog stil op straat. Halverwege de lange winkelstraat kopen we bij de warme bakker vlak vóór de oude stadspoort Porte Notre Dame naast de kerk een stokbrood voor deze dag.
Durkje heeft gistermiddag alle andere proviand al gekocht, dus we kunnen nu weer een lange wandeldag vooruit. Voordat we door de stadscentrumpoort gaan, bezoeken we de stadskerk, waarvan de grote kerkdeuren nu al uitnodigend open staan voor de vertrekkende pelgrims en voor allen die hier hun heil en/of de stilte willen zoeken. In het koor van deze oude kerk vinden we een in steen uitgehouwen Jacobsschelp vóór op de katheder. We verlaten de kerk, lopen door de stadspoort en komen dan op de stenen brug over de rivier de Nive. Dan gaan we verder door de zuidelijke helft van de hoofdstraat – de Rue d’Espagne - totdat we bij de ruïne van de Porte d’Espagne komen: de poort van Spanje.
Hier komen we buiten de oude stadsmuur van Saint-Jean-Pied-de-Port. We hebben een zware dagmars voor de boeg, van het Franse Saint-Jean-Pied-de-Port over de Pyreneeën naar het Spaanse Roncesvalles aan de zuidzijde van dit hooggebergte. We nemen de hoge route, de ‘Route Napoléon’, of ook wel de ‘chemin traditionel’ genoemd. Het is een tocht van zo’n 26 kilometer, waarvan de diverse wandelgidsen inschatten dat je daar gemiddeld ongeveer 8 uren qua netto-wandeltijd over zult doen; uitgaande van een rugzak van 7-12 kilo. Onze rugzakken wegen tussen de 14 en 15 kilo, afhankelijk van de resterende hoeveelheid eten en drinken voor onderweg. Het wordt een klim vanaf 175 meter naar een hoogte van 1410 meter, waarna we weer afdalen naar 952 meter. Vandaag gaan we over de pas van Cisa of Cise of in het Baskisch ‘Garazi’ (Alto de Lepoeder). Deze oude bergpas wordt al in de oudste pelgrimsreisgids ‘Liber Sancti Jacobi’ genoemd. Onze Nederlandstalige ANWB-routegids van het Franse pelgrimspad noemt dit traject ‘Een legendarische pas’. Toen Karel de Grote hier in het jaar 777/778 met zijn Frankische leger over heen trok, was deze Romeinse weg al 800 jaar oud. Saint-Jean-Pied-de-Port betekent ‘Sint Johannes aan de voet van de pas’. We gaan voorbij de zuidelijke stadspoort van Saint-Jean-Pied-de-Port rechtdoor naar de Rue du Marechál Harispe, die na enkele honderden meters over gaat in de Route Napoléon.
Direct buiten de stad gaat het steil omhoog, een forse klim dus al aan het begin van de tocht. Als we buiten de bebouwde kom zijn, is het reeds behoorlijk licht en doet de zon zijn best om door de wolken heen te breken. Het is behoorlijk fris, maar wel heerlijk ochtendwandelweer. Rondom de zuidelijke uitlopers van de ons omringende Pyreneeën hangt een dikke mist.
Hier en daar kunnen we tussen de mistbanken door enkele gehuchten en enkele huizen zien. We passeren de boerenhoeve Etchébastia op 320 meter hoogte. De zon kleurt de wolkenlucht en de bergtoppen tot sprookjesachtige beelden. Afwisselend lopen voor en achter ons een Franse man en vrouw, hij ver voorop, af en toe wachtend tot zij hem weer nadert. Licht en donker en de grijze tinten en de warme kleuren wisselen elkaar in dit nog prille ochtendlandschap af. Je komt hier ogen tekort, want elke minuut is het licht verschillend en zijn de kleuren anders. “Magnifique”, zoals één van de Franse pelgrims - die we ontmoeten – het noemt.
We blijven de D428 volgen, steeds verder omhoog. Daarbij passeren we het gehucht Erreculus, dat ook al weer spoedig ver beneden ons ligt. Na een scherpe bocht in de weg passeren we de refugio van het dorpje Honto. Dat is op dit moment van het jaar de laatste nog open zijnde refugio, op 490 meter hoogte, vóór de oversteek door de bergen. Enige tijd later zijn we al weer zo hoog geklommen, dat we van grote hoogte over Honto kunnen uitkijken.
Vlak buiten Honto hebben de wegen zich gesplitst. De Nederlandse pelgrim Ton en zijn inmiddels vaste Franse wandelmaat gaan door over de D428. Durkje en ik kiezen ervoor om de bergpas via het veedrijverspad over de rotsen te nemen, hetgeen de bewegwijzerde GR65-wandelroute is. Deze bergpas klimt sterk, waardoor we bij de regelmatig wisselende bochten voortdurend schitterende uitzichten over de bergen en de dalen verkrijgen. Nabij Honto was met een waarschuwingsbord aangegeven dat we een jachtgebied betreden. Het jachtseizoen is in september weer geopend. Vrij snel passeren we een met veel groen gecamoufleerde jagersstee, waar we vanaf boven de camouflagehoed van de daarin zittende jager zien bewegen. Even later klinken twee doffe geweerschoten vlak na elkaar. Ook verderop in de bergen horen we af en toe schoten van jachtgeweren. Het pad komt weer uit op de doorgaande weg van de D428. Vlak vóór ons zien we Ton en de Fransman weer lopen. Qua tijd maakte het dus niet uit of we de D428 of de bergpas namen, want we weten dat hun wandeltempo nagenoeg niet van die van ons verschilt. Bij een bocht in de weg staat in de berm bij de afgrond een informatiepaneel, een zogenoemd ‘Table d’Orientation’.
Op grond van de door ons in de afgelopen jaren afgelegde afstand en de vandaag achter ons liggende afstand, concluderen we: dit is het punt waarop wij vanaf het Friese Sint-Jacobiparochie nu 2.500 kilometer hebben afgelegd op onze pelgrimage naar Santiago de Compostela! Zowaar weer een mijlpaal op deze voor ons jaren durende pelgrimstocht. De Franse wandelaar die wij vanmorgen vlak buiten Saint-Jean-Pied-de-Port ontmoetten, komt aanlopen. We vragen hem of hij ons ter gelegenheid van deze mijlpaal samen op de foto wil zetten. Dat doet hij graag en dat resulteert in een mooi gelegenheidsportret.
We gaan alsmaar verder omhoog. Je hoeft je hier in dit stille landschap niet eenzaam en zeker ook niet alleen te voelen, want als je op tijd vertrekt en stevig met de anderen doorloopt, heb je voortdurend voor en achter je pelgrims lopen. Je ontmoet elkaar steeds tijdens pauzes van anderen en van jezelf en als je zo dagen aaneen met elkaar optrekt, word je voor je gevoel een beetje familie van elkaar, zoals pelgrim Ton dat eerder zo mooi karakteriseerde.
Durkje en ik hebben het voornemen om bij de refugio van Orisson te pauzeren. Daar stond vroeger een pelgrimshospitium. We hopen dat deze refugio-herberg open is. Weldra zien we de herberg in de bocht van de weg vóór ons. Ton en de Fransman zijn daar al en we zien in de verte dat ook een ons bekende Franse pelgrim zich inmiddels bij dit tweetal heeft aangesloten. Het is de ex-schooldireceur, die afgelopen maandag tegelijk met ons dineerde en overnachtte in de boerenhoeve van Aroue. Als wij ook arriveren bij deze bergherberg, helpen de andere pelgrims ons snel uit onze droom, want – zo vertellen ze – de herberg is al gesloten, wegens het hier reeds aangevangen naseizoen. Dat betekent dat we vandaag zonder koffiepauze onderweg verder de bergen in moeten. Dit is namelijk de allerlaatste horecagelegenheid vóórdat we de hoge bergrug over gaan.
Maar niet getreurd. Geen koffie, maar wel een rustpauze. We eten wat fruit en koek en drinken van onze meegenomen dranken. Op dat moment komen twee jongedames aan bij deze herberg. In Saint-Jean-Pied-de-Port ontmoetten we hen bij een gelduitgifteautomaat. Ze vragen of we een foto van hen willen maken. Het zijn twee zusters uit het Amerikaanse California. De een is bergklimgids en de ander reist veel door Europa, zojuist uit Italië afkomstig. Met deze bergwandeling starten ze vandaag hun pelgrimage naar Santiago de Compostela, waar ze eind november 2011 vlak vóór ‘Thanksgiving’ (op de 24e) hopen te arriveren. Na een korte pauze gaan wij verder; zij blijven nog even pauzeren. Wij gaan verder bergopwaarts, over een boomloze bergrug.
Het is hier minder steil dan wat we al achter de rug hebben. Langzaam klimmend gaan we verder over de weg en door de berm van een slingerend bergweggetje over de hellingen van de bergen. De route wordt duidelijk bewegwijzerd. Hier en daar staan pyramidevormige wegwijzers, met daarop ook het internationale alarmnummer 112. Op die wegwijzers staat de rood-witte bewegwijzering van de GR65 en ook de richting Roncesvalles is duidelijk met een bord met een pijl en de bestemming aangegeven. Vlak voordat we weer een hoge berg oversteken langs de bergflank, zien we een zestal grote roofvogels hoog rond de bergtop vliegen. Hier op deze hoogte lopen ook veel schapen rond, waarvan enkele met een bel om nek. Een mooie combinatie van beeld en geluid is hiervan het resultaat.
Ongeveer halverwege de dagmars komen we voorbij het standbeeld van de maagd Maria, hier de ‘Vierge de Biakorri’ genoemd. Om bij het Mariabeeld te komen (gelegen op 1.095 meter hoogte), moeten we even van de route af, om over het gras en over rotsen naar het kleine beeld te klimmen. Rondom de voet van het beeld ligt een groot aantal zaken, die passerende pelgrims hebben achtergelaten. Bloemen, steentjes, gebedskralen, kaarsen en al die andere zaken. Maria en het kindje Jezus in haar armen kijken er ‘zachtkens’ op neer.
Verder en hoger gaat het dan weer. De wind steekt op. Hoe hoger we komen, hoe lager de temperatuur wordt en hoe harder en kouder het begint te waaien. Ons drinken heeft al een temperatuur alsof het uit een flink gekoelde koelkast komt. De temperatuur is al zo laag geworden, dat de eerste batterij van onze camera het begeeft. De camera meldt dat de vanmorgen nog volle batterij nu al leeg is. Dat maken we wel vaker mee als we in Nederland in de winter wandelen als de temperatuur rond het vriespunt is. In onze uitrusting zit altijd een reservebatterij, dus we kunnen ook fotograferend verder. Maar nu komt de camera uit het cameraheuptasje in de broekzak, waar de camera en de batterij op het been warm blijven en we de rest van de dag zonder problemen kunnen blijven fotograferen met de reservebatterij. Het loopt al tegen 12.00 uur en we merken dat we spoedig eten nodig hebben om onze lichaamsbrandstof weer aan te vullen. Als we nog even doorlopen, komen we voorbij een bocht wat meer in de luwte, buiten het bereik van de gure wind. De zon staat hier onder aan de voet van de rots en uít de wind is dit een prima rustplaats op grote hoogte. De winterjassen trekken we aan om verder afkoelen te voorkomen.
Iets verderop zitten Ton en de twee Fransen ook te pauzeren. Door de combinatie van behoorlijk gekoelde melk, het dagverse stokbrood, het nog resterende blikje paté dat we afgelopen maandag van een vriendelijke dame kregen, genieten we van een overheerlijke lunch. Puur genieten hier in de zon en met het voortreffelijke uitzicht van de hoge Pyreneeën. Ondertussen komen ook de twee Californische dames en het Franse stel voorbij, en daarna nog enkele pelgrims die wij nog niet allemaal kenden van de voorgaande dagen. De drie pelgrims verderop gaan weer verder als de Canadezen hen passeren. Daarna breken wij weer op en gaan verder. Rechts van ons op de helling beneden ons loopt een groep paarden.
Ook de meegenomen en aangetrokken handschoenen zijn nu heerlijk warm. De Nederlandstalige routebeschrijving die we van het pelgrimsbureau in Saint-Jean-Pied-de-Port kregen en de wegwijzer ter plekke geven aan dat we bij een stapel stenen de asfaltweg moeten verlaten, om over de berghellingen verder te trekken over smallere bergpaden. Deze plek wordt ‘Cairn’ genoemd; op ongeveer 18 kilometer vanaf Saint-Jean-Pied-de-Port. Op enkele meters van die afsplitsing staat op een hoogte van 1.295 meter een stenen en een ijzeren kruis (La Croix Thibaut) binnen een hekwerk. Rond de kruisen binnen het hekwerk ligt - evenals bij het eerder gepasseerde Mariabeeldje – een buitengewoon grote en bonte verzameling van allerhande spullen die voorbijtrekkende pelgrims hebben achtergelaten. Stenen, kruisjes, handschoenen, een kapotte wandelstok, doekjes, sjaaltjes, een Nederlands vervoersbewijs van de trein, armbandjes, een fluitje, zakdoeken, een lege wijnfles, noem maar op; het ligt hier. In het ijzeren kruis is de beeltenis van een pelgrim en van een Jacobsschelp uitgesneden. Het kruis uit het heilige Sint-Jacobsjaar 2010 wijst ons de weg met haar opschrift ‘Santiago’.
Bij Cairn beginnen we aan een doorgaande beklimming over de westelijke helling van de Pic Leizar-Athéka, die verder om de berg heen gaat. De col die we nu zuidelijker over gaan steken, is de Col de Bentarte (Collade de Bentartea; 1.337 meter hoog). We lopen op een gegeven moment heerlijk in de luwte van de bergtop. Rechts van ons staan allemaal door de wind gebeeldhouwde bomen. Ze reiken hier en daar tot boven ons bergpad. We lopen hier over een leisteenpad. De ondergrond is modderig en donkergrijs met overal stukken leisteen. Rechts van ons is de afgrond en achter ons zien we de veel lager liggende gehuchten liggen. De hier zo karakteristieke witte huizen met rode kozijnen steken behoorlijk af tegen het omliggende groen van de natuur.
We naderen nu de Frans-Spaanse landsgrens op een hoogte van 1.337 meter. Onze Nederlandstalige ANWB-routegids voor de Spaanse pelgrimsroute heeft deze bergtocht als titel gegeven: ‘In het voetspoor van Roeland’. Dit verwijst naar de legende van de Frankische burggraaf en krijger Hruotland (ofwel Roeland), die in het katholieke Spanje wordt beschouwd als de christelijke held die in het jaar 778 sneuvelde in de strijd tegen de ongelovigen, waarmee de voorouders van de Basken worden bedoeld. Wij kennen Roeland in Nederland ook wel van het zogenoemde Roelandslied. Bij de Roelandsbron (Fontaine de Bentarte of ook wel Fuente de Roldán) passeren we de twee Californische pelgrims en een andere pelgrim, die hier uitrusten. Hier kun je nog water tappen.
Iets voorbij de bron, bij een veerooster, staat een grote stenen plaat, waarop is vermeld dat het vanaf hier nog 765 kilometer is naar Santiago de Compostela. En voorbij het veerooster in Spanje begint een bijzonder goed bewegwijzerd vervolgtraject over almweiden en door beukenbos. Op kleine afstand van elkaar staan overal zo’n twee meter hoge houten palen met daarop een pijl, een Jacobsschelp, een volgnummer en het alarmnummer. Kilometers lang wijzen deze palen ons perfect de weg. Een hoge rechtopstaande stenen plaat met daarop ook een Jacobsschelp vertelt ons dat we hier het Spaanse Navarra (Nafarroa) binnenwandelen.
Hier in Spanje aangekomen, gaat een breed wandelpad licht stijgend en dalend door een bosperceel verder. We komen op een gegeven moment langs de kleine ruïne van Elizazahar. Daarna gaat het weer flink stijgend omhoog. We passeren op een bergrug de vervallen kapel op de bouwlanden van Elizaxar, momenteel te gebruiken als schuilhut hier in de gure wind.
En weer gaan we verder omhoog over de pas Alto de Itzondorre. Hier loopt de belangrijkste waterscheiding van de Pyreneeën. Die vormt de grens tussen het Atlantische en het mediterrane stroomgebied. Na nog weer een behoorlijke klim over de oostelijke flank van de Mendi Chipi komen we bij de volgende pas, de Alto de Lepoeder. Dit is de historische pas van Ciso. Hier bereiken we het hoogste punt voor vandaag: de Col de Lepoeder (Collado Lepoeder), met een hoogte van 1.430 meter. Op grote afstand en diep in het dal vóór ons zien we Roncesvalles liggen.
Nu komt er op de GR65-route nog een sterk dalend pad door het beukenbos. Je kunt vanaf hier ook de meer geleidelijke, langere afdaling kiezen, maar wij volgen de GR65-wegwijzers. De Nederlandse pelgrim Ton passeert ons met zijn twee Franse mede-pelgrims. Zij gaan over deze lastige afdaling sneller naar beneden dan wij. Sterk afdalen is lastiger dan sterk stijgen, dus het wordt minder aantrekkelijk om deze weg te vervolgen. Eerst daalt het bospad uiterst sterk, maar gelukkig wordt het verderop al veel minder steil. Af en toe zit er zelfs een nagenoeg horizontaal stuk in het pad en een enkele keer ook een lichte klim door dit bergbos. Het is overigens wel een schitterend bospad.
De twee Canadese pelgrims passeren ons en ook de Franse man en de vrouw die tegelijk met ons vertrokken uit Saint-Jean-Pied-de-Port komen nu voorbij. Na een lange afdaling over een afstand van zo’n 7 à 8 kilometer komen we aan bij een smal betonnen brugdek over een snel stromend beekje. Op het moment dat we het bos uit komen, zien we vóór ons ook het imposante kloostergebouw (oorspronkelijk uit het jaar 1132) met de 13e-eeuwse - eerste Spaans-gotische - kloosterkerk staan. Dit is de Spaanse plaats waar pelgrims al meer dan 800 jaar onderdak wordt verschaft. Het is 15.30 uur. De bergtocht hebben we volbracht in 7,5 uur; mooi binnen de gemiddelde wandelduur van zo’n 8 uren. We zijn nu gearriveerd in Roncesvalles!
We wandelen links om de bebouwing heen en komen dan in het dorp Roncesvalles (of ook wel Orreaga of Roncesvaux genoemd) aan de doorgaande verkeersweg. Het ziet er allemaal gezellig uit. Hier en daar lopen nog pelgrims met bepakking, anderen lopen ook buiten om vooral van de heerlijke zon te genieten en op het terras van hotel-restaurant ‘Hostal Casa Sabina’ zitten verschillende mensen, waaronder ook enkele pelgrims. Langs de doorgaande weg staat dat het vanaf hier nog 790 kilometer is naar Santiago de Compostela.
We lopen door naar de grote refugio van Roncesvalles (Refugio de Peregrinos de Roncesvalles). Deze refugio’Albergua de la Real Collegiata de Roncesvalles’ is eigendom van het plaatselijke klooster, maar de bemanning wordt georganiseerd en ingevuld door het Nederlands Genootschap van Sint Jacob, waarvan Durkje en ik pelgrimslid zijn. We wandelen over de binnenplaats naar dit omvangrijke klooster-refugio. In de ontvangsthal worden we op bijzonder vriendelijke wijze welkom geheten door de Nederlandse vrijwilligers van ons Genootschap. Joop van Gool, die hier momenteel met vijf Nederlandse dames twee weken hospitaleert, checkt ons in.
Als men in de gaten krijgt dat we uit Fryslân komen en dat ik bestuursvoorzitter ben van de Stichting Jabikspaad Fryslân, moeten we vooral nog niet naar de slaapzaal gaan, want men wil ons eerst kennis laten maken met de in het Friese Harlingen wonende Rina Pluim, die hier momenteel ook twee weken hospitaleert. We zijn nog maar net binnen, of het is een en al hartelijkheid en gezelligheid hier in de receptie. We krijgen een stapelbed toegewezen en kunnen het gebouw gaan verkennen. We gaan weer door de ontvangsthal. Dan komen we in de schoenenkamer. Het is gebruikelijk in alle onderkomens voor pelgrims dat je je wandelschoenen bij binnenkomst ergens bij de ingang stalt, nu eens op de grond tegen de muur, dan weer in een schoenenrek, binnen of buiten. Deze grote refugio, waarin zo’n 200 pelgrims per dag kunnen overnachten, heeft een afzonderlijke schoenenkamer met schoenenrekken. Dan gaan we op onze slippers naar de toegewezen slaapzaal.
Deze indrukwekkend mooie refugio is pas in februari 2011 geopend, nadat dit kloostergebouw vier jaar gesloten is geweest om het tijdens de verbouw en de herinrichting van binnen en van buiten helemaal gereed te maken voor overnachtende pelgrims. In de slaapzaal op de tweede verdieping installeren we ons in onze open slaapcabine bij de bedden 201 en 202. Achter het hoofdeind van alle bedden bevinden zich afsluitbare houten kluizen, waarin de grote rugzakken veilig kunnen worden bewaard.
Na het installeren, bekijken we de rest van het gebouw. Er is een prachtig modern ingerichte keuken voor de pelgrims die hier een eenvoudige, meegenomen maaltijd klaar willen maken. Naast de keuken is een grote eetzaal, in kloosters ook wel ‘refter’ genoemd. Aan het eind van de lange kloostergang is een bibliotheek met leeszaal. En naast de receptie is een modern ingerichte computerkamer, waar de moderne pelgrim bijvoorbeeld kan schrijven, bloggen, Hyven, internetten en emailen.
Nadat we het hele gebouw hebben bezichtigd, gaan we eerst weer naar buiten. We komen langs de ingang van de kloosterkerk, de Mariakerk ‘Iglesia de Santa Maria’. Eerst moeten we naar één van de twee lokale restaurants, om hier een pelgrimsmaaltijd te reserveren, startend om 19.00 uur of om 20.30 uur. Wij reserveren voor 19.00 uur.
Vanavond eten we met enkele ons inmiddels bekende pelgrims. Bij ons aan tafel zitten de twee Amerikaanse pelgrims uit Californië, die ook vol enthousiasme vertellen over de bijzondere ervaringen van deze bergtocht tijdens hun eerste pelgrimsdag. Na het diner maak ik tot 21.45 uur nog even gebruik van de computerruimte om het eerste deel van het dagverslag van vandaag te schrijven. Om 22.00 uur wordt de verlichting in de slaapzalen centraal uit gedaan en gaan we samen met nog 55 andere pelgrims in de grote slaapzaal in diepe nachtrust.
Hier in Roncesvalles eindigt onze pelgrimstocht van vandaag. Hier eindigt ook onze pelgrimstocht van deze herfstvakantie. Vandaag hebben we 26 schilderachtige en avontuurlijke kilometers gelopen vanaf Saint-Jean-Pied-de-Port, in een tijdsbestek van 7,5 uren. Met dit laatste traject is een eind gekomen aan ons 5 dagen pelgrimeren over de mooie pelgrimsroute van de GR65. In deze 5 dagen hebben we totaal 121 kilometer gelopen, bij een gemiddelde afstand van 24,2 kilometer per wandeldag.
We beëindigen hiermee onze 117e pelgrimsdag, waarbij de totaalstand van het afgelegde pelgrimspad vandaag op 2.517 kilometer is komen te staan. Dit betekent dat we ruim driekwart van onze pelgrimage achter de rug hebben en dat we nog ongeveer 800 kilometer Spaanse pelgrimspaden vóór ons hebben liggen alvorens we in Santiago de Compostela zullen arriveren.
Na deze vijf dagen wandelen, staan we aan de overzijde van de Pyreneeën. We hebben vandaag ook Frankrijk achter ons gelaten en kunnen nu vanaf volgend kalenderjaar onze unieke pelgrimage door Spanje vervolgen naar Santiago de Compostela.
Sentier vers Saint-Jacques-de-Compostelle; GR65 > Montréal-du-Gers – Roncevaux
Van Saint-Jean-Pied-de-Port over de Pyreneeën naar Roncesvalles
Donderdag 20 oktober 2011 – 26 km.
Dag 117: 2491 – 2517 km.
Om 7.15 uur komt onze gastheer de woonkeuken van onze accommodatie binnen met een zak vol vers brood van de warme bakker van Saint-Jean-Pied-de-Port. We hebben vannacht overnacht in zijn Chambres d’Hôtes. Hij is van origine Brits en vertelt dat hij na zijn werkzame leven als hotel manager van uiteenlopende hotels in verschillende landen zich hier nu vlak buiten Saint-Jean-Pied-de-Port heeft gevestigd om in de zomerperiode zijn gastenkamers te verhuren. Om 8.00 uur hebben Durkje en ik afgerekend en staan we buiten, vlak vóór de Jacobspoort van dit wereldberoemde pelgrimsoord.
Het is bewolkt en de omliggende bergen liggen in een dikke deken van mist. Het is ook nog donker, maar spoedig zal het licht zijn. We wandelen door de Jacobspoort de smalle hoofdstraat Rue de la Citadelle van Saint-Jean-Pied-de-Port binnen. De meeste winkels en horecagelegenheden zijn nog gesloten en hier en daar gaat een deur open van refugio’s en komen de pelgrims alleen of in tweetallen naar buiten. Het is nog stil op straat. Halverwege de lange winkelstraat kopen we bij de warme bakker vlak vóór de oude stadspoort Porte Notre Dame naast de kerk een stokbrood voor deze dag.
Durkje heeft gistermiddag alle andere proviand al gekocht, dus we kunnen nu weer een lange wandeldag vooruit. Voordat we door de stadscentrumpoort gaan, bezoeken we de stadskerk, waarvan de grote kerkdeuren nu al uitnodigend open staan voor de vertrekkende pelgrims en voor allen die hier hun heil en/of de stilte willen zoeken. In het koor van deze oude kerk vinden we een in steen uitgehouwen Jacobsschelp vóór op de katheder. We verlaten de kerk, lopen door de stadspoort en komen dan op de stenen brug over de rivier de Nive. Dan gaan we verder door de zuidelijke helft van de hoofdstraat – de Rue d’Espagne - totdat we bij de ruïne van de Porte d’Espagne komen: de poort van Spanje.
Hier komen we buiten de oude stadsmuur van Saint-Jean-Pied-de-Port. We hebben een zware dagmars voor de boeg, van het Franse Saint-Jean-Pied-de-Port over de Pyreneeën naar het Spaanse Roncesvalles aan de zuidzijde van dit hooggebergte. We nemen de hoge route, de ‘Route Napoléon’, of ook wel de ‘chemin traditionel’ genoemd. Het is een tocht van zo’n 26 kilometer, waarvan de diverse wandelgidsen inschatten dat je daar gemiddeld ongeveer 8 uren qua netto-wandeltijd over zult doen; uitgaande van een rugzak van 7-12 kilo. Onze rugzakken wegen tussen de 14 en 15 kilo, afhankelijk van de resterende hoeveelheid eten en drinken voor onderweg. Het wordt een klim vanaf 175 meter naar een hoogte van 1410 meter, waarna we weer afdalen naar 952 meter. Vandaag gaan we over de pas van Cisa of Cise of in het Baskisch ‘Garazi’ (Alto de Lepoeder). Deze oude bergpas wordt al in de oudste pelgrimsreisgids ‘Liber Sancti Jacobi’ genoemd. Onze Nederlandstalige ANWB-routegids van het Franse pelgrimspad noemt dit traject ‘Een legendarische pas’. Toen Karel de Grote hier in het jaar 777/778 met zijn Frankische leger over heen trok, was deze Romeinse weg al 800 jaar oud. Saint-Jean-Pied-de-Port betekent ‘Sint Johannes aan de voet van de pas’. We gaan voorbij de zuidelijke stadspoort van Saint-Jean-Pied-de-Port rechtdoor naar de Rue du Marechál Harispe, die na enkele honderden meters over gaat in de Route Napoléon.
Direct buiten de stad gaat het steil omhoog, een forse klim dus al aan het begin van de tocht. Als we buiten de bebouwde kom zijn, is het reeds behoorlijk licht en doet de zon zijn best om door de wolken heen te breken. Het is behoorlijk fris, maar wel heerlijk ochtendwandelweer. Rondom de zuidelijke uitlopers van de ons omringende Pyreneeën hangt een dikke mist.
Hier en daar kunnen we tussen de mistbanken door enkele gehuchten en enkele huizen zien. We passeren de boerenhoeve Etchébastia op 320 meter hoogte. De zon kleurt de wolkenlucht en de bergtoppen tot sprookjesachtige beelden. Afwisselend lopen voor en achter ons een Franse man en vrouw, hij ver voorop, af en toe wachtend tot zij hem weer nadert. Licht en donker en de grijze tinten en de warme kleuren wisselen elkaar in dit nog prille ochtendlandschap af. Je komt hier ogen tekort, want elke minuut is het licht verschillend en zijn de kleuren anders. “Magnifique”, zoals één van de Franse pelgrims - die we ontmoeten – het noemt.
We blijven de D428 volgen, steeds verder omhoog. Daarbij passeren we het gehucht Erreculus, dat ook al weer spoedig ver beneden ons ligt. Na een scherpe bocht in de weg passeren we de refugio van het dorpje Honto. Dat is op dit moment van het jaar de laatste nog open zijnde refugio, op 490 meter hoogte, vóór de oversteek door de bergen. Enige tijd later zijn we al weer zo hoog geklommen, dat we van grote hoogte over Honto kunnen uitkijken.
Vlak buiten Honto hebben de wegen zich gesplitst. De Nederlandse pelgrim Ton en zijn inmiddels vaste Franse wandelmaat gaan door over de D428. Durkje en ik kiezen ervoor om de bergpas via het veedrijverspad over de rotsen te nemen, hetgeen de bewegwijzerde GR65-wandelroute is. Deze bergpas klimt sterk, waardoor we bij de regelmatig wisselende bochten voortdurend schitterende uitzichten over de bergen en de dalen verkrijgen. Nabij Honto was met een waarschuwingsbord aangegeven dat we een jachtgebied betreden. Het jachtseizoen is in september weer geopend. Vrij snel passeren we een met veel groen gecamoufleerde jagersstee, waar we vanaf boven de camouflagehoed van de daarin zittende jager zien bewegen. Even later klinken twee doffe geweerschoten vlak na elkaar. Ook verderop in de bergen horen we af en toe schoten van jachtgeweren. Het pad komt weer uit op de doorgaande weg van de D428. Vlak vóór ons zien we Ton en de Fransman weer lopen. Qua tijd maakte het dus niet uit of we de D428 of de bergpas namen, want we weten dat hun wandeltempo nagenoeg niet van die van ons verschilt. Bij een bocht in de weg staat in de berm bij de afgrond een informatiepaneel, een zogenoemd ‘Table d’Orientation’.
Op grond van de door ons in de afgelopen jaren afgelegde afstand en de vandaag achter ons liggende afstand, concluderen we: dit is het punt waarop wij vanaf het Friese Sint-Jacobiparochie nu 2.500 kilometer hebben afgelegd op onze pelgrimage naar Santiago de Compostela! Zowaar weer een mijlpaal op deze voor ons jaren durende pelgrimstocht. De Franse wandelaar die wij vanmorgen vlak buiten Saint-Jean-Pied-de-Port ontmoetten, komt aanlopen. We vragen hem of hij ons ter gelegenheid van deze mijlpaal samen op de foto wil zetten. Dat doet hij graag en dat resulteert in een mooi gelegenheidsportret.
We gaan alsmaar verder omhoog. Je hoeft je hier in dit stille landschap niet eenzaam en zeker ook niet alleen te voelen, want als je op tijd vertrekt en stevig met de anderen doorloopt, heb je voortdurend voor en achter je pelgrims lopen. Je ontmoet elkaar steeds tijdens pauzes van anderen en van jezelf en als je zo dagen aaneen met elkaar optrekt, word je voor je gevoel een beetje familie van elkaar, zoals pelgrim Ton dat eerder zo mooi karakteriseerde.
Durkje en ik hebben het voornemen om bij de refugio van Orisson te pauzeren. Daar stond vroeger een pelgrimshospitium. We hopen dat deze refugio-herberg open is. Weldra zien we de herberg in de bocht van de weg vóór ons. Ton en de Fransman zijn daar al en we zien in de verte dat ook een ons bekende Franse pelgrim zich inmiddels bij dit tweetal heeft aangesloten. Het is de ex-schooldireceur, die afgelopen maandag tegelijk met ons dineerde en overnachtte in de boerenhoeve van Aroue. Als wij ook arriveren bij deze bergherberg, helpen de andere pelgrims ons snel uit onze droom, want – zo vertellen ze – de herberg is al gesloten, wegens het hier reeds aangevangen naseizoen. Dat betekent dat we vandaag zonder koffiepauze onderweg verder de bergen in moeten. Dit is namelijk de allerlaatste horecagelegenheid vóórdat we de hoge bergrug over gaan.
Maar niet getreurd. Geen koffie, maar wel een rustpauze. We eten wat fruit en koek en drinken van onze meegenomen dranken. Op dat moment komen twee jongedames aan bij deze herberg. In Saint-Jean-Pied-de-Port ontmoetten we hen bij een gelduitgifteautomaat. Ze vragen of we een foto van hen willen maken. Het zijn twee zusters uit het Amerikaanse California. De een is bergklimgids en de ander reist veel door Europa, zojuist uit Italië afkomstig. Met deze bergwandeling starten ze vandaag hun pelgrimage naar Santiago de Compostela, waar ze eind november 2011 vlak vóór ‘Thanksgiving’ (op de 24e) hopen te arriveren. Na een korte pauze gaan wij verder; zij blijven nog even pauzeren. Wij gaan verder bergopwaarts, over een boomloze bergrug.
Het is hier minder steil dan wat we al achter de rug hebben. Langzaam klimmend gaan we verder over de weg en door de berm van een slingerend bergweggetje over de hellingen van de bergen. De route wordt duidelijk bewegwijzerd. Hier en daar staan pyramidevormige wegwijzers, met daarop ook het internationale alarmnummer 112. Op die wegwijzers staat de rood-witte bewegwijzering van de GR65 en ook de richting Roncesvalles is duidelijk met een bord met een pijl en de bestemming aangegeven. Vlak voordat we weer een hoge berg oversteken langs de bergflank, zien we een zestal grote roofvogels hoog rond de bergtop vliegen. Hier op deze hoogte lopen ook veel schapen rond, waarvan enkele met een bel om nek. Een mooie combinatie van beeld en geluid is hiervan het resultaat.
Ongeveer halverwege de dagmars komen we voorbij het standbeeld van de maagd Maria, hier de ‘Vierge de Biakorri’ genoemd. Om bij het Mariabeeld te komen (gelegen op 1.095 meter hoogte), moeten we even van de route af, om over het gras en over rotsen naar het kleine beeld te klimmen. Rondom de voet van het beeld ligt een groot aantal zaken, die passerende pelgrims hebben achtergelaten. Bloemen, steentjes, gebedskralen, kaarsen en al die andere zaken. Maria en het kindje Jezus in haar armen kijken er ‘zachtkens’ op neer.
Verder en hoger gaat het dan weer. De wind steekt op. Hoe hoger we komen, hoe lager de temperatuur wordt en hoe harder en kouder het begint te waaien. Ons drinken heeft al een temperatuur alsof het uit een flink gekoelde koelkast komt. De temperatuur is al zo laag geworden, dat de eerste batterij van onze camera het begeeft. De camera meldt dat de vanmorgen nog volle batterij nu al leeg is. Dat maken we wel vaker mee als we in Nederland in de winter wandelen als de temperatuur rond het vriespunt is. In onze uitrusting zit altijd een reservebatterij, dus we kunnen ook fotograferend verder. Maar nu komt de camera uit het cameraheuptasje in de broekzak, waar de camera en de batterij op het been warm blijven en we de rest van de dag zonder problemen kunnen blijven fotograferen met de reservebatterij. Het loopt al tegen 12.00 uur en we merken dat we spoedig eten nodig hebben om onze lichaamsbrandstof weer aan te vullen. Als we nog even doorlopen, komen we voorbij een bocht wat meer in de luwte, buiten het bereik van de gure wind. De zon staat hier onder aan de voet van de rots en uít de wind is dit een prima rustplaats op grote hoogte. De winterjassen trekken we aan om verder afkoelen te voorkomen.
Iets verderop zitten Ton en de twee Fransen ook te pauzeren. Door de combinatie van behoorlijk gekoelde melk, het dagverse stokbrood, het nog resterende blikje paté dat we afgelopen maandag van een vriendelijke dame kregen, genieten we van een overheerlijke lunch. Puur genieten hier in de zon en met het voortreffelijke uitzicht van de hoge Pyreneeën. Ondertussen komen ook de twee Californische dames en het Franse stel voorbij, en daarna nog enkele pelgrims die wij nog niet allemaal kenden van de voorgaande dagen. De drie pelgrims verderop gaan weer verder als de Canadezen hen passeren. Daarna breken wij weer op en gaan verder. Rechts van ons op de helling beneden ons loopt een groep paarden.
Ook de meegenomen en aangetrokken handschoenen zijn nu heerlijk warm. De Nederlandstalige routebeschrijving die we van het pelgrimsbureau in Saint-Jean-Pied-de-Port kregen en de wegwijzer ter plekke geven aan dat we bij een stapel stenen de asfaltweg moeten verlaten, om over de berghellingen verder te trekken over smallere bergpaden. Deze plek wordt ‘Cairn’ genoemd; op ongeveer 18 kilometer vanaf Saint-Jean-Pied-de-Port. Op enkele meters van die afsplitsing staat op een hoogte van 1.295 meter een stenen en een ijzeren kruis (La Croix Thibaut) binnen een hekwerk. Rond de kruisen binnen het hekwerk ligt - evenals bij het eerder gepasseerde Mariabeeldje – een buitengewoon grote en bonte verzameling van allerhande spullen die voorbijtrekkende pelgrims hebben achtergelaten. Stenen, kruisjes, handschoenen, een kapotte wandelstok, doekjes, sjaaltjes, een Nederlands vervoersbewijs van de trein, armbandjes, een fluitje, zakdoeken, een lege wijnfles, noem maar op; het ligt hier. In het ijzeren kruis is de beeltenis van een pelgrim en van een Jacobsschelp uitgesneden. Het kruis uit het heilige Sint-Jacobsjaar 2010 wijst ons de weg met haar opschrift ‘Santiago’.
Bij Cairn beginnen we aan een doorgaande beklimming over de westelijke helling van de Pic Leizar-Athéka, die verder om de berg heen gaat. De col die we nu zuidelijker over gaan steken, is de Col de Bentarte (Collade de Bentartea; 1.337 meter hoog). We lopen op een gegeven moment heerlijk in de luwte van de bergtop. Rechts van ons staan allemaal door de wind gebeeldhouwde bomen. Ze reiken hier en daar tot boven ons bergpad. We lopen hier over een leisteenpad. De ondergrond is modderig en donkergrijs met overal stukken leisteen. Rechts van ons is de afgrond en achter ons zien we de veel lager liggende gehuchten liggen. De hier zo karakteristieke witte huizen met rode kozijnen steken behoorlijk af tegen het omliggende groen van de natuur.
We naderen nu de Frans-Spaanse landsgrens op een hoogte van 1.337 meter. Onze Nederlandstalige ANWB-routegids voor de Spaanse pelgrimsroute heeft deze bergtocht als titel gegeven: ‘In het voetspoor van Roeland’. Dit verwijst naar de legende van de Frankische burggraaf en krijger Hruotland (ofwel Roeland), die in het katholieke Spanje wordt beschouwd als de christelijke held die in het jaar 778 sneuvelde in de strijd tegen de ongelovigen, waarmee de voorouders van de Basken worden bedoeld. Wij kennen Roeland in Nederland ook wel van het zogenoemde Roelandslied. Bij de Roelandsbron (Fontaine de Bentarte of ook wel Fuente de Roldán) passeren we de twee Californische pelgrims en een andere pelgrim, die hier uitrusten. Hier kun je nog water tappen.
Iets voorbij de bron, bij een veerooster, staat een grote stenen plaat, waarop is vermeld dat het vanaf hier nog 765 kilometer is naar Santiago de Compostela. En voorbij het veerooster in Spanje begint een bijzonder goed bewegwijzerd vervolgtraject over almweiden en door beukenbos. Op kleine afstand van elkaar staan overal zo’n twee meter hoge houten palen met daarop een pijl, een Jacobsschelp, een volgnummer en het alarmnummer. Kilometers lang wijzen deze palen ons perfect de weg. Een hoge rechtopstaande stenen plaat met daarop ook een Jacobsschelp vertelt ons dat we hier het Spaanse Navarra (Nafarroa) binnenwandelen.
Hier in Spanje aangekomen, gaat een breed wandelpad licht stijgend en dalend door een bosperceel verder. We komen op een gegeven moment langs de kleine ruïne van Elizazahar. Daarna gaat het weer flink stijgend omhoog. We passeren op een bergrug de vervallen kapel op de bouwlanden van Elizaxar, momenteel te gebruiken als schuilhut hier in de gure wind.
En weer gaan we verder omhoog over de pas Alto de Itzondorre. Hier loopt de belangrijkste waterscheiding van de Pyreneeën. Die vormt de grens tussen het Atlantische en het mediterrane stroomgebied. Na nog weer een behoorlijke klim over de oostelijke flank van de Mendi Chipi komen we bij de volgende pas, de Alto de Lepoeder. Dit is de historische pas van Ciso. Hier bereiken we het hoogste punt voor vandaag: de Col de Lepoeder (Collado Lepoeder), met een hoogte van 1.430 meter. Op grote afstand en diep in het dal vóór ons zien we Roncesvalles liggen.
Nu komt er op de GR65-route nog een sterk dalend pad door het beukenbos. Je kunt vanaf hier ook de meer geleidelijke, langere afdaling kiezen, maar wij volgen de GR65-wegwijzers. De Nederlandse pelgrim Ton passeert ons met zijn twee Franse mede-pelgrims. Zij gaan over deze lastige afdaling sneller naar beneden dan wij. Sterk afdalen is lastiger dan sterk stijgen, dus het wordt minder aantrekkelijk om deze weg te vervolgen. Eerst daalt het bospad uiterst sterk, maar gelukkig wordt het verderop al veel minder steil. Af en toe zit er zelfs een nagenoeg horizontaal stuk in het pad en een enkele keer ook een lichte klim door dit bergbos. Het is overigens wel een schitterend bospad.
De twee Canadese pelgrims passeren ons en ook de Franse man en de vrouw die tegelijk met ons vertrokken uit Saint-Jean-Pied-de-Port komen nu voorbij. Na een lange afdaling over een afstand van zo’n 7 à 8 kilometer komen we aan bij een smal betonnen brugdek over een snel stromend beekje. Op het moment dat we het bos uit komen, zien we vóór ons ook het imposante kloostergebouw (oorspronkelijk uit het jaar 1132) met de 13e-eeuwse - eerste Spaans-gotische - kloosterkerk staan. Dit is de Spaanse plaats waar pelgrims al meer dan 800 jaar onderdak wordt verschaft. Het is 15.30 uur. De bergtocht hebben we volbracht in 7,5 uur; mooi binnen de gemiddelde wandelduur van zo’n 8 uren. We zijn nu gearriveerd in Roncesvalles!
We wandelen links om de bebouwing heen en komen dan in het dorp Roncesvalles (of ook wel Orreaga of Roncesvaux genoemd) aan de doorgaande verkeersweg. Het ziet er allemaal gezellig uit. Hier en daar lopen nog pelgrims met bepakking, anderen lopen ook buiten om vooral van de heerlijke zon te genieten en op het terras van hotel-restaurant ‘Hostal Casa Sabina’ zitten verschillende mensen, waaronder ook enkele pelgrims. Langs de doorgaande weg staat dat het vanaf hier nog 790 kilometer is naar Santiago de Compostela.
We lopen door naar de grote refugio van Roncesvalles (Refugio de Peregrinos de Roncesvalles). Deze refugio’Albergua de la Real Collegiata de Roncesvalles’ is eigendom van het plaatselijke klooster, maar de bemanning wordt georganiseerd en ingevuld door het Nederlands Genootschap van Sint Jacob, waarvan Durkje en ik pelgrimslid zijn. We wandelen over de binnenplaats naar dit omvangrijke klooster-refugio. In de ontvangsthal worden we op bijzonder vriendelijke wijze welkom geheten door de Nederlandse vrijwilligers van ons Genootschap. Joop van Gool, die hier momenteel met vijf Nederlandse dames twee weken hospitaleert, checkt ons in.
Als men in de gaten krijgt dat we uit Fryslân komen en dat ik bestuursvoorzitter ben van de Stichting Jabikspaad Fryslân, moeten we vooral nog niet naar de slaapzaal gaan, want men wil ons eerst kennis laten maken met de in het Friese Harlingen wonende Rina Pluim, die hier momenteel ook twee weken hospitaleert. We zijn nog maar net binnen, of het is een en al hartelijkheid en gezelligheid hier in de receptie. We krijgen een stapelbed toegewezen en kunnen het gebouw gaan verkennen. We gaan weer door de ontvangsthal. Dan komen we in de schoenenkamer. Het is gebruikelijk in alle onderkomens voor pelgrims dat je je wandelschoenen bij binnenkomst ergens bij de ingang stalt, nu eens op de grond tegen de muur, dan weer in een schoenenrek, binnen of buiten. Deze grote refugio, waarin zo’n 200 pelgrims per dag kunnen overnachten, heeft een afzonderlijke schoenenkamer met schoenenrekken. Dan gaan we op onze slippers naar de toegewezen slaapzaal.
Deze indrukwekkend mooie refugio is pas in februari 2011 geopend, nadat dit kloostergebouw vier jaar gesloten is geweest om het tijdens de verbouw en de herinrichting van binnen en van buiten helemaal gereed te maken voor overnachtende pelgrims. In de slaapzaal op de tweede verdieping installeren we ons in onze open slaapcabine bij de bedden 201 en 202. Achter het hoofdeind van alle bedden bevinden zich afsluitbare houten kluizen, waarin de grote rugzakken veilig kunnen worden bewaard.
Na het installeren, bekijken we de rest van het gebouw. Er is een prachtig modern ingerichte keuken voor de pelgrims die hier een eenvoudige, meegenomen maaltijd klaar willen maken. Naast de keuken is een grote eetzaal, in kloosters ook wel ‘refter’ genoemd. Aan het eind van de lange kloostergang is een bibliotheek met leeszaal. En naast de receptie is een modern ingerichte computerkamer, waar de moderne pelgrim bijvoorbeeld kan schrijven, bloggen, Hyven, internetten en emailen.
Nadat we het hele gebouw hebben bezichtigd, gaan we eerst weer naar buiten. We komen langs de ingang van de kloosterkerk, de Mariakerk ‘Iglesia de Santa Maria’. Eerst moeten we naar één van de twee lokale restaurants, om hier een pelgrimsmaaltijd te reserveren, startend om 19.00 uur of om 20.30 uur. Wij reserveren voor 19.00 uur.
Vanavond eten we met enkele ons inmiddels bekende pelgrims. Bij ons aan tafel zitten de twee Amerikaanse pelgrims uit Californië, die ook vol enthousiasme vertellen over de bijzondere ervaringen van deze bergtocht tijdens hun eerste pelgrimsdag. Na het diner maak ik tot 21.45 uur nog even gebruik van de computerruimte om het eerste deel van het dagverslag van vandaag te schrijven. Om 22.00 uur wordt de verlichting in de slaapzalen centraal uit gedaan en gaan we samen met nog 55 andere pelgrims in de grote slaapzaal in diepe nachtrust.
Hier in Roncesvalles eindigt onze pelgrimstocht van vandaag. Hier eindigt ook onze pelgrimstocht van deze herfstvakantie. Vandaag hebben we 26 schilderachtige en avontuurlijke kilometers gelopen vanaf Saint-Jean-Pied-de-Port, in een tijdsbestek van 7,5 uren. Met dit laatste traject is een eind gekomen aan ons 5 dagen pelgrimeren over de mooie pelgrimsroute van de GR65. In deze 5 dagen hebben we totaal 121 kilometer gelopen, bij een gemiddelde afstand van 24,2 kilometer per wandeldag.
We beëindigen hiermee onze 117e pelgrimsdag, waarbij de totaalstand van het afgelegde pelgrimspad vandaag op 2.517 kilometer is komen te staan. Dit betekent dat we ruim driekwart van onze pelgrimage achter de rug hebben en dat we nog ongeveer 800 kilometer Spaanse pelgrimspaden vóór ons hebben liggen alvorens we in Santiago de Compostela zullen arriveren.
Na deze vijf dagen wandelen, staan we aan de overzijde van de Pyreneeën. We hebben vandaag ook Frankrijk achter ons gelaten en kunnen nu vanaf volgend kalenderjaar onze unieke pelgrimage door Spanje vervolgen naar Santiago de Compostela.
Pelgrimeren van Ostabat-Asme naar Saint-Jean-Pied-de-Port
Van Sint-Jacobiparochie naar Santiago de Compostela
Sentier vers Saint-Jacques-de-Compostelle; GR65 > Montréal-du-Gers – Roncevaux
Van Ostabat-Asme naar Saint-Jean-Pied-de-Port
Woensdag 19 oktober 2011 – 22 km.
Dag 116: 2469 – 2491 km.
Om 7.30 uur zitten Durkje en ik aan het ontbijt in de woonkamer beneden van het huis van de herberg Ametzanea, waar we vannacht in Ostabat-Asme hebben overnacht. De andere vier Franse pelgrims die ook in deze herberg overnachtten, ontbijten samen met ons. Na het ontbijt rekenen we af met onze gastvrouw en krijgen we een stempel van haar herberg in ons pelgrimspaspoort. We halen de rugzakken van boven en dan zijn we om 8.10 uur klaar voor vertrek.
Eerst halen we nog brood en wat beleg bij de plaatselijke kruidenier en dan gaan we op bezoek in de dorpskerk van Ostabat. We hebben geluk, want een oude dame doet vlak voordat wij naar binnen willen gaan de grote kerkdeur open. Ze vertelt ons dat ze ook snel de verlichting in de kerkzaal en in het kerkkoor voor ons aan zal doen - want het is hier nog donker - en het duurt maar even of wij kunnen het kerkinterieur in het volle lamplicht bewonderen.
Na dit kerkbezoek wandelen we Ostabat uit. De vier Franse pelgrims volgen op geringe afstand. Het thema van onze wandelgids voor het traject dat we vandaag gaan lopen, is: ‘Naar de voet van de Pyreneeën’. Het is voor onze pelgrimage een belangrijke dag, want vandaag zullen we van Ostabat naar Saint-Jean-Pied-de-Port wandelen, over een afstand van 22 kilometer. Saint-Jean-Pied-de-Port is op ons pelgrimspad naar Santiago de Compostela de laatste halte in Frankrijk, alvorens we in navolging van heel veel pelgrims de oversteek over de Pyreneeën zullen maken naar Roncesvalles in Spanje. Vanuit Ostabat wandelen we eerst langs de boerenhoeve Gaineko Etxea, ook een herberg voor pelgrims, 800 meter voorbij Ostabat. Vóór ons zien we een groepje van zes pelgrims uit de richting van die pelgrimsherberg komen. Daar zijn ook de Nederlandse pelgrim Ton en de hem vergezellende Franse pelgrim bij. De Fransman loopt terug en vertelt ons dat hij zijn wandelstokken in de herberg heeft laten liggen en nu snel even teruggaat om ze nog te halen.
We lopen verder over het met gras begroeide hellingpad. Als we ter hoogte van het gehucht Laxague zijn, zien we aan onze linkerhand boven de bergen een kleurrijke lucht ontstaan door de opkomende zon. Of het echt mooi weer wordt, betwijfelen we, want in het westen beginnen het grijzer te worden, dus het zou zo maar kunnen beginnen te regenen. We lopen door en wandelen dan door de berm van de D933 het dorpje Larceveau binnen. In Larceveau lopen we langs een huis met in de voortuin langs de doorgaande weg een dikke muur, waarin een aantal nissen zijn gemaakt. In die nissen zijn twee pelgrimstafereeltjes uitgebeeld: wandelende pelgrims, op grappige wijze nagebootst met natuurlijke materialen zoals dennenappels en steentjes.
We gaan verder over een weggetje dat in de richting van de berghellingen voert, maar dat daarvóór nog naar het westen afbuigt. Als we het dorpje Chahara binnenwandelen, ontmoeten we de Belgische pelgrim, die we de afgelopen dagen ook ontmoetten. We spraken haar vanmorgen toen wij naar de kerk liepen en zij alvast vertrok. Ze heeft vannacht in een boerderij in het stro overnacht. We gaan achter elkaar aan verder over het smalle pad het dorp Chahabar binnen. Tegen een oude boerderij hangt een al oude stenen wegwijzer, een Jacobsschelp voorstellende.
We gaan door het dorpje Bastida Choko en dan dalen we weer enigszins af in de richting van de D933, ter hoogte van de plek waar het dorp Utxiat - ofwel Utziate - begint. En dan gaan we voortdurend parallel aan de D933 verder, over een steeds hoger klimmend hellingpad. Intussen is het al heel zacht gaan regenen. Omdat we over de berghelling veelal nog onder bomen doorlopen, wagen we het erop nog verder te gaan zonder paraplu of regenkleding. Maar langzamerhand gaat de motregen over in steviger regen. En als we ter hoogte van het stenen kruis van Galcetaburia de D933 moeten oversteken, regent het inmiddels zo hard dat we regenkleding aan moeten trekken. In een open schuur doen we eerst de regenponcho aan, en over de rugzakken.
Als we weer door willen wandelen, lijkt het ons raadzaam om toch ook maar de regenbroeken aan te trekken en dat blijkt inderdaad geen overbodige luxe te zijn. Ook alle andere passerende pelgrims zijn diep weggedoken in allerlei vormen van regenkleding. De meesten kennen we zo langzamerhand, hetgeen het herkennen van deze medepelgrims in de ruimzittende regenkleding vergemakkelijkt. In de stromende regen gaan we verder. De regenkleding en de waterdichte wandelschoenen zorgen ervoor dat we droog blijven tijdens het wandelen. Over een asfaltweg – de D522 - bereiken we het dorp Gamarthe.
We waren van plan in Gamarthe een rustpauze te nemen, want dan hebben we al ruim twee uren gewandeld. In een grote overdekte open voorhal aan de andere zijde van de dorpskerk vinden we een mooie gelegenheid om te schuilen tegen de regen en om hier even wat te eten en te drinken. Als ook enkele andere pelgrims over de weg passeren, roepen we hen dat ze hier ook kunnen schuilen. Daar maken ze dankbaar gebruik van. De vier Franse pelgrims en de Nederlandse pelgrim Ton met zijn Franse medepelgrim komen bij ons in de voorhal van de kerk. Dan is het een drukte van belang als iedereen zijn/haar regenkleding uittrekt.
Als de andere zes pelgrims zover zijn dat alle regenkleding hangt te drogen en men begint te eten en te drinken, begint het zachter te regenen. De ons omringende vogels beginnen weer te fluiten, dus het zal weldra waarschijnlijk weer droog zijn, hetgeen iets later inderdaad het geval blijkt te zijn. Wij zijn de eersten die dan weer vertrekken. De regenbroeken nog aan, maar de regenponcho kan gelukkig weer uit. We wandelen Gamarthe uit en zien dan vlakbij - links van ons - één van de eerste uitlopers van de Pyreneeën liggen. ‘Naar de voet van de Pyreneeën’, zo heet de wandelroute van vandaag, volgens onze ANWB-wandelroutegids.
We komen ter hoogte van Montgelos weer bij de D933 en volgen die zo’n 200 meter, om dan linksaf te buigen, een weggetje in in de richting van de boerenhoeve Biscaya. Het wordt nagenoeg droog, dus de regenbroeken kunnen nu ook uit. Voorbij die boerderij – bij Larraldeborda - zien we de eerste - hele lange - pier over het asfalt kruipen. Verderop zien we er nog één. Op deze weg wandelen we langs de voet van één van de eerste uitlopers van de Pyreneeën. Voorbij Larraldeborda komen we weer in de buurt van de D933. Aan de overzijde van de D933 zien we het hoger liggende dorp Lacarre liggen met haar grijze Château d’Harispe. De asfaltweg wijkt weer af van de D933 en dan wandelen we over deze asfaltweg door een bosperceel via een lage bergpas omhoog, via het gehucht Ithurraldéa naar het dorpje Bussunarits. Op de dan volgende splitsing staat een betonnen bushokje. In dat bushokje zit een jong stel pelgrims te rusten en te eten. Het zijn de jongelui die vanuit het Canadese, Franstalige Québec naar Frankrijk zijn gekomen om op pelgrimstocht te gaan. We hadden hen afgelopen zaterdag al ontmoet in de refugio van Arthez-de-Béarn, waar zij toen tegelijk met ons overnachtten. Vlak voorbij deze splitsing staat het Château d’Apat.
We wandelen door naar onze volgende halteplaats. We willen namelijk gaan pauzeren in het volgende dorp: Saint-Jean-le-Vieux. Daar aangekomen, bezichtigen we eerst de oude parochiekerk Saint-Pierre d’Usakoa, waarvan alleen nog het 12e-eeuwse romaanse portaal bewaard is gebleven. Na dit kerkbezoek rusten we in de grote bushalte op het Place du Fronton tegenover de dorpskerk. Het begint weer te motregenen, waardoor de ondertussen passerende pelgrims in regenkleding voorbijgaan. Na deze pauze verlaten we Saint-Jean-le-Vieux. We gaan onder de rondweg door en komen weer op een smal voetpad door de berm langs de D933. Vrij snel kunnen we deze drukke weg gelukkig weer verlaten, om door een mooie platanenlaan rustiger verder te wandelen. We komen dan in een mooi gehucht, genaamd La Madeleine. De kerk heeft een mooi gotisch portaal van roodachtig zandsteen.
We bezoeken de dorpskerk en lopen daarna de kerk voorbij. Naast de kerk loopt een behoorlijk stromend beekje, de Laurhibar. Verderop is zelfs een kleine waterval. Mede doordat het vanmorgen behoorlijk heeft geregend, staat er een flinke stroming. Aan de overzijde van het beekje is een oude molen (moulin). Een versleten ronde molensteen ligt achter de ‘moulin’. Enkele tientallen meters verderop komen we langs een woning die grotendeels verborgen is achter een grote klimop. Die klimop is in een vuurrode herfsttooi gekleed, dus een kleurrijk schouwspel, met al die kleurschakeringen rood van de bladeren van de klimop.
We vervolgen onze weg tot aan de kruising met de D401. We steken over en dan wordt het serieus, want we komen hier op de Chemin de Saint-Jacques, de oude Jacobsweg over de helling van de berg waarop de oude Citadel van Saint-Jean-Pied-de-Port voorheen is gebouwd. Deze Chemin de Saint-Jacques voert ons naar de Jacobspoort in de oude stadmuur van Saint-Jean-Pied-de-Port. Enkele jaren geleden – in 2007 - waren we hier ook al eens met Pieter tijdens onze zomervakantie in Zuidwest-Frankrijk. We hebben toen in een spleet van de oude stadsmuur een witte schelp geduwd. Zou die schelp er nu – 4 jaar later - nog in zitten? Of zou iemand anders hem in de afgelopen jaren hebben gevonden en de schelp hebben meegenomen? Na enig zoeken wordt het duidelijk. De schelp is weg, maar in de spleet zit nu een steen. Wellicht heeft iemand de schelp geruild voor de steen?
We gaan door de Jacobspoort het stadje in. Dit is de poort waar al eeuwenlang pelgrims de stad binnenkomen om de volgende dag of iets later door te trekken over de Pyreneeën, naar Spanje. Ook wij stappen die lange traditie in. Achter de stadspoort begint de Rue de la Citadelle, waar de huizen uit de 17e en de 18e eeuw stammen. We wandelen het eerste huis – een pelgrimsherberg - voorbij. Een eindje verder in de straat – tegenover de Nederlandse, nu al seizoensgesloten refugio – komen we aan bij het pelgrimsbureau. De twee jonge pelgrims uit Canada zitten aan de tafel en worden geholpen. De twee informanten van het pelgrimsbureau zijn beiden bezig om gearriveerde pelgrims verder op weg te helpen voor een overnachting en/of voor hun doorreis. Na enig wachten zijn wij aan de beurt. We worden geregistreerd als binnengekomen pelgrims. We krijgen het pelgrimsstempel van Saint-Jean-Pied-de-Port in ons pelgrimspaspoort en we krijgen advies over overnachtingadressen.
Als we klaar zijn in het pelgrimsbureau wandelen we door de Jacobspoort de stad weer uit, om bij het eerste huis buiten de stadmuur onderdak voor de komende nacht te vragen. De eigenaar van dit Chambres d’Hôtes Errecaldia heeft nog een kamer vrij, dus die nemen we. Een prachtige kamer, met uitzicht op de Chemin de Saint-Jacques, dus we zien door het raam de na ons volgende pelgrims ook arriveren. De eigenaar vindt het prachtig dat wij als Friezen bij hem logeren, want hij koestert goede herinneringen aan het enkele jaren geleden eens bijwonen van de Sneekweek in Fryslân. Hij is een verwoed zeiler geweest, dus heeft in Fryslân genoten van zeilen en van zeilwedstrijden. Als ons door hem de kamer is gewezen, kunnen we onze kleding drogen.
Na een heerlijke douche is dan voor mij het moment gekomen om het wandelverslag van deze dag te schrijven, terwijl Durkje het centrum van het stadje in gaat om alvast de boodschappen voor de volgende wandeldag te halen. Vanavond eten we in een Baskisch restaurant in het centrum van Saint-Jean-Pied-de-Port. Tevreden wandelen we na het diner door de stille hoofdstraat en door de Jacobspoort weer terug naar ons onderkomen voor de nacht. Morgen zullen we de Pyreneeën wandelend oversteken, op weg naar Roncesvalles in Spanje!
Sentier vers Saint-Jacques-de-Compostelle; GR65 > Montréal-du-Gers – Roncevaux
Van Ostabat-Asme naar Saint-Jean-Pied-de-Port
Woensdag 19 oktober 2011 – 22 km.
Dag 116: 2469 – 2491 km.
Om 7.30 uur zitten Durkje en ik aan het ontbijt in de woonkamer beneden van het huis van de herberg Ametzanea, waar we vannacht in Ostabat-Asme hebben overnacht. De andere vier Franse pelgrims die ook in deze herberg overnachtten, ontbijten samen met ons. Na het ontbijt rekenen we af met onze gastvrouw en krijgen we een stempel van haar herberg in ons pelgrimspaspoort. We halen de rugzakken van boven en dan zijn we om 8.10 uur klaar voor vertrek.
Eerst halen we nog brood en wat beleg bij de plaatselijke kruidenier en dan gaan we op bezoek in de dorpskerk van Ostabat. We hebben geluk, want een oude dame doet vlak voordat wij naar binnen willen gaan de grote kerkdeur open. Ze vertelt ons dat ze ook snel de verlichting in de kerkzaal en in het kerkkoor voor ons aan zal doen - want het is hier nog donker - en het duurt maar even of wij kunnen het kerkinterieur in het volle lamplicht bewonderen.
Na dit kerkbezoek wandelen we Ostabat uit. De vier Franse pelgrims volgen op geringe afstand. Het thema van onze wandelgids voor het traject dat we vandaag gaan lopen, is: ‘Naar de voet van de Pyreneeën’. Het is voor onze pelgrimage een belangrijke dag, want vandaag zullen we van Ostabat naar Saint-Jean-Pied-de-Port wandelen, over een afstand van 22 kilometer. Saint-Jean-Pied-de-Port is op ons pelgrimspad naar Santiago de Compostela de laatste halte in Frankrijk, alvorens we in navolging van heel veel pelgrims de oversteek over de Pyreneeën zullen maken naar Roncesvalles in Spanje. Vanuit Ostabat wandelen we eerst langs de boerenhoeve Gaineko Etxea, ook een herberg voor pelgrims, 800 meter voorbij Ostabat. Vóór ons zien we een groepje van zes pelgrims uit de richting van die pelgrimsherberg komen. Daar zijn ook de Nederlandse pelgrim Ton en de hem vergezellende Franse pelgrim bij. De Fransman loopt terug en vertelt ons dat hij zijn wandelstokken in de herberg heeft laten liggen en nu snel even teruggaat om ze nog te halen.
We lopen verder over het met gras begroeide hellingpad. Als we ter hoogte van het gehucht Laxague zijn, zien we aan onze linkerhand boven de bergen een kleurrijke lucht ontstaan door de opkomende zon. Of het echt mooi weer wordt, betwijfelen we, want in het westen beginnen het grijzer te worden, dus het zou zo maar kunnen beginnen te regenen. We lopen door en wandelen dan door de berm van de D933 het dorpje Larceveau binnen. In Larceveau lopen we langs een huis met in de voortuin langs de doorgaande weg een dikke muur, waarin een aantal nissen zijn gemaakt. In die nissen zijn twee pelgrimstafereeltjes uitgebeeld: wandelende pelgrims, op grappige wijze nagebootst met natuurlijke materialen zoals dennenappels en steentjes.
We gaan verder over een weggetje dat in de richting van de berghellingen voert, maar dat daarvóór nog naar het westen afbuigt. Als we het dorpje Chahara binnenwandelen, ontmoeten we de Belgische pelgrim, die we de afgelopen dagen ook ontmoetten. We spraken haar vanmorgen toen wij naar de kerk liepen en zij alvast vertrok. Ze heeft vannacht in een boerderij in het stro overnacht. We gaan achter elkaar aan verder over het smalle pad het dorp Chahabar binnen. Tegen een oude boerderij hangt een al oude stenen wegwijzer, een Jacobsschelp voorstellende.
We gaan door het dorpje Bastida Choko en dan dalen we weer enigszins af in de richting van de D933, ter hoogte van de plek waar het dorp Utxiat - ofwel Utziate - begint. En dan gaan we voortdurend parallel aan de D933 verder, over een steeds hoger klimmend hellingpad. Intussen is het al heel zacht gaan regenen. Omdat we over de berghelling veelal nog onder bomen doorlopen, wagen we het erop nog verder te gaan zonder paraplu of regenkleding. Maar langzamerhand gaat de motregen over in steviger regen. En als we ter hoogte van het stenen kruis van Galcetaburia de D933 moeten oversteken, regent het inmiddels zo hard dat we regenkleding aan moeten trekken. In een open schuur doen we eerst de regenponcho aan, en over de rugzakken.
Als we weer door willen wandelen, lijkt het ons raadzaam om toch ook maar de regenbroeken aan te trekken en dat blijkt inderdaad geen overbodige luxe te zijn. Ook alle andere passerende pelgrims zijn diep weggedoken in allerlei vormen van regenkleding. De meesten kennen we zo langzamerhand, hetgeen het herkennen van deze medepelgrims in de ruimzittende regenkleding vergemakkelijkt. In de stromende regen gaan we verder. De regenkleding en de waterdichte wandelschoenen zorgen ervoor dat we droog blijven tijdens het wandelen. Over een asfaltweg – de D522 - bereiken we het dorp Gamarthe.
We waren van plan in Gamarthe een rustpauze te nemen, want dan hebben we al ruim twee uren gewandeld. In een grote overdekte open voorhal aan de andere zijde van de dorpskerk vinden we een mooie gelegenheid om te schuilen tegen de regen en om hier even wat te eten en te drinken. Als ook enkele andere pelgrims over de weg passeren, roepen we hen dat ze hier ook kunnen schuilen. Daar maken ze dankbaar gebruik van. De vier Franse pelgrims en de Nederlandse pelgrim Ton met zijn Franse medepelgrim komen bij ons in de voorhal van de kerk. Dan is het een drukte van belang als iedereen zijn/haar regenkleding uittrekt.
Als de andere zes pelgrims zover zijn dat alle regenkleding hangt te drogen en men begint te eten en te drinken, begint het zachter te regenen. De ons omringende vogels beginnen weer te fluiten, dus het zal weldra waarschijnlijk weer droog zijn, hetgeen iets later inderdaad het geval blijkt te zijn. Wij zijn de eersten die dan weer vertrekken. De regenbroeken nog aan, maar de regenponcho kan gelukkig weer uit. We wandelen Gamarthe uit en zien dan vlakbij - links van ons - één van de eerste uitlopers van de Pyreneeën liggen. ‘Naar de voet van de Pyreneeën’, zo heet de wandelroute van vandaag, volgens onze ANWB-wandelroutegids.
We komen ter hoogte van Montgelos weer bij de D933 en volgen die zo’n 200 meter, om dan linksaf te buigen, een weggetje in in de richting van de boerenhoeve Biscaya. Het wordt nagenoeg droog, dus de regenbroeken kunnen nu ook uit. Voorbij die boerderij – bij Larraldeborda - zien we de eerste - hele lange - pier over het asfalt kruipen. Verderop zien we er nog één. Op deze weg wandelen we langs de voet van één van de eerste uitlopers van de Pyreneeën. Voorbij Larraldeborda komen we weer in de buurt van de D933. Aan de overzijde van de D933 zien we het hoger liggende dorp Lacarre liggen met haar grijze Château d’Harispe. De asfaltweg wijkt weer af van de D933 en dan wandelen we over deze asfaltweg door een bosperceel via een lage bergpas omhoog, via het gehucht Ithurraldéa naar het dorpje Bussunarits. Op de dan volgende splitsing staat een betonnen bushokje. In dat bushokje zit een jong stel pelgrims te rusten en te eten. Het zijn de jongelui die vanuit het Canadese, Franstalige Québec naar Frankrijk zijn gekomen om op pelgrimstocht te gaan. We hadden hen afgelopen zaterdag al ontmoet in de refugio van Arthez-de-Béarn, waar zij toen tegelijk met ons overnachtten. Vlak voorbij deze splitsing staat het Château d’Apat.
We wandelen door naar onze volgende halteplaats. We willen namelijk gaan pauzeren in het volgende dorp: Saint-Jean-le-Vieux. Daar aangekomen, bezichtigen we eerst de oude parochiekerk Saint-Pierre d’Usakoa, waarvan alleen nog het 12e-eeuwse romaanse portaal bewaard is gebleven. Na dit kerkbezoek rusten we in de grote bushalte op het Place du Fronton tegenover de dorpskerk. Het begint weer te motregenen, waardoor de ondertussen passerende pelgrims in regenkleding voorbijgaan. Na deze pauze verlaten we Saint-Jean-le-Vieux. We gaan onder de rondweg door en komen weer op een smal voetpad door de berm langs de D933. Vrij snel kunnen we deze drukke weg gelukkig weer verlaten, om door een mooie platanenlaan rustiger verder te wandelen. We komen dan in een mooi gehucht, genaamd La Madeleine. De kerk heeft een mooi gotisch portaal van roodachtig zandsteen.
We bezoeken de dorpskerk en lopen daarna de kerk voorbij. Naast de kerk loopt een behoorlijk stromend beekje, de Laurhibar. Verderop is zelfs een kleine waterval. Mede doordat het vanmorgen behoorlijk heeft geregend, staat er een flinke stroming. Aan de overzijde van het beekje is een oude molen (moulin). Een versleten ronde molensteen ligt achter de ‘moulin’. Enkele tientallen meters verderop komen we langs een woning die grotendeels verborgen is achter een grote klimop. Die klimop is in een vuurrode herfsttooi gekleed, dus een kleurrijk schouwspel, met al die kleurschakeringen rood van de bladeren van de klimop.
We vervolgen onze weg tot aan de kruising met de D401. We steken over en dan wordt het serieus, want we komen hier op de Chemin de Saint-Jacques, de oude Jacobsweg over de helling van de berg waarop de oude Citadel van Saint-Jean-Pied-de-Port voorheen is gebouwd. Deze Chemin de Saint-Jacques voert ons naar de Jacobspoort in de oude stadmuur van Saint-Jean-Pied-de-Port. Enkele jaren geleden – in 2007 - waren we hier ook al eens met Pieter tijdens onze zomervakantie in Zuidwest-Frankrijk. We hebben toen in een spleet van de oude stadsmuur een witte schelp geduwd. Zou die schelp er nu – 4 jaar later - nog in zitten? Of zou iemand anders hem in de afgelopen jaren hebben gevonden en de schelp hebben meegenomen? Na enig zoeken wordt het duidelijk. De schelp is weg, maar in de spleet zit nu een steen. Wellicht heeft iemand de schelp geruild voor de steen?
We gaan door de Jacobspoort het stadje in. Dit is de poort waar al eeuwenlang pelgrims de stad binnenkomen om de volgende dag of iets later door te trekken over de Pyreneeën, naar Spanje. Ook wij stappen die lange traditie in. Achter de stadspoort begint de Rue de la Citadelle, waar de huizen uit de 17e en de 18e eeuw stammen. We wandelen het eerste huis – een pelgrimsherberg - voorbij. Een eindje verder in de straat – tegenover de Nederlandse, nu al seizoensgesloten refugio – komen we aan bij het pelgrimsbureau. De twee jonge pelgrims uit Canada zitten aan de tafel en worden geholpen. De twee informanten van het pelgrimsbureau zijn beiden bezig om gearriveerde pelgrims verder op weg te helpen voor een overnachting en/of voor hun doorreis. Na enig wachten zijn wij aan de beurt. We worden geregistreerd als binnengekomen pelgrims. We krijgen het pelgrimsstempel van Saint-Jean-Pied-de-Port in ons pelgrimspaspoort en we krijgen advies over overnachtingadressen.
Als we klaar zijn in het pelgrimsbureau wandelen we door de Jacobspoort de stad weer uit, om bij het eerste huis buiten de stadmuur onderdak voor de komende nacht te vragen. De eigenaar van dit Chambres d’Hôtes Errecaldia heeft nog een kamer vrij, dus die nemen we. Een prachtige kamer, met uitzicht op de Chemin de Saint-Jacques, dus we zien door het raam de na ons volgende pelgrims ook arriveren. De eigenaar vindt het prachtig dat wij als Friezen bij hem logeren, want hij koestert goede herinneringen aan het enkele jaren geleden eens bijwonen van de Sneekweek in Fryslân. Hij is een verwoed zeiler geweest, dus heeft in Fryslân genoten van zeilen en van zeilwedstrijden. Als ons door hem de kamer is gewezen, kunnen we onze kleding drogen.
Na een heerlijke douche is dan voor mij het moment gekomen om het wandelverslag van deze dag te schrijven, terwijl Durkje het centrum van het stadje in gaat om alvast de boodschappen voor de volgende wandeldag te halen. Vanavond eten we in een Baskisch restaurant in het centrum van Saint-Jean-Pied-de-Port. Tevreden wandelen we na het diner door de stille hoofdstraat en door de Jacobspoort weer terug naar ons onderkomen voor de nacht. Morgen zullen we de Pyreneeën wandelend oversteken, op weg naar Roncesvalles in Spanje!
Pelgrimeren van Aroue naar Ostabat-Asme
Van Sint-Jacobiparochie naar Santiago de Compostela
Sentier vers Saint-Jacques-de-Compostelle; GR65 > Montréal-du-Gers – Roncevaux
Van Aroue naar Ostabat-Asme
Dinsdag 18 oktober 2011 – 23 km.
Dag 115: 2446 – 2469 km.
Om 7.30 uur melden Durkje en ik ons voor het ontbijt in de royale woonkeuken van de boerderij Bohoteguia nabij Aroue. Ook de andere twee Franse pelgrims schuiven erbij aan tafel en dan komt onze gastvrouw met grote kannen koffie en heet water voor de thee. Van buiten worden de koude, verse stokbroden gehaald. Ze zet drie nieuwe potten zelfgemaakte marmelade van pruimen, perziken en vijgen op tafel en dan kan het ontbijt beginnen. We krijgen voldoende brood mee voor onderweg en na het ontbijt is het tijd om te betalen. Ze heeft ook een heel mooi rond stempel van haar boerenhoeve met in het midden de beeltenis van een pelgrim, dus uiteraard laten we ook graag onze pelgrimskaart door haar afstempelen. Daarna nemen we afscheid van de andere twee pelgrims en van onze hartelijke gastvrouw van deze Ferme Bohoteguia van Aroue. Over de steile afrit dalen we af naar de doorgaande weg om onze pelgrimsroute te vervolgen.
Het is nu om 8.15 uur nog fris buiten. De lucht is nagenoeg onbewolkt. We zijn van plan vandaag van Aroue naar Ostabat-Asme te lopen, over een afstand van 23 kilometer. Vanaf de boerderij lopen we richting Aroue, totdat we aankomen bij het 18e-eeuwse Château de Joantho. Hier buigen we linksaf om over een asfaltweggetje in zuidwestelijke richting verder te gaan. Verderop ligt op een kale akker een langwerpige bult mest. Een groot aantal kleine witte paddestoelen heeft hierop een geschikte voedingsbodem gevonden. Op een driesprong staat een houten kruis tegen een boom. Een klein Jacobsschelpje hangt aan het kruis.
Bij de boerenhoeve Begorre gaan we in zuidelijke richting verder, tot een splitsing. Dan gaat het pad omhoog over de helling. Boven aangekomen, maakt het pad een scherpe bocht naar het noorden. We komen voorbij de hoeve Pagueguy. Een bonte verzameling wegwijzers wijst ons de weg linksaf. We passeren de hoeve Etchebarnia en komen op de weg naar Olhaïby. Vlak vóór Olhaïby slaan we linksaf en dan volgen we nabij de boerenhoeve Etcheberria het met steenslag verharde landpad, dat uit komt bij de boerenhoeve Casabonne. Vlak vóór Casabonne zit de ons inmiddels bekende Noordhollandse pelgrim op haar rugzak te pauzeren. Verderop zien we vier andere pelgrims lopen. Als wij bij Casabonne komen, pauzeren we in de heerlijke ochtendzon op een stapel betonplaten naast grote maïs-strobalen.
Drie kilometer verder arriveren we bij de hoeve Benta. Hier kun je kiezen om een variant naar Saint-Palais te nemen, of om de reguliere GR65-route te blijven volgen. Een aantal richtingwijzers geven duidelijk aan in welke richtingen je daartoe verder moet. Wij houden bij Benta de GR65 aan richting Larribar. Vanaf Benta volgt een flinke afdaling. Onderweg passeren we een boerenhoeve, die langs de weg ligt. De boer is in de open boerenschuur bezig met de tractor. De erfhond aan de ketting slaat aan als we passeren. Bij het woonhuis met een binnenplaats laat de boerin een koppel ganzen buiten de binnenplaats om rondom de boerderij te lopen. De ganzen komen fladderen het erf op als we op dat moment passeren.
Beneden aangekomen volgen we de D242 naar rechts. Dan komen we bij een splitsing, waar je een binnendoorroute zou kunnen volgen via het plaatsje Uhart-Mixe. Dat is tevens een tracé van de Chemin de Navarre en die binnendoorsteek is voor de GR65-pelgrims 2.200 meter korter dan de reguliere route die wij voortdurend volgen.
Na een kilometer D242 gaan we linksaf naar het dorpje Larribar-Sorhapuru. Bij de entree van Larribar zitten de Nederlandse pelgrim Ton en de Franse pelgrim die wij gisteren ook al enkele malen ontmoetten samen te rusten en te eten. Wij wandelen echter nog door het dorpje Larribar, langs de kerk in de richting van de rivier. We steken eerst de D933 over en wandelen dan langs de veel lager liggende rivier de Bidouze. In de hoop dat we bij de brug over de Bidouze een picknickplaats zullen vinden, lopen we via het gehucht Etxartia door naar de oude brug over de Bidouze. We hebben geluk, want aan de rivieroever is inderdaad een picknickplaats gemaakt van een grote molensteen, met rondom enkele houten bankjes. De francaise pelgrim die in Arthez-de-Béarn bij ons op de slaapzaal sliep, zit hier te pauzeren. Wij rusten, eten en drinken weer wat, hier aan de oever van de Bidouze.
Na de pauze steken we via de oude brug de rivier de Bidouze over. Aan de overzijde staat een grote steen met in een uitgehold gedeelte een klein beeldje van Sint Jacob in pelgrimstenue. Over een rotsachtig pad gaan we boven langs een boerderij links over de helling van een heuvel. Dit pad wordt smaller en gaat over in een leisteenpad door het bos, met grote stapstenen. Na deze klim nemen we een graspad dat ons onder een hoge maïsdrooginstallatie leidt naar het dorpje Hiriburia. In Hiriburia bezoeken we uiteraard ook de zogenoemde ‘Steen van Gibraltar’. De naam van dit monument is afgeleid van het Baskische woord ‘Chibaltarem’, wat ‘Heilige Salvator’ betekent. Thema van deze wandeldag is volgens onze routegids van de ANWB: “De Steen van Gibraltar’. Dit monument markeert de plaats waar onze Via Podiensis samenkomt met twee andere pelgrimsroutes, namelijk vanuit Tours en vanuit Vézelay. Op dat moment belt Jan Wijbe ons.
We verlaten het dorpje Hiriburia als we de D302 oversteken. Een wegwijzer wijst ons hier de weg naar de kapel van Soyarza. Vanuit Hiriburia volgt dan een lange klim over leisteen in de richting van de kapel van Soyarza. Het is een lange, gestage klim. Langzamerhand wordt de bebouwing achter ons heel klein. We gaan een behoorlijk eind naar boven en genieten daarbij van de frisse wind die af en toe even opsteekt en ons op die manier in het volle zonlicht heerlijk verkoelt tijdens de pittige klim. We lopen over het stenige pad door een met jeneverbessen begroeid berglandschap.
Als we boven bij de kapel van Soyarza arriveren, zijn enkele militairen bezig om palen in de rotsgrond te slaan en daar plastic doeken tussen te spannen. Iets verderop staat een groene legertruck en nog verder staat een witte legertruck met daarop de vlag van het Rode Kruis. Wat gaat hier gebeuren? We bezoeken de kapel van Soyarza. De wind is hier op grote hoogte nogal fris, dus we pauzeren in het open gedeelte van deze kapel. Daarbij hebben we een schitterend uitzicht over de omgeving. Voor de Sint-Jacobspelgrims is hierboven ook een informatiepaneel geplaatst, waarop je van het panoramisch uitzicht kunt nagaan welke bergen en welke dorpen je in de wijde omgeving van hieruit kunt zien. Achter de kapel staat een Baskische stèle (gedenksteen) en naast de kapel staat een richtingwijzer voor de afdaling.
Aan de andere zijde van de berg zetten we de afdaling in. Zo’n 800 meter verder passeren we weer een Baskische stèle met daarop een Baskisch opschrift. Een richtingwijzer wijst de goede weg naar beneden. We dalen behoorlijk snel en komen daarbij ook over een hol pad met een hoogopgaande wand van groen-geel kalkzandsteen. We dalen af naar het gehucht Harambeltz. In deze plaats staat nog een intact gebleven Romaanse kapel, een rest van een 12e-eeuws hospitium, waar vroeger zogenoemde ‘donaten’ hun leven ten dienste stelden van de medemens, zonder dat ze daarvoor de strenge kloostergelofte hoefden af te leggen. In de kapel zien we de kleurrijke combinatie van het altaar, de kansel, de schilderijen en de houten beelden, waarvan één van de beelden aan de rechterzijde de beeltenis is van de Heilige Jacobus. Het geheel is een mooi voorbeeld van volkskunst uit een ver verleden.
Als we om de oude kapel heen lopen, gebeurt wat we een uur geleden al verwachtten. We vermoedden dat de militairen bij de kapel van Soyarza aan het werk waren om een landing van parachutisten voor te bereiden. Bij de kapel van Harambeltz zien en horen we hoog in de lucht een vliegtuig. En dan zien we een aantal parachutisten vlak boven de berg van Soyarza landen.
Vervolgens lopen we na Harambeltz door het Bos van Ostabat. We ontmoeten daar ook weer de francaise pelgrim, die we eerder vandaag ontmoetten bij de brug over de Bidouze. Nog een eindje verder – na een laatste klim over asfalt – zien we verderop onze bestemming voor vandaag liggen, het dorpje Ostabat-Asme. Iets verderop zetten we de afdaling in naar Ostabat-Asme. Dan volgt in die afdaling een bijzonder slecht begaanbaar pad. Over keien, leisteen en veel kleinere stenen moeten we een heel eind voorzichtig afdalen.
Bij een boerderij komen we Ostabat binnen. Twee schapen zijn hier uit het stuk land ontsnapt, maar als wij aan komen lopen, gaan ze haastig voor ons uit en vanaf een smal bruggetje springen ze in een droge beekbedding, om vervolgens weer hun weide in te lopen, waar ook de andere schapen grazen. Dan volgt nog een behoorlijke klim alvorens we de hoofdstraat van Ostabat-Asme in wandelen. In het dorpscentrum melden we ons om 15.45 uur - na een tocht van 7 uren en een kwartier - bij de herberg Ametzanea, waarin we een kamer voor de nacht krijgen toegewezen.
Vanavond genieten we ook hier weer van een heerlijk diner in de herberg. Met ons aan tafel zitten twee Franse stellen, waarvan het ene stel naar Saint-Jean-Pied-de-Port wandelt en het andere stel nog door wil pelgrimeren naar Santiago de Compostela. De andere tafelgenoot is de Noordhollandse pelgrim, die wij eerder vandaag ontmoetten bij de boerenhoeve Casabonne.
We hebben vandaag weer een schitterende dagtocht achter de rug. Het weer was voortreffelijk om te wandelen en de landschappen en de bezienswaardigheden onvergetelijk. Een mooie fotoreportage getuigt van een fantastische pelgrimsdag.
Sentier vers Saint-Jacques-de-Compostelle; GR65 > Montréal-du-Gers – Roncevaux
Van Aroue naar Ostabat-Asme
Dinsdag 18 oktober 2011 – 23 km.
Dag 115: 2446 – 2469 km.
Om 7.30 uur melden Durkje en ik ons voor het ontbijt in de royale woonkeuken van de boerderij Bohoteguia nabij Aroue. Ook de andere twee Franse pelgrims schuiven erbij aan tafel en dan komt onze gastvrouw met grote kannen koffie en heet water voor de thee. Van buiten worden de koude, verse stokbroden gehaald. Ze zet drie nieuwe potten zelfgemaakte marmelade van pruimen, perziken en vijgen op tafel en dan kan het ontbijt beginnen. We krijgen voldoende brood mee voor onderweg en na het ontbijt is het tijd om te betalen. Ze heeft ook een heel mooi rond stempel van haar boerenhoeve met in het midden de beeltenis van een pelgrim, dus uiteraard laten we ook graag onze pelgrimskaart door haar afstempelen. Daarna nemen we afscheid van de andere twee pelgrims en van onze hartelijke gastvrouw van deze Ferme Bohoteguia van Aroue. Over de steile afrit dalen we af naar de doorgaande weg om onze pelgrimsroute te vervolgen.
Het is nu om 8.15 uur nog fris buiten. De lucht is nagenoeg onbewolkt. We zijn van plan vandaag van Aroue naar Ostabat-Asme te lopen, over een afstand van 23 kilometer. Vanaf de boerderij lopen we richting Aroue, totdat we aankomen bij het 18e-eeuwse Château de Joantho. Hier buigen we linksaf om over een asfaltweggetje in zuidwestelijke richting verder te gaan. Verderop ligt op een kale akker een langwerpige bult mest. Een groot aantal kleine witte paddestoelen heeft hierop een geschikte voedingsbodem gevonden. Op een driesprong staat een houten kruis tegen een boom. Een klein Jacobsschelpje hangt aan het kruis.
Bij de boerenhoeve Begorre gaan we in zuidelijke richting verder, tot een splitsing. Dan gaat het pad omhoog over de helling. Boven aangekomen, maakt het pad een scherpe bocht naar het noorden. We komen voorbij de hoeve Pagueguy. Een bonte verzameling wegwijzers wijst ons de weg linksaf. We passeren de hoeve Etchebarnia en komen op de weg naar Olhaïby. Vlak vóór Olhaïby slaan we linksaf en dan volgen we nabij de boerenhoeve Etcheberria het met steenslag verharde landpad, dat uit komt bij de boerenhoeve Casabonne. Vlak vóór Casabonne zit de ons inmiddels bekende Noordhollandse pelgrim op haar rugzak te pauzeren. Verderop zien we vier andere pelgrims lopen. Als wij bij Casabonne komen, pauzeren we in de heerlijke ochtendzon op een stapel betonplaten naast grote maïs-strobalen.
Drie kilometer verder arriveren we bij de hoeve Benta. Hier kun je kiezen om een variant naar Saint-Palais te nemen, of om de reguliere GR65-route te blijven volgen. Een aantal richtingwijzers geven duidelijk aan in welke richtingen je daartoe verder moet. Wij houden bij Benta de GR65 aan richting Larribar. Vanaf Benta volgt een flinke afdaling. Onderweg passeren we een boerenhoeve, die langs de weg ligt. De boer is in de open boerenschuur bezig met de tractor. De erfhond aan de ketting slaat aan als we passeren. Bij het woonhuis met een binnenplaats laat de boerin een koppel ganzen buiten de binnenplaats om rondom de boerderij te lopen. De ganzen komen fladderen het erf op als we op dat moment passeren.
Beneden aangekomen volgen we de D242 naar rechts. Dan komen we bij een splitsing, waar je een binnendoorroute zou kunnen volgen via het plaatsje Uhart-Mixe. Dat is tevens een tracé van de Chemin de Navarre en die binnendoorsteek is voor de GR65-pelgrims 2.200 meter korter dan de reguliere route die wij voortdurend volgen.
Na een kilometer D242 gaan we linksaf naar het dorpje Larribar-Sorhapuru. Bij de entree van Larribar zitten de Nederlandse pelgrim Ton en de Franse pelgrim die wij gisteren ook al enkele malen ontmoetten samen te rusten en te eten. Wij wandelen echter nog door het dorpje Larribar, langs de kerk in de richting van de rivier. We steken eerst de D933 over en wandelen dan langs de veel lager liggende rivier de Bidouze. In de hoop dat we bij de brug over de Bidouze een picknickplaats zullen vinden, lopen we via het gehucht Etxartia door naar de oude brug over de Bidouze. We hebben geluk, want aan de rivieroever is inderdaad een picknickplaats gemaakt van een grote molensteen, met rondom enkele houten bankjes. De francaise pelgrim die in Arthez-de-Béarn bij ons op de slaapzaal sliep, zit hier te pauzeren. Wij rusten, eten en drinken weer wat, hier aan de oever van de Bidouze.
Na de pauze steken we via de oude brug de rivier de Bidouze over. Aan de overzijde staat een grote steen met in een uitgehold gedeelte een klein beeldje van Sint Jacob in pelgrimstenue. Over een rotsachtig pad gaan we boven langs een boerderij links over de helling van een heuvel. Dit pad wordt smaller en gaat over in een leisteenpad door het bos, met grote stapstenen. Na deze klim nemen we een graspad dat ons onder een hoge maïsdrooginstallatie leidt naar het dorpje Hiriburia. In Hiriburia bezoeken we uiteraard ook de zogenoemde ‘Steen van Gibraltar’. De naam van dit monument is afgeleid van het Baskische woord ‘Chibaltarem’, wat ‘Heilige Salvator’ betekent. Thema van deze wandeldag is volgens onze routegids van de ANWB: “De Steen van Gibraltar’. Dit monument markeert de plaats waar onze Via Podiensis samenkomt met twee andere pelgrimsroutes, namelijk vanuit Tours en vanuit Vézelay. Op dat moment belt Jan Wijbe ons.
We verlaten het dorpje Hiriburia als we de D302 oversteken. Een wegwijzer wijst ons hier de weg naar de kapel van Soyarza. Vanuit Hiriburia volgt dan een lange klim over leisteen in de richting van de kapel van Soyarza. Het is een lange, gestage klim. Langzamerhand wordt de bebouwing achter ons heel klein. We gaan een behoorlijk eind naar boven en genieten daarbij van de frisse wind die af en toe even opsteekt en ons op die manier in het volle zonlicht heerlijk verkoelt tijdens de pittige klim. We lopen over het stenige pad door een met jeneverbessen begroeid berglandschap.
Als we boven bij de kapel van Soyarza arriveren, zijn enkele militairen bezig om palen in de rotsgrond te slaan en daar plastic doeken tussen te spannen. Iets verderop staat een groene legertruck en nog verder staat een witte legertruck met daarop de vlag van het Rode Kruis. Wat gaat hier gebeuren? We bezoeken de kapel van Soyarza. De wind is hier op grote hoogte nogal fris, dus we pauzeren in het open gedeelte van deze kapel. Daarbij hebben we een schitterend uitzicht over de omgeving. Voor de Sint-Jacobspelgrims is hierboven ook een informatiepaneel geplaatst, waarop je van het panoramisch uitzicht kunt nagaan welke bergen en welke dorpen je in de wijde omgeving van hieruit kunt zien. Achter de kapel staat een Baskische stèle (gedenksteen) en naast de kapel staat een richtingwijzer voor de afdaling.
Aan de andere zijde van de berg zetten we de afdaling in. Zo’n 800 meter verder passeren we weer een Baskische stèle met daarop een Baskisch opschrift. Een richtingwijzer wijst de goede weg naar beneden. We dalen behoorlijk snel en komen daarbij ook over een hol pad met een hoogopgaande wand van groen-geel kalkzandsteen. We dalen af naar het gehucht Harambeltz. In deze plaats staat nog een intact gebleven Romaanse kapel, een rest van een 12e-eeuws hospitium, waar vroeger zogenoemde ‘donaten’ hun leven ten dienste stelden van de medemens, zonder dat ze daarvoor de strenge kloostergelofte hoefden af te leggen. In de kapel zien we de kleurrijke combinatie van het altaar, de kansel, de schilderijen en de houten beelden, waarvan één van de beelden aan de rechterzijde de beeltenis is van de Heilige Jacobus. Het geheel is een mooi voorbeeld van volkskunst uit een ver verleden.
Als we om de oude kapel heen lopen, gebeurt wat we een uur geleden al verwachtten. We vermoedden dat de militairen bij de kapel van Soyarza aan het werk waren om een landing van parachutisten voor te bereiden. Bij de kapel van Harambeltz zien en horen we hoog in de lucht een vliegtuig. En dan zien we een aantal parachutisten vlak boven de berg van Soyarza landen.
Vervolgens lopen we na Harambeltz door het Bos van Ostabat. We ontmoeten daar ook weer de francaise pelgrim, die we eerder vandaag ontmoetten bij de brug over de Bidouze. Nog een eindje verder – na een laatste klim over asfalt – zien we verderop onze bestemming voor vandaag liggen, het dorpje Ostabat-Asme. Iets verderop zetten we de afdaling in naar Ostabat-Asme. Dan volgt in die afdaling een bijzonder slecht begaanbaar pad. Over keien, leisteen en veel kleinere stenen moeten we een heel eind voorzichtig afdalen.
Bij een boerderij komen we Ostabat binnen. Twee schapen zijn hier uit het stuk land ontsnapt, maar als wij aan komen lopen, gaan ze haastig voor ons uit en vanaf een smal bruggetje springen ze in een droge beekbedding, om vervolgens weer hun weide in te lopen, waar ook de andere schapen grazen. Dan volgt nog een behoorlijke klim alvorens we de hoofdstraat van Ostabat-Asme in wandelen. In het dorpscentrum melden we ons om 15.45 uur - na een tocht van 7 uren en een kwartier - bij de herberg Ametzanea, waarin we een kamer voor de nacht krijgen toegewezen.
Vanavond genieten we ook hier weer van een heerlijk diner in de herberg. Met ons aan tafel zitten twee Franse stellen, waarvan het ene stel naar Saint-Jean-Pied-de-Port wandelt en het andere stel nog door wil pelgrimeren naar Santiago de Compostela. De andere tafelgenoot is de Noordhollandse pelgrim, die wij eerder vandaag ontmoetten bij de boerenhoeve Casabonne.
We hebben vandaag weer een schitterende dagtocht achter de rug. Het weer was voortreffelijk om te wandelen en de landschappen en de bezienswaardigheden onvergetelijk. Een mooie fotoreportage getuigt van een fantastische pelgrimsdag.
Pelgrimeren van Navarrenx naar Aroue
Van Sint-Jacobiparochie naar Santiago de Compostela
Sentier vers Saint-Jacques-de-Compostelle; GR65 > Montréal-du-Gers – Roncevaux
Van Navarrenx naar Aroue
Maandag 17 oktober 2011 – 19 km.
Dag 114: 2427 – 2446 km.
Omdat Durkje en ik vandaag niet zo’n lange afstand hoeven te lopen, staan we wat later dan gebruikelijk op. Tijdens het ontbijt in ons hotel ontmoeten we een Nederlandse vrouw, die ook op pelgrimstocht is. Ze heeft gisteren hier in Navarrenx een rustdag genomen. De eerste nacht verbleef ze in de refugio en vannacht hier in Hotel du Commerce. Na het ontbijt halen we eerst eten en drinken voor deze dag in de plaatselijke supermarkt. Een Franse pelgrim haalt hier nu ook zijn boodschappen. Hij vertrekt als wij naar het hotel gaan om de laatste spullen in te pakken voor de wandeling van vandaag. We vertrekken om 8.45 uur om een wandeling van 19 kilometer te maken naar de plaats Aroue. Eerst kijken we vanuit Navarrenx vanaf de hoge noordoever naar de stenen brug, die hier over de rivier Gave d’Oloron ligt. Dan wandelen we, over het Place des Casernes en door de Spaanse stadspoort van deze vestingstad, Navarrenx uit.
Over de oude brug steken we de rivier de Gave d’Oloron over en dan wandelen we aan de overzijde Navarrenx uit. Direct daarna lopen we het volgende dorp in: Castetnau-Camblong. In Castetnau-Camblong wordt de pelgrims geadviseerd om voor hun eigen veiligheid niet de doorgaande verkeersweg, maar het steenachtige, sterk klimmende wandelpad te nemen. Voorbij de dorpskerk gaan we linksaf om verderop het dorp weer te verlaten. We komen dan op een steenachtig pad, dat het bos in gaat. Ver vóór ons zien we een grote groep senioren wandelen. We steken de beek Lausset over. Op het moment dat we de groep senioren zullen inhalen, zien we links een groepje rustende pelgrims. Het zijn de Fransman die we vanmorgen in de supermarkt ontmoetten, de Franse vrouw die de eerste nacht bij ons in de refugio op de slaapzaal sliep en de Nederlandse pelgrim Ton. Na een kort gesprek gaan we verder. Na een klimmend bospad gaan we anderhalve kilometer verder over een asfaltweg door het bos. We lopen nu parallel aan het beekje Harcelanne, dat we zojuist overstaken. Verderop gaan we over een hooggelegen heuvelrug, vanwaar we een mooi uitzicht hebben over het dal links van ons. Het pad door dit mooie landschap stijgt en daalt regelmatig.
Na een bosperceel dalen we het dal van de beek Cassou dou Boué in. We steken de beek over en gaan aan de overzijde weer klimmend verder. Als we een klein bosperceel uit komen, zien we vóór ons de eerste hoge bergen van de Pyreneeën liggen. Dat is het bergmassief waar we al zo lang naar toe wandelen en dat we over enkele dagen hopen over te steken. De bergen van de Pyreneeën zijn omgeven door mist, dus we kunnen ze wel zien, maar nog niet helder onderscheiden.
We zijn al ruim twee uren onderweg, dus het wordt langzamerhand wel eens tijd voor een rustpauze. Zodra we een bankje of een andere geschikte plaats om te zitten passeren, zullen we daar pauzeren. Voorbij een aantal maïsvelden steken we de D115 over en dan zien we aan de overzijde een bedrijfshal staan, waar men streekproducten inblikt, met name paté. Op het parkeerterrein heeft men een overdekte rustplaats gemaakt voor passerende pelgrims, met daarin twee picknickbanken. Een ideale plaats voor ons om te pauzeren.
Onder het afdak worden de ingeblikte producten ten verkoop aangeboden. Ook is er informatie over het bedrijf en over de geproduceerde producten. Binnen zoeken we een blikje paté uit en kopen er wat gekoelde frisdrank bij, waarna we onder het afdak bij de picknickbank ons vanmorgen gekochte stokbrood beleggen met overheerlijke paté. Voor een pelgrims is dat puur genieten: gebruik wat je onderweg tegenkomt, sluit zoveel mogelijk aan bij wat men hier aanbiedt en geniet daarvan. De inpakster bij wie we zojuist afrekenden, komt ons buiten even bezoeken. Ze vertelt ons dat ze afkomstig is uit Lille en geeft ons nog een tip voor een propere refugio enkele kilometers verderop. Tijdens het gesprek schenkt ze ons nog een extra blikje paté. Na dit aangenaam verpozen, gaan we uitgerust na de heerlijke lunch weer verder.
Vanaf de D115 gaat de asfaltweg zo’n twee kilometer het beekdal in van de beek Apaure. We steken de beek Apaure over en dan volgt een lange klim. Onderweg kunnen we vóór ons steeds de Pyreneeën zien liggen. Evenals afgelopen zomer, passeren we ook nu weer enkele recent in de berm geplante Jacobsappelbomen. Deze zijn geplant in 2010, het jubileumjaar van het hier regionale pelgrimsgenootschap van de vrienden van het Sint-Jacobspad in Pyrénées-Atlantiques. We klimmen langzaam maar gestaag. Daarbij passeren we de toegangsweg van de burcht van Montgaston, waarvan overigens alleen de donjon bewaard is gebleven. Verderop passeren we het aan onze rechterhand gelegen dorpje Charre.
Enkele honderden meters verder wandelen we het dorpje Cherbeys binnen. De routebeschrijving geeft aan dat we linksaf naar de rivier Le Saison moeten lopen, maar de bewegwijzering geeft aan dat we daartoe rechtsom moeten. We volgen de wegwijzers en lopen in de richting van Charre. Uiteindelijk moeten we naar de pas geasfalteerde weg, die we bereiken door een stukje door een weiland te lopen. De francaise pelgrim loopt nu weer voor ons uit over de asfaltweg. Ze moet wel ergens een binnendoorroute hebben genomen, want ze is ons niet gepasseerd nadat wij haar in het bos vanmorgen voorbij gingen. Als we bij de brug over Le Saison arriveren, zien we dat de voormalige route enkele jaren geleden door een nieuwgebouwde woning is onderbroken. Schuttingen en een hekwerk belemmeren de oude wandelroute door Cherbeys nog te gebruiken. We steken hier Le Saison over. Daarmee steken we tegelijk ook de grens over tussen de Béarn en Frans Baskenland. Het thema van de wandelroute van vandaag is volgens onze ANWB-wandelroutegids derhalve: ‘Baskenland’.
Als we over de brug lopen, zien we beneden bij het bruggenhoofd een grote groep wandelaars aan de rivier zitten. Ze pauzeren hier. Het is de groep die wij twee dagen geleden hebben zien vertrekken uit Arthez-de-Béarn. Ze worden ondersteund door een chauffeur van een kleine personenbus, waarmee ze zelf kunnen worden vervoerd en waarmee al hun bagage van het beginpunt tot het eindpunt van de dag wordt gebracht. Tussen de maïsvelden door klimmen we naar Lichos, voor ons het eerste Baskische dorpje op de Jacobsroute. Lichos heeft een dorpskerkje, dat we bezoeken. Buiten in een overdekte hal staan bankjes, waarop we pauzeren. In de schaduw kunnen we hier wat eten en drinken. Het is zo langzamerhand al behoorlijk warm geworden en als je dan – zoals hier – in de schaduw kunt zitten, maar tegelijk nog wel wat koele wind vangt, is dat een ideale rustplaats. Na de pauze wandelen we door Lichos.
In deze streek wordt veel maïs verbouwd. Af en toe zien we ergens in de velden een landbouwmachine maïs oogsten. Af en toe zien we een tractor met een aanhanger vol met geoogste maïskorrels. Maar maïs wordt ook wel geoogst door de complete maïskolven van het land te halen. Hier in Lichos zien we in een weiland waar veel kippen en ganzen lopen een drooginrichting voor maïskolven. Het is een mooi gezicht om al die geel glimmende maïskolven zo in de zon te zien schitteren.
Bij de brug over de beek ontmoeten we de Franse pelgrim weer. Hij vertelt dat hij tijdens de rustpauze zijn voeten heerlijk heeft afgekoeld in het stromende beekwater van de Borlaas. In Lichos doorsnijden we de gehuchten St.-Grat en le Village. Dan volgt een gestaag stijgende route over een asfaltweg tussen de akkers door. We lopen vol op de hete zon en er is weinig verkoeling door de zachte wind. Eerst stijgt de weg langzaam, maar naarmate we verder komen, wordt de weg steeds steiler. Af en toe even een hele korte pauze is gewenst om je ademhaling en je lichaamstemperatuur op peil te houden. In de schaduw bovenaan de heuvel nabij de boerenhoeve Bouhabin zit de francaise pelgrim uit te puffen van de lange klim. Bij de toegangsweg van de boerderij staat prominent een bord met opschrift “Pays Basque”. Welkom in Baskenland dus. Zojuist hadden we ook al een heel groot bord gepasseerd waarop duidelijk werd gemaakt dat men hier niet gediend is van de ‘Euro pollution’, ofwel de Euro-vervuiling. We lopen door over de heuvelrug in de richting van Aroue. Bij een boerderij verlaten we de asfaltweg om de afdaling in te zetten over een bospad naar de D11. Beneden aangekomen na een steile afdaling wandelen we langs de D11 in de richting van Aroue. Verderop zien we de boerderij van Bohoteguia al liggen. Dat is de boerenhoeve waar we vannacht zullen overnachten.
Als we tegen 14.00 uur het erf op wandelen, wijst de jonge boer ons de weg naar binnen. Aan een lange tafel staat een oudere vrouw te strijken. We leggen haar uit dat we hier een slaapplaats hebben gereserveerd, waarna ze ons aanbiedt om eerst even wat te drinken op het terras, dat grenst aan haar woonkamer. Daarna zullen we de gastenkamer krijgen toegewezen. Onder een grote parasol vinden we met het geserveerde drankje enige verkoeling tegen de warme zon. Verderop op het boerenerf hangen enkele waslijnen. Dat biedt ons een mooie gelegenheid om de nog natte was van gistermiddag hier in de volle zon te laten drogen. De in de volle zon slapende erfhond verroert niet als de was achter hem wordt opgehangen. We krijgen een tweepersoons kamer toegewezen boven in het voorhuis van de boerderij en dan is er voorafgaand aan het avondeten ruim tijd om ons te douchen en te verkleden en om het wandelverslag van vandaag te schrijven.
We zijn niet de enige gasten, want we zien dat ook twee Franse pelgrims hier inmiddels een kamer kregen toegewezen. We hebben de beide heren twee dagen eerder ontmoet in Arthez-de-Béarn. Omdat de meeste pelgrims op dit deel van de pelgrimsroute de in de routegidsen geadviseerde routes lopen, zie je doorgaans voorafgaand, tijdens of na je dagtocht regelmatig dezelfde pelgrims.
Met zijn vieren als pelgrims eten we vanavond op de boerderij. De oude boerin heeft een buitengewoon uitgebreid diner voor ons klaar gemaakt. Ze heeft voor 7 personen gekookt, maar omdat drie gasten niet zijn gearriveerd, wordt ons vieren de maaltijd voor zeven voorgezet. Ons zesgangendiner bestaat vanavond uit chips met een mix van likeur en witte wijn vooraf, gevolgd door een enorme Baskische omelet met Spaanse pepers en daarna een grote schaal met een stapel kalfsschnitzel met een grote pan vol groene bonen, met mosterd geserveerd. Daarna komt een grote schaal met kruidige sla op tafel, waarna nog een kaasplankje volgt. Dat wordt afgesloten met een theegang met een grote perentaart. En bij elke gang komt onze gastvrouw met een trots gezicht uit haar keuken en plaatst de volgende gang pontificaal aan het eind van de lange eettafel.
We hebben een gezellige avond met de andere twee Franse pelgrims en aan het eind van de avond heeft ook de gastvrouw tijd om bij ons aan te schuiven. Ze vertelt dat ze op deze grote boerenhoeve alleen met twee van haar vijf kinderen woont. Beide zonen op de boerderij leven ‘celibatair’, aldus de vrouw. De één werkt bij de gemeente in Aroue en de ander is de huidige boer. Omdat de boerderij geen vetpot is, verdient zij mee met haar pelgrimsaccommodatie.
We kijken terug op een mooie wandeldag. Met 19 kilometer is dat een betrekkelijk gemakkelijk af te leggen afstand. Het weer was goed, er zaten niet al te veel sterk stijgende en sterk dalende trajecten in en het landschap waar we vandaag doorheen liepen, was schitterend. Kortom, alwaar een hele mooie dag op onze pelgrimstocht.
Sentier vers Saint-Jacques-de-Compostelle; GR65 > Montréal-du-Gers – Roncevaux
Van Navarrenx naar Aroue
Maandag 17 oktober 2011 – 19 km.
Dag 114: 2427 – 2446 km.
Omdat Durkje en ik vandaag niet zo’n lange afstand hoeven te lopen, staan we wat later dan gebruikelijk op. Tijdens het ontbijt in ons hotel ontmoeten we een Nederlandse vrouw, die ook op pelgrimstocht is. Ze heeft gisteren hier in Navarrenx een rustdag genomen. De eerste nacht verbleef ze in de refugio en vannacht hier in Hotel du Commerce. Na het ontbijt halen we eerst eten en drinken voor deze dag in de plaatselijke supermarkt. Een Franse pelgrim haalt hier nu ook zijn boodschappen. Hij vertrekt als wij naar het hotel gaan om de laatste spullen in te pakken voor de wandeling van vandaag. We vertrekken om 8.45 uur om een wandeling van 19 kilometer te maken naar de plaats Aroue. Eerst kijken we vanuit Navarrenx vanaf de hoge noordoever naar de stenen brug, die hier over de rivier Gave d’Oloron ligt. Dan wandelen we, over het Place des Casernes en door de Spaanse stadspoort van deze vestingstad, Navarrenx uit.
Over de oude brug steken we de rivier de Gave d’Oloron over en dan wandelen we aan de overzijde Navarrenx uit. Direct daarna lopen we het volgende dorp in: Castetnau-Camblong. In Castetnau-Camblong wordt de pelgrims geadviseerd om voor hun eigen veiligheid niet de doorgaande verkeersweg, maar het steenachtige, sterk klimmende wandelpad te nemen. Voorbij de dorpskerk gaan we linksaf om verderop het dorp weer te verlaten. We komen dan op een steenachtig pad, dat het bos in gaat. Ver vóór ons zien we een grote groep senioren wandelen. We steken de beek Lausset over. Op het moment dat we de groep senioren zullen inhalen, zien we links een groepje rustende pelgrims. Het zijn de Fransman die we vanmorgen in de supermarkt ontmoetten, de Franse vrouw die de eerste nacht bij ons in de refugio op de slaapzaal sliep en de Nederlandse pelgrim Ton. Na een kort gesprek gaan we verder. Na een klimmend bospad gaan we anderhalve kilometer verder over een asfaltweg door het bos. We lopen nu parallel aan het beekje Harcelanne, dat we zojuist overstaken. Verderop gaan we over een hooggelegen heuvelrug, vanwaar we een mooi uitzicht hebben over het dal links van ons. Het pad door dit mooie landschap stijgt en daalt regelmatig.
Na een bosperceel dalen we het dal van de beek Cassou dou Boué in. We steken de beek over en gaan aan de overzijde weer klimmend verder. Als we een klein bosperceel uit komen, zien we vóór ons de eerste hoge bergen van de Pyreneeën liggen. Dat is het bergmassief waar we al zo lang naar toe wandelen en dat we over enkele dagen hopen over te steken. De bergen van de Pyreneeën zijn omgeven door mist, dus we kunnen ze wel zien, maar nog niet helder onderscheiden.
We zijn al ruim twee uren onderweg, dus het wordt langzamerhand wel eens tijd voor een rustpauze. Zodra we een bankje of een andere geschikte plaats om te zitten passeren, zullen we daar pauzeren. Voorbij een aantal maïsvelden steken we de D115 over en dan zien we aan de overzijde een bedrijfshal staan, waar men streekproducten inblikt, met name paté. Op het parkeerterrein heeft men een overdekte rustplaats gemaakt voor passerende pelgrims, met daarin twee picknickbanken. Een ideale plaats voor ons om te pauzeren.
Onder het afdak worden de ingeblikte producten ten verkoop aangeboden. Ook is er informatie over het bedrijf en over de geproduceerde producten. Binnen zoeken we een blikje paté uit en kopen er wat gekoelde frisdrank bij, waarna we onder het afdak bij de picknickbank ons vanmorgen gekochte stokbrood beleggen met overheerlijke paté. Voor een pelgrims is dat puur genieten: gebruik wat je onderweg tegenkomt, sluit zoveel mogelijk aan bij wat men hier aanbiedt en geniet daarvan. De inpakster bij wie we zojuist afrekenden, komt ons buiten even bezoeken. Ze vertelt ons dat ze afkomstig is uit Lille en geeft ons nog een tip voor een propere refugio enkele kilometers verderop. Tijdens het gesprek schenkt ze ons nog een extra blikje paté. Na dit aangenaam verpozen, gaan we uitgerust na de heerlijke lunch weer verder.
Vanaf de D115 gaat de asfaltweg zo’n twee kilometer het beekdal in van de beek Apaure. We steken de beek Apaure over en dan volgt een lange klim. Onderweg kunnen we vóór ons steeds de Pyreneeën zien liggen. Evenals afgelopen zomer, passeren we ook nu weer enkele recent in de berm geplante Jacobsappelbomen. Deze zijn geplant in 2010, het jubileumjaar van het hier regionale pelgrimsgenootschap van de vrienden van het Sint-Jacobspad in Pyrénées-Atlantiques. We klimmen langzaam maar gestaag. Daarbij passeren we de toegangsweg van de burcht van Montgaston, waarvan overigens alleen de donjon bewaard is gebleven. Verderop passeren we het aan onze rechterhand gelegen dorpje Charre.
Enkele honderden meters verder wandelen we het dorpje Cherbeys binnen. De routebeschrijving geeft aan dat we linksaf naar de rivier Le Saison moeten lopen, maar de bewegwijzering geeft aan dat we daartoe rechtsom moeten. We volgen de wegwijzers en lopen in de richting van Charre. Uiteindelijk moeten we naar de pas geasfalteerde weg, die we bereiken door een stukje door een weiland te lopen. De francaise pelgrim loopt nu weer voor ons uit over de asfaltweg. Ze moet wel ergens een binnendoorroute hebben genomen, want ze is ons niet gepasseerd nadat wij haar in het bos vanmorgen voorbij gingen. Als we bij de brug over Le Saison arriveren, zien we dat de voormalige route enkele jaren geleden door een nieuwgebouwde woning is onderbroken. Schuttingen en een hekwerk belemmeren de oude wandelroute door Cherbeys nog te gebruiken. We steken hier Le Saison over. Daarmee steken we tegelijk ook de grens over tussen de Béarn en Frans Baskenland. Het thema van de wandelroute van vandaag is volgens onze ANWB-wandelroutegids derhalve: ‘Baskenland’.
Als we over de brug lopen, zien we beneden bij het bruggenhoofd een grote groep wandelaars aan de rivier zitten. Ze pauzeren hier. Het is de groep die wij twee dagen geleden hebben zien vertrekken uit Arthez-de-Béarn. Ze worden ondersteund door een chauffeur van een kleine personenbus, waarmee ze zelf kunnen worden vervoerd en waarmee al hun bagage van het beginpunt tot het eindpunt van de dag wordt gebracht. Tussen de maïsvelden door klimmen we naar Lichos, voor ons het eerste Baskische dorpje op de Jacobsroute. Lichos heeft een dorpskerkje, dat we bezoeken. Buiten in een overdekte hal staan bankjes, waarop we pauzeren. In de schaduw kunnen we hier wat eten en drinken. Het is zo langzamerhand al behoorlijk warm geworden en als je dan – zoals hier – in de schaduw kunt zitten, maar tegelijk nog wel wat koele wind vangt, is dat een ideale rustplaats. Na de pauze wandelen we door Lichos.
In deze streek wordt veel maïs verbouwd. Af en toe zien we ergens in de velden een landbouwmachine maïs oogsten. Af en toe zien we een tractor met een aanhanger vol met geoogste maïskorrels. Maar maïs wordt ook wel geoogst door de complete maïskolven van het land te halen. Hier in Lichos zien we in een weiland waar veel kippen en ganzen lopen een drooginrichting voor maïskolven. Het is een mooi gezicht om al die geel glimmende maïskolven zo in de zon te zien schitteren.
Bij de brug over de beek ontmoeten we de Franse pelgrim weer. Hij vertelt dat hij tijdens de rustpauze zijn voeten heerlijk heeft afgekoeld in het stromende beekwater van de Borlaas. In Lichos doorsnijden we de gehuchten St.-Grat en le Village. Dan volgt een gestaag stijgende route over een asfaltweg tussen de akkers door. We lopen vol op de hete zon en er is weinig verkoeling door de zachte wind. Eerst stijgt de weg langzaam, maar naarmate we verder komen, wordt de weg steeds steiler. Af en toe even een hele korte pauze is gewenst om je ademhaling en je lichaamstemperatuur op peil te houden. In de schaduw bovenaan de heuvel nabij de boerenhoeve Bouhabin zit de francaise pelgrim uit te puffen van de lange klim. Bij de toegangsweg van de boerderij staat prominent een bord met opschrift “Pays Basque”. Welkom in Baskenland dus. Zojuist hadden we ook al een heel groot bord gepasseerd waarop duidelijk werd gemaakt dat men hier niet gediend is van de ‘Euro pollution’, ofwel de Euro-vervuiling. We lopen door over de heuvelrug in de richting van Aroue. Bij een boerderij verlaten we de asfaltweg om de afdaling in te zetten over een bospad naar de D11. Beneden aangekomen na een steile afdaling wandelen we langs de D11 in de richting van Aroue. Verderop zien we de boerderij van Bohoteguia al liggen. Dat is de boerenhoeve waar we vannacht zullen overnachten.
Als we tegen 14.00 uur het erf op wandelen, wijst de jonge boer ons de weg naar binnen. Aan een lange tafel staat een oudere vrouw te strijken. We leggen haar uit dat we hier een slaapplaats hebben gereserveerd, waarna ze ons aanbiedt om eerst even wat te drinken op het terras, dat grenst aan haar woonkamer. Daarna zullen we de gastenkamer krijgen toegewezen. Onder een grote parasol vinden we met het geserveerde drankje enige verkoeling tegen de warme zon. Verderop op het boerenerf hangen enkele waslijnen. Dat biedt ons een mooie gelegenheid om de nog natte was van gistermiddag hier in de volle zon te laten drogen. De in de volle zon slapende erfhond verroert niet als de was achter hem wordt opgehangen. We krijgen een tweepersoons kamer toegewezen boven in het voorhuis van de boerderij en dan is er voorafgaand aan het avondeten ruim tijd om ons te douchen en te verkleden en om het wandelverslag van vandaag te schrijven.
We zijn niet de enige gasten, want we zien dat ook twee Franse pelgrims hier inmiddels een kamer kregen toegewezen. We hebben de beide heren twee dagen eerder ontmoet in Arthez-de-Béarn. Omdat de meeste pelgrims op dit deel van de pelgrimsroute de in de routegidsen geadviseerde routes lopen, zie je doorgaans voorafgaand, tijdens of na je dagtocht regelmatig dezelfde pelgrims.
Met zijn vieren als pelgrims eten we vanavond op de boerderij. De oude boerin heeft een buitengewoon uitgebreid diner voor ons klaar gemaakt. Ze heeft voor 7 personen gekookt, maar omdat drie gasten niet zijn gearriveerd, wordt ons vieren de maaltijd voor zeven voorgezet. Ons zesgangendiner bestaat vanavond uit chips met een mix van likeur en witte wijn vooraf, gevolgd door een enorme Baskische omelet met Spaanse pepers en daarna een grote schaal met een stapel kalfsschnitzel met een grote pan vol groene bonen, met mosterd geserveerd. Daarna komt een grote schaal met kruidige sla op tafel, waarna nog een kaasplankje volgt. Dat wordt afgesloten met een theegang met een grote perentaart. En bij elke gang komt onze gastvrouw met een trots gezicht uit haar keuken en plaatst de volgende gang pontificaal aan het eind van de lange eettafel.
We hebben een gezellige avond met de andere twee Franse pelgrims en aan het eind van de avond heeft ook de gastvrouw tijd om bij ons aan te schuiven. Ze vertelt dat ze op deze grote boerenhoeve alleen met twee van haar vijf kinderen woont. Beide zonen op de boerderij leven ‘celibatair’, aldus de vrouw. De één werkt bij de gemeente in Aroue en de ander is de huidige boer. Omdat de boerderij geen vetpot is, verdient zij mee met haar pelgrimsaccommodatie.
We kijken terug op een mooie wandeldag. Met 19 kilometer is dat een betrekkelijk gemakkelijk af te leggen afstand. Het weer was goed, er zaten niet al te veel sterk stijgende en sterk dalende trajecten in en het landschap waar we vandaag doorheen liepen, was schitterend. Kortom, alwaar een hele mooie dag op onze pelgrimstocht.
Pelgrimeren van Arthez-de-Béarn naar Navarrenx
Van Sint-Jacobiparochie naar Santiago de Compostela
Sentier vers Saint-Jacques-de-Compostelle; GR65 > Montréal-du-Gers – Roncevaux
Van Arthez-de-Béarn naar Navarrenx
Zondag 16 oktober 2011 – 31 km.
Dag 113: 2396 – 2427 km.
Gisteren zijn Durkje en ik vanuit Stiens terug gereisd naar Arthez-de-Béarn in het zuiden van Frankrijk. We gaan in deze herfstvakantie vijf dagen wandelen door Frans en Spaans Baskenland. Doel is om van het Franse Arthez-de-Béarn via Saint-Jean-Pied-de-Port over de Pyreneeën naar het Spaanse Roncesvalles te pelgrimeren. Vanuit Arthez-de-Béarn is het nog 858 kilometer naar het Spaanse Santiago de Compostela.
Na onze overnachting in de gemeentelijke refugio ‘Maison des Pèlerins’ vertrekken we hier bij het eerste daglicht, om ons pelgrimspad te vervolgen in de richting van Navarrenx, over een afstand van 31 kilometer. Bij de bakker hebben we vanmorgen vroeg nog even vers brood gehaald. Om 8.15 uur verlaten we de refugio en gaan we op pad. Het is zojuist licht geworden. Het is bewolkt en de temperatuur is prima. We lopen tot ongeveer 11.00 uur nog in de trui, maar die kan al bij de eerste stop uit. We verlaten Arthez-de-Béarn bij de ‘Auberge du Bourdalat, waar we gisteren met acht andere pelgrims van een heerlijk viergangen pelgrimsmenu hebben genoten. In het centrum van Arthez-de-Béarn hangt een mooi beeldje van Sint Jacob aan een zijmuur en vlak buiten dit dorp staat bovenop een paal een beeldje van een pelgrim.
De route is hier duidelijk aangegeven, met onder andere mooie, geëmailleerde richtingwijzers. We volgen de D273 en gaan voorbij Bourdalat klimmend rechtsaf, om over de lengte van een heuvelkam te gaan. Waar de geasfalteerde weg over gaat in een stenig pad, ligt rechts van de weg op een privéterrein een mooie overdekte pleisterplaats, alleen voor passerende pelgrims toegankelijk. We volgen een mooie klimmende en dalende heuvelkam en hebben een prima uitzicht over het lager gelegen landschap links en rechts. Nabij de boerenhoeve Lasserre gaat de weg steil naar beneden.
Tussen de akkers door wandelen we over het kerkpad naar het dorp Argagnon. We arriveren in dit dorp bij het oorlogsmonument en de dorpskerk. We constateren dat de herfst hier al verder is gevorderd dan in Nederland. De bladeren aan bomen en struiken zijn hier en daar al behoorlijk in schitterende herfsttooi. We wandelen door de berm van de D275 en steken de weg vervolgens over. Direct daarna steken we achtereenvolgens de spoorlijn Bayonne-Pau en de rivier de Gave de Pau over. Daarna steken we de autosnelweg A64 La Pyrénéenne over.
Vrij spoedig arriveren we dan in het dorp Maslacq. Links van de weg ligt een oude boerenhoeve. Enkele varkens wroeten in de aarde op een stukje land tussen de boerenschuur en de doorgaande weg. In Maslacq gaan we even van de route af om 50 meter rechts een kop koffie te drinken bij het plaatselijke hotel. Op het terras ontmoeten we de Nederlandse pelgrim Ton, die vannacht ook bij ons in de refugio sliep. We zitten even met z’n drieën op het terras koffie te drinken totdat Ton vertrekt. Even later vertrekken wij ook. We verlaten Maslacq bij het kasteel van dit dorp.
We lopen in zuidelijke richting, met rechts van ons een heuvelrug en links van ons de rivier de Gave de Pau. Ter hoogte van een ruïne van een oud poortgebouw van de vervallen boerenhoeve Guironolé gaan we klimmend de heuvelrug op. In het begin gaat het langzaam klimmend omhoog, maar op een gegeven moment wordt het hellingpad steiler. Als we bovenop de heuvel een foto willen maken van het dal in de verte, komt de Belgische pelgrim aanlopen, die afgelopen nacht ook met ons in de refugio van Arthez-de-Béarn overnachtte. Ze maakt hier een foto van ons samen.
Voorbij het erf van een oude boerenhoeve gaan we over een smal pad langs een maïsakker. Als je over zo’n paadje loopt, realiseer je je dat je dit pad mag ontvangen van alle mensen die je de afgelopen dagen, weken, maanden, jaren en wellicht al eeuwen zijn voorgegaan. Door het pad zelf ook te bewandelen, lever je een bijdrage aan het instandhouden van zo’n pad en geef je het pad daarmee weer door aan alle wandelaars en pelgrims die ná ons dit pad ook zullen bewandelen. Zo worden alle voetpaden in de loop van de jaren doorgegeven van generatie op generatie. We gaan door een klein bosperceel met klimmende en dalen paden, en daarna gaat het weer behoorlijk klimmend over smalle asfaltwegen verder. We passeren het gehucht Nébout.
Dan arriveren we bij de kerk en de abdij van Sauvelade. Hier staat een fraaie Romaanse cisterciënzer kerk. Onze ANWB-routegids heeft deze kerk gebruikt om als thema voor dit wandeltraject te kiezen voor: ‘Cisterciënzers aan de Jacobsweg’. In deze abdijkerk staat een beeld van Sint Jacob. Aan de voet van dit Jacobusbeeld ligt een grote hoeveelheid briefjes met een steentje erop. Op de briefjes staan allemaal voorbedes voor Sint Jacob en andere persoonlijke boodschappen van passerende pelgrims. Bij de abdij is ook een café en een kleine kruidenier. Hier kopen we enkele flesjes drinken voor onderweg en hier rusten en lunchen we ook. Tijdens onze rustpauze passeert de Nederlandse pelgrim Ton, die een andere route had genomen dan wij, omdat hij de behoorlijke klim over de heuvelrug wilde vermijden. Op het moment dat wij verder zullen gaan, komt de Belgische pelgrim aanlopen. Zij blijft hier achter om te rusten en wij gaan verder. Ook hier zijn de bomen en struiken in prachtige herfstkleuren getooid.
Ter hoogte van Moulié dalen we over de Camin de Compostela het dal in. Verderop komen we op een tracé waar we behoorlijk moeten klimmen. Dat is ter hoogte van Le Hameau de Bugnein. We wandelen langs een kudde liggende, herkauwende koeien. Ze liggen op de vrij smalle rand van een weiland met een behoorlijk steile helling. Verderop passeren we een betonnen paal met daarop een Jacobsschelp in het beton. Op de paal hebben passerende pelgrims een steentje gelegd, als teken dat hier iets wordt achtergelaten wat mensen geestelijke (heeft) belast. Je komt dergelijke plaatsen regelmatig langs de route voorbij.
Ondertussen is het al behoorlijk warm geworden; zo rond de 24 graden Celsius. De zon schijnt volop tussen de lichte bewolking door en de behoorlijke hoge temperatuur maakt het nodig om regelmatig wat te drinken. Ook de bescherming tegen de zon met hoed en pet is inmiddels nodig. Links en rechts van de weg is de grond afgegraven. Het is hier aan beide zijden allemaal zandgrond. Als we over de heuvels trekken, hebben we schitterende uitzichten over het ons omringende heuvelachtige landschap. Bij Le Hameau de Bastanès passeren we een boerenhoeve, waar op het erf hoge, smalle stellages met gaas zijn gebouwd, waarin de pas geoogste maïskolven worden gedroogd.
Over een asfaltweg door een bosperceel lopen we door naar het dorp Méritein. In de gevel van de dorpskerk vinden we een Jacobsschelp, waarin wijwater kan worden gegoten. Op het kerkplein nemen we een welverdiende rustpauze. We hebben namelijk aaneensluitend twee uren en drie kwartier gelopen, dus een pauze is inmiddels wel gewenst en welkom. Het is warm, dus we zoeken de schaduw op van een boompje naast het kerkplein.
Daarna is het nog ongeveer 20 minuten lopen via de gehuchten Lansaliot, Béziat en Darralder naar onze bestemming voor vandaag: Navarrenx. Bij de hoge muren van de oude bastion van Navarrenx wandelen we dit stadje binnen. Daarna passeren we het terras van La Taverne de Saint-Jacques. Op het terras zitten de twee Franse pelgrims die afgelopen nacht ook bij ons op de kamer sliepen in de refugio van Arthez-de-Béarn. Zij waren vanochtend in het donker al om 7.15 uur vertrokken en zitten hier nu op het schaduwrijke terras onder het genot van een drankje alle binnenkomende pelgrims te begroeten. Tegen de gevel van dit café-restaurant hangt een in hout uitgesneden Jacobsschelp.
Het is nu 16.15 uur, dus we hebben de 31 kilometer afgelegd in 8 uren. Vanaf hier is het nog 873 kilometer naar Santiago de Compostela, getuige een mijlpaal waarop die resterende afstand wordt vermeld. We wandelen door één van de hoofdstraten van Navarrenx naar het Place des Casernes. We checken om 16.45 uur in bij Hotel du Commerce, waar we de nacht door zullen brengen.
Vanavond dineren we op het terras van La Taverne de Saint-Jacques. Binnen in deze taverne zit onder andere een Franse pelgrim. Zij sliep afgelopen nacht ook bij ons op de slaapzaal. Ze vertrok vanmorgen tegelijk met ons en ook zij heeft na ons deze doorgangsplaats voor pelgrims bereikt. De temperatuur is buiten nog aangenaam, zo laat in de avond. Het is een gezellig vertoeven, hier op het behoorlijk volle terras van La Taverne de Saint-Jacques.
Sentier vers Saint-Jacques-de-Compostelle; GR65 > Montréal-du-Gers – Roncevaux
Van Arthez-de-Béarn naar Navarrenx
Zondag 16 oktober 2011 – 31 km.
Dag 113: 2396 – 2427 km.
Gisteren zijn Durkje en ik vanuit Stiens terug gereisd naar Arthez-de-Béarn in het zuiden van Frankrijk. We gaan in deze herfstvakantie vijf dagen wandelen door Frans en Spaans Baskenland. Doel is om van het Franse Arthez-de-Béarn via Saint-Jean-Pied-de-Port over de Pyreneeën naar het Spaanse Roncesvalles te pelgrimeren. Vanuit Arthez-de-Béarn is het nog 858 kilometer naar het Spaanse Santiago de Compostela.
Na onze overnachting in de gemeentelijke refugio ‘Maison des Pèlerins’ vertrekken we hier bij het eerste daglicht, om ons pelgrimspad te vervolgen in de richting van Navarrenx, over een afstand van 31 kilometer. Bij de bakker hebben we vanmorgen vroeg nog even vers brood gehaald. Om 8.15 uur verlaten we de refugio en gaan we op pad. Het is zojuist licht geworden. Het is bewolkt en de temperatuur is prima. We lopen tot ongeveer 11.00 uur nog in de trui, maar die kan al bij de eerste stop uit. We verlaten Arthez-de-Béarn bij de ‘Auberge du Bourdalat, waar we gisteren met acht andere pelgrims van een heerlijk viergangen pelgrimsmenu hebben genoten. In het centrum van Arthez-de-Béarn hangt een mooi beeldje van Sint Jacob aan een zijmuur en vlak buiten dit dorp staat bovenop een paal een beeldje van een pelgrim.
De route is hier duidelijk aangegeven, met onder andere mooie, geëmailleerde richtingwijzers. We volgen de D273 en gaan voorbij Bourdalat klimmend rechtsaf, om over de lengte van een heuvelkam te gaan. Waar de geasfalteerde weg over gaat in een stenig pad, ligt rechts van de weg op een privéterrein een mooie overdekte pleisterplaats, alleen voor passerende pelgrims toegankelijk. We volgen een mooie klimmende en dalende heuvelkam en hebben een prima uitzicht over het lager gelegen landschap links en rechts. Nabij de boerenhoeve Lasserre gaat de weg steil naar beneden.
Tussen de akkers door wandelen we over het kerkpad naar het dorp Argagnon. We arriveren in dit dorp bij het oorlogsmonument en de dorpskerk. We constateren dat de herfst hier al verder is gevorderd dan in Nederland. De bladeren aan bomen en struiken zijn hier en daar al behoorlijk in schitterende herfsttooi. We wandelen door de berm van de D275 en steken de weg vervolgens over. Direct daarna steken we achtereenvolgens de spoorlijn Bayonne-Pau en de rivier de Gave de Pau over. Daarna steken we de autosnelweg A64 La Pyrénéenne over.
Vrij spoedig arriveren we dan in het dorp Maslacq. Links van de weg ligt een oude boerenhoeve. Enkele varkens wroeten in de aarde op een stukje land tussen de boerenschuur en de doorgaande weg. In Maslacq gaan we even van de route af om 50 meter rechts een kop koffie te drinken bij het plaatselijke hotel. Op het terras ontmoeten we de Nederlandse pelgrim Ton, die vannacht ook bij ons in de refugio sliep. We zitten even met z’n drieën op het terras koffie te drinken totdat Ton vertrekt. Even later vertrekken wij ook. We verlaten Maslacq bij het kasteel van dit dorp.
We lopen in zuidelijke richting, met rechts van ons een heuvelrug en links van ons de rivier de Gave de Pau. Ter hoogte van een ruïne van een oud poortgebouw van de vervallen boerenhoeve Guironolé gaan we klimmend de heuvelrug op. In het begin gaat het langzaam klimmend omhoog, maar op een gegeven moment wordt het hellingpad steiler. Als we bovenop de heuvel een foto willen maken van het dal in de verte, komt de Belgische pelgrim aanlopen, die afgelopen nacht ook met ons in de refugio van Arthez-de-Béarn overnachtte. Ze maakt hier een foto van ons samen.
Voorbij het erf van een oude boerenhoeve gaan we over een smal pad langs een maïsakker. Als je over zo’n paadje loopt, realiseer je je dat je dit pad mag ontvangen van alle mensen die je de afgelopen dagen, weken, maanden, jaren en wellicht al eeuwen zijn voorgegaan. Door het pad zelf ook te bewandelen, lever je een bijdrage aan het instandhouden van zo’n pad en geef je het pad daarmee weer door aan alle wandelaars en pelgrims die ná ons dit pad ook zullen bewandelen. Zo worden alle voetpaden in de loop van de jaren doorgegeven van generatie op generatie. We gaan door een klein bosperceel met klimmende en dalen paden, en daarna gaat het weer behoorlijk klimmend over smalle asfaltwegen verder. We passeren het gehucht Nébout.
Dan arriveren we bij de kerk en de abdij van Sauvelade. Hier staat een fraaie Romaanse cisterciënzer kerk. Onze ANWB-routegids heeft deze kerk gebruikt om als thema voor dit wandeltraject te kiezen voor: ‘Cisterciënzers aan de Jacobsweg’. In deze abdijkerk staat een beeld van Sint Jacob. Aan de voet van dit Jacobusbeeld ligt een grote hoeveelheid briefjes met een steentje erop. Op de briefjes staan allemaal voorbedes voor Sint Jacob en andere persoonlijke boodschappen van passerende pelgrims. Bij de abdij is ook een café en een kleine kruidenier. Hier kopen we enkele flesjes drinken voor onderweg en hier rusten en lunchen we ook. Tijdens onze rustpauze passeert de Nederlandse pelgrim Ton, die een andere route had genomen dan wij, omdat hij de behoorlijke klim over de heuvelrug wilde vermijden. Op het moment dat wij verder zullen gaan, komt de Belgische pelgrim aanlopen. Zij blijft hier achter om te rusten en wij gaan verder. Ook hier zijn de bomen en struiken in prachtige herfstkleuren getooid.
Ter hoogte van Moulié dalen we over de Camin de Compostela het dal in. Verderop komen we op een tracé waar we behoorlijk moeten klimmen. Dat is ter hoogte van Le Hameau de Bugnein. We wandelen langs een kudde liggende, herkauwende koeien. Ze liggen op de vrij smalle rand van een weiland met een behoorlijk steile helling. Verderop passeren we een betonnen paal met daarop een Jacobsschelp in het beton. Op de paal hebben passerende pelgrims een steentje gelegd, als teken dat hier iets wordt achtergelaten wat mensen geestelijke (heeft) belast. Je komt dergelijke plaatsen regelmatig langs de route voorbij.
Ondertussen is het al behoorlijk warm geworden; zo rond de 24 graden Celsius. De zon schijnt volop tussen de lichte bewolking door en de behoorlijke hoge temperatuur maakt het nodig om regelmatig wat te drinken. Ook de bescherming tegen de zon met hoed en pet is inmiddels nodig. Links en rechts van de weg is de grond afgegraven. Het is hier aan beide zijden allemaal zandgrond. Als we over de heuvels trekken, hebben we schitterende uitzichten over het ons omringende heuvelachtige landschap. Bij Le Hameau de Bastanès passeren we een boerenhoeve, waar op het erf hoge, smalle stellages met gaas zijn gebouwd, waarin de pas geoogste maïskolven worden gedroogd.
Over een asfaltweg door een bosperceel lopen we door naar het dorp Méritein. In de gevel van de dorpskerk vinden we een Jacobsschelp, waarin wijwater kan worden gegoten. Op het kerkplein nemen we een welverdiende rustpauze. We hebben namelijk aaneensluitend twee uren en drie kwartier gelopen, dus een pauze is inmiddels wel gewenst en welkom. Het is warm, dus we zoeken de schaduw op van een boompje naast het kerkplein.
Daarna is het nog ongeveer 20 minuten lopen via de gehuchten Lansaliot, Béziat en Darralder naar onze bestemming voor vandaag: Navarrenx. Bij de hoge muren van de oude bastion van Navarrenx wandelen we dit stadje binnen. Daarna passeren we het terras van La Taverne de Saint-Jacques. Op het terras zitten de twee Franse pelgrims die afgelopen nacht ook bij ons op de kamer sliepen in de refugio van Arthez-de-Béarn. Zij waren vanochtend in het donker al om 7.15 uur vertrokken en zitten hier nu op het schaduwrijke terras onder het genot van een drankje alle binnenkomende pelgrims te begroeten. Tegen de gevel van dit café-restaurant hangt een in hout uitgesneden Jacobsschelp.
Het is nu 16.15 uur, dus we hebben de 31 kilometer afgelegd in 8 uren. Vanaf hier is het nog 873 kilometer naar Santiago de Compostela, getuige een mijlpaal waarop die resterende afstand wordt vermeld. We wandelen door één van de hoofdstraten van Navarrenx naar het Place des Casernes. We checken om 16.45 uur in bij Hotel du Commerce, waar we de nacht door zullen brengen.
Vanavond dineren we op het terras van La Taverne de Saint-Jacques. Binnen in deze taverne zit onder andere een Franse pelgrim. Zij sliep afgelopen nacht ook bij ons op de slaapzaal. Ze vertrok vanmorgen tegelijk met ons en ook zij heeft na ons deze doorgangsplaats voor pelgrims bereikt. De temperatuur is buiten nog aangenaam, zo laat in de avond. Het is een gezellig vertoeven, hier op het behoorlijk volle terras van La Taverne de Saint-Jacques.
Abonneren op:
Posts (Atom)