dinsdag 22 mei 2012

Hoger Onderwijs: crisis of kwaliteit?

Maandag 21 mei 2012
Jaap Nammensma,Tiny Hekkenberg en Doekle Terpstra















Doekle Terpstra
De jaarlijkse sectorledenvergadering van de Sector Hoger Onderwijs van CNV-Onderwijs vindt vandaag plaats in het CNV-gebouw te Utrecht. Zoals te doen gebruikelijk komen daarin naast de huishoudelijke zaken ook de actuele ontwikkelingen in het hoger onderwijs aan de orde. Voor het eerste gedeelte van deze bijeenkomst van de Sector Hoger Onderwijs is Doekle Terpstra uitgenodigd; voorheen de voorzitter van het CNV en nadien van de HBO-raad; en vandaag bij ons aanwezig in zijn actuele functie van bestuursvoorzitter van Hogeschool Inholland. Terpstra is als spreker uitgenodigd om zijn bestuurderservaring met ons te delen in het kader van het thema: ‘Hoger Onderwijs: crisis of kwaliteit’.

Crisis of kwaliteit
Doekle Terpstra vertelt over zijn ervaringen op hogeschoolnivo; over wat hij heeft waargenomen als bestuurder en als persoon. Hij geeft aan nog steeds blij te zijn dat hij de stap van de HBO-raad naar Inholland heeft gemaakt; om ook eens in de rol van hogeschoolbestuurder te stappen. Die overstap heeft hem in elk geval zicht gegeven op een aantal onvolkomenheden in het hoger onderwijs, zo vertelt hij.

Lessons learned
Terpstra begint te stellen dat de belangengroep ‘Beter Onderwijs in Nederland’ (BON) achteraf gezien meer gelijk had in haar beweringen dan hij aanvankelijk nog dacht toen hij bij de HBO-raad werkte. Bij Inholland was het bijvoorbeeld bij zijn aantreden zo dat de diensten de dienst uitmaakten, in plaats van dat de mensen uit het primair proces (het onderwijs)– bepaalden wat goed is voor het onderwijs van de hogeschool. De fifty-fifty-verhouding van diensten-onderwijzend personeel was de scheefgetrokken realiteit. Terpstra is duidelijk in zijn opstelling: éénmaal per vijf jaar moet bij organisaties in het publieke domein (zoals onderwijs en zorg) de helft van de staforganisatie eruit.

Hogeschool Inholland
Bij Hogeschool Inholland was in de loop der jaren een bestuurlijke bovenwereld gegroeid, die los van de onderwijsorganisatie functioneerde, los van het primaire proces. De hogeschool had haar zaken ook niet op orde voor wat betreft het naleven van de geldende wet- en regelgeving. Terpstra: “We moeten de wet- en regelgeving niet langer als last beschouwen, maar die als een voertuig hanteren voor ons handelen.” Het nadelige voor een hogeschool als Inholland is dat in zo’n gegeven crisissituatie alle creativiteit plat wordt geslagen en dat je als hogeschool volledig in een kramp schiet als je zo onder de loep wordt genomen. Een reëel risico voor het onderwijs van Inholland is dat docenten van het ene wantrouwen in een ander wantrouwen schieten. Een gebrek aan vertrouwen van de mensen uit het primaire proces in de mensen in de top van organisaties in bijvoorbeeld zorg, onderwijs en banken is momenteel eerder regel dan uitzondering. Vertrouwen daarentegen is een sleutelwoord, want vertrouwen in de top, betekent ook vertrouwen op de werkvloer.

Professionele ruimte
Doekle Terpstra heeft intussen ook zijn beeld over de zogenoemde ‘professionele ruimte’ in het onderwijs bijgesteld. Docenten moeten weer zelf greep krijgen op het primaire proces, op hun onderwijs. Terpstra verwacht veel van een combinatie van het invullen van die professionele ruimte in relatie tot het verantwoording afleggen over het gegeven onderwijs. In het professionele gesprek van docenten onderling moet ook de verantwoording van het eigen handelen ten opzichte van elkaar worden ingevuld. Professionele ruimte dient samen te gaan met een cultuur van elkaar aanspreken op elkaars functioneren. “Dat is een kwetsbaar onderwerp, maar toch moeten we die slag maken in het hoger onderwijs”, aldus Terpstra.
Misschien moeten we in alle arbeidsovereenkomsten ook wel vastleggen op welke wijze de hogeschooldocent zich verhoudt tot het werkveld waarvoor hij de studenten opleidt. Wellicht zouden de vakbonden dat moeten regelen; laat ze die knuppel maar in het hoenderhok gooien. Docenten moeten in hogescholen de regie weer nemen en periodiek in collegiaal verband rekenschap willen afleggen over hun werk.

Bestuur en Toezicht van hogescholen
Terpstra zoekt in zijn betoog de breedte: “We zitten in een systeemcrisis in plaats van in een crisis in één hogeschool. Een ander type leiderschap zal in het hoger onderwijs moeten ontstaan; ik zou dat toejuichen”. Hij gaat verder door te stellen dat meer mensen die afkomstig zijn uit het onderwijs in de Colleges van Bestuur moeten komen. De crisis bij Inholland is ook het resultaat van bestuurlijk falen. In de voormalige Raad van Toezicht van Inhollland zaten zeker wel gerenommeerde toezichthouders, maar die hadden geen verstand van het primaire proces in hun hogeschool. Er moet tenminste één onderwijsexpert in elke Raad van Toezicht van een hogeschool zitten; iemand die bijvoorbeeld weet hoe een OER in elkaar zit, iemand die weet hoe die Onderwijs- en Examenreglementen de hele hogeschoolorganisatie feitelijk sturen.

Centrale en decentrale kwaliteitszorg
Doekle Terpstra sluit af met de stelling dat hogescholen de kwaliteitszorg moeten decentraliseren. Daarentegen moeten Colleges van Bestuur wel de regie houden op die kwaliteitszorg. Zo zou elke hogeschool er bijvoorbeeld voor kunnen zorgen dat ze een onderwijsauditdienst in het leven roepen, die op uitdrukkelijk verzoek van de onderwijsteams periodiek op bezoek komen bij die onderwijsteams om de kwaliteit van hun onderwijs te onderzoeken.

In gesprek met Terpstra
Na deze presentatie van Doekle Terpstra volgt een goed gesprek in grote kring. Terpstra geeft antwoord op informatieve vragen, stelt wedervragen aan de aanwezigen in de zaal en ook inventariseren we gezamenlijk of er al ‘good practices’ zijn in onze hogescholen van de door Terpstra geschetste ideaalbeelden. Die schoolvoorbeelden zijn er wel degelijk, zo blijkt uit de praktijkvoorbeelden die door de aanwezigen op grond van eigen ervaring worden genoemd

Huishoudelijk deel van de sector hoger onderwijs
Na deze boeiende presentatie en discussie gaan we in sectoraal verband verder met de agendapunten van meer huishoudelijke aard. We behandelen het verslag van onze vorige sectorledenvergadering, het jaarverslag 2011 van de Sector Hoger Onderwijs, een wijziging in ons huishoudelijk reglement, de financiële overzichten van 2011 en 2012 en het activiteitenplan voor 2012.
Aan ons jubilerend lid Gert Doornbos wordt de jubileumspeld uitgereikt.
Aan het eind van het programma staat nog de afvaardiging van de Sector Hoger Onderwijs op de agenda, waarbij wordt geïnventariseerd welke leden van onze sector beschikbaar zijn om op 28 november 2012 en op 5 juni 2013 onze sector te vertegenwoordigen in de Algemene Ledenvergadering.

Actuele ontwikkelingen in het hoger onderwijs
Een ander belangrijk agendapunt is het item ‘Actualiteit’. We bespreken de actuele ontwikkelingen in het hoger onderwijs, waaronder ontwikkelingen op hogescholen en de Collectieve Arbeidsovereenkomst (CAO 2012). Zo spreken we bijvoorbeeld over de langstudeerdersmaatregel en de nadelige effectien die deze maatregel heeft voor deeltijdstudenten, met name ook voor de deeltijdse nascholing voor docenten in het kader van hun deskundigheidsbevordering. Met betrekking tot het thema ‘CAO’ komen onder andere de volgende onderwerpen in de plenaire discussie aan de orde: scholing, ontwikkeling, zelfontplooiing en de jaarlijkse 58 uren voor deskundigheidsbevordering van docenten. Ook bij de SOP-regeling en bij de Loonontwikkeling wordt kort stilgestaan.

Geen opmerkingen: