Woensdag 31 augustus 2011
Een jaar geleden schreef ik een blogbericht over de Stenden hogeschool-publicatie 'Terugblik en vooruitblik 09 10'. Op het snijvlak van de collegejaren 2010-2011 en 2011-2012 schreef en publiceerde onze nieuwe voorzitter van het College van Bestuur, Leendert Klaassen, de tweede editie van deze publicatie, met als titel: "Terugblik en vooruitblik 10 11".
- Een terugblik op het collegejaar 2009-2010: hoe kijken we terug op het hogeschooljaar.
- Een vooruitblik op het hogeschooljaar 2011-2012: wat gaan we in het komende collegejaar doen.
Wat beide schooljaren in elk geval gemeenschappelijk hebben, is het feit dat we binnen Stenden er met zijn allen voor willen zorgen dat onze studenten met een waarde(n)volle graad hun rol in de maatschappij verantwoord gaan spelen.
In het turbulente hogeschooljaar 2009-2010 heeft Stenden hogeschool veel goeds neergezet. Denk daarbij maar aan de geslaagde visitaties en ook de succesvolle proefvisitatie in de maand juli van dit kalenderjaar van Stenden University Qatar. Een groot aantal positieve ontwikkelingen worden in deze Bestuurscollegebrief genoemd. Zo begon onze vestiging in Meppel met de verbouwingsvoorbereiding en gaf de afgeronde verbouwing van de vestiging in Emmen de opleidingen nieuw élan. Onze vestiging in Groningen groeit en de locatie in Assen werkt aan een haar positionering en profilering. In Leeuwarden openen we zogenoemde New Faculties en ons Instituut Service Management (ISM) gaat verder met haar nieuwe naam 'Lumius'.
We gaan volop mee in de snelheid van gewenste veranderingen en verbeteringen, in een hoger onderwijsveld met ongekende ontwikkelingen op velerlei gebieden. En steeds is daar die focus van voortdurend onze kwaliteit in brede zin verbeteren.
Een onafhankelijk team van internationaliseringsexperts heeft onze internationale vormgeving geëvalueerd en we zien uit naar de bevindingen die hierover volgende week zullen worden gepubliceerd. Met die rapportage van gezaghebbende experts willen we de internationaliseringsinitiatieven heel dicht bij ons houden. Onze opgedane ervaring op het gebied van internationalisering in het hoger onderwijs helpt ons bij het doorontwikkelen van de internationalisering van hoger beroepsonderwijs in Nederland en op de Global Campus Sites.
Op de Strategische Agenda van het Hoger Onderwijs staat kwaliteit terecht in het middelpunt van de belangstelling. Van ons wordt verwacht dat we nog sterker inzetten op profilering van de instelling en van onze opleidingen. De verbindingen met het werkveld kunnen we alsmaar verstevigen in samenwerking met onze Raden van Advies en met onze Lectoraten. Ons internationale profiel wordt erkend en herkend. Naast internationalisering hebben we vooral ook oog voor het inspelen op de wensen van het werkveld, de overheden en van andere stakeholders in onze Noord-Nederlandse regio.
De beide leden van het College van Bestuur spreken hun dank en waardering uit voor het vele en goede dat we in het afgelopen collegejaar hebben gedaan en bereikt en ze zien samen met ons graag alle nieuwe uitdagingen tegemoet in het nieuwe hogeschooljaar op de diverse Stenden-vestigingen in Nederland en op de diverse internationale Stenden University Campus Sites.
woensdag 31 augustus 2011
dinsdag 30 augustus 2011
Regiocomité Fryslân van de Vereniging VU-Windesheim weer van start
Dinsdag 30 augustus 2011
Na het zomerreces komt het Regiocomité Fryslân van de Vereniging VU-Windesheim weer bijeen in Stenden University Hotel te Leeuwarden. We hebben een nieuw seizoen voor de boeg, waarin we diverse publieksactiviteiten zullen organiseren in Fryslân en waarin in Verenigingsverband belangrijke beslissingen moeten worden genomen over de toekomstige relatie en de governance van de Vereniging en haar instellingen Vrije Universiteit, VU-medisch centrum en Christelijke Hogeschool Windesheim. Die beoogde nieuwe relatie zal ook van invloed zijn op de wijze waarop deze drie instellingen met elkaar publieksactiviteiten organiseren in de alliantie van VU-connected.
We beginnen na een gezamenlijke maaltijd in Stenden University Hotel met de huidige en toekomstige samenstelling van het Regiocomité Fryslân. Gezien de actuele en de toekomstige samenstelling en onze activiteiten zijn we momenteel op zoek naar drie extra leden voor ons regiocomité, waarvan twee zich vooral zullen gaan richten op publieksactiviteiten en één een meer bestuurlijke focus krijgt in Verenigingsverband. Wie belangstelling heeft voor het profileren van een universiteit, een hogeschool en een universitair medisch centrum in de provincie Fryslân kan zich kandidaatstellen.
De publieksactiviteiten die we op dit moment organiseren gaan over onder andere: 'De arbeidsmarkt van morgen (sociale innovatie en het nieuwe werken)', over het van start gaan van de 'University Campus Fryslân', over 'Friese terpen als innovatie', over 'Christelijk geloof en religies' en over 'Bureaucratie in de jeugdzorg'. Voor VU-afgestudeerden organiseren we aanvang volgend jaar in Leeuwarden de jaarlijkse alumnibijeenkomst: op bezoek bij een VU-alumnus. De Debatcafé's organiseren we samen met het Friesch Dagblad en met Tresoar in Leeuwarden. Vanavond introduceert een medewerker van VU-connected het nieuwe promotiemateriaal in de huisstijl van VU-connected, waaronder flyers en de nieuwe banier van VU-connected.
Tijdens het tweede deel van deze avondvergadering staan - zoals gebruikelijk - de lopende zaken in landelijk en provinciaal Verenigingsverband centraal. We bereiden bijvoorbeeld ook de Ledenraadsvergadering voor die binnenkort in de VU te Amsterdam zal worden gehouden.
Na het zomerreces komt het Regiocomité Fryslân van de Vereniging VU-Windesheim weer bijeen in Stenden University Hotel te Leeuwarden. We hebben een nieuw seizoen voor de boeg, waarin we diverse publieksactiviteiten zullen organiseren in Fryslân en waarin in Verenigingsverband belangrijke beslissingen moeten worden genomen over de toekomstige relatie en de governance van de Vereniging en haar instellingen Vrije Universiteit, VU-medisch centrum en Christelijke Hogeschool Windesheim. Die beoogde nieuwe relatie zal ook van invloed zijn op de wijze waarop deze drie instellingen met elkaar publieksactiviteiten organiseren in de alliantie van VU-connected.
We beginnen na een gezamenlijke maaltijd in Stenden University Hotel met de huidige en toekomstige samenstelling van het Regiocomité Fryslân. Gezien de actuele en de toekomstige samenstelling en onze activiteiten zijn we momenteel op zoek naar drie extra leden voor ons regiocomité, waarvan twee zich vooral zullen gaan richten op publieksactiviteiten en één een meer bestuurlijke focus krijgt in Verenigingsverband. Wie belangstelling heeft voor het profileren van een universiteit, een hogeschool en een universitair medisch centrum in de provincie Fryslân kan zich kandidaatstellen.
De publieksactiviteiten die we op dit moment organiseren gaan over onder andere: 'De arbeidsmarkt van morgen (sociale innovatie en het nieuwe werken)', over het van start gaan van de 'University Campus Fryslân', over 'Friese terpen als innovatie', over 'Christelijk geloof en religies' en over 'Bureaucratie in de jeugdzorg'. Voor VU-afgestudeerden organiseren we aanvang volgend jaar in Leeuwarden de jaarlijkse alumnibijeenkomst: op bezoek bij een VU-alumnus. De Debatcafé's organiseren we samen met het Friesch Dagblad en met Tresoar in Leeuwarden. Vanavond introduceert een medewerker van VU-connected het nieuwe promotiemateriaal in de huisstijl van VU-connected, waaronder flyers en de nieuwe banier van VU-connected.
Tijdens het tweede deel van deze avondvergadering staan - zoals gebruikelijk - de lopende zaken in landelijk en provinciaal Verenigingsverband centraal. We bereiden bijvoorbeeld ook de Ledenraadsvergadering voor die binnenkort in de VU te Amsterdam zal worden gehouden.
maandag 29 augustus 2011
Stuurgroepevaluatie van De Groate Kerk
Maandag 29 augustus 2011
Aan het eind van de middag start de Stuurgroepevaluatie in De Groate Kerk van Sint-Jacobiparochie. Ongeveer een jaar lang heeft een breed samengestelde Stuurgroep gefunctioneerd rond De Groate Kerk. In het afgelopen jaar heeft deze Stuurgroep zich bezig gehouden met de restauratie van het interieur en het exterieur van De Groate Kerk, en met het organiseren en inrichten van het Pelgrimscentrum Sint Jacob in het voorportaal van de kerk èn met alle organisatorische aspecten van het openingsweekend van de Groate Kerk en van dat Pelgrimsinformatiecentrum; gehouden in april 2011.
In deze evaluatiebijeenkomst zijn vertegenwoordigers aanwezig van onder andere de Stichting Alde Fryske Tsjerken, Plaatselijk Belang, Stichting De Groate Kerk, de ondernemersvereniging, het Nederlands Genootschap van Sint Jacob, de gemeente Het Bildt en wij zijn als vier bestuurders van de Stichting Jabikspaad Fryslân ook aanwezig. Deze evaluatiebijeenkomst wordt afgesloten met een warm buffet, om ook in meer informeel verband met elkaar terug te blikken op de zo geslaagde restauratie, verbouw en heropening van De Groate Kerk.
Onder leiding van de directeur van de Stichting Alde Fryske Tsjerken, Gerhard Bakker, blikken we in de evaluatiesessie als samenwerkende partijen met elkaar terug op onze doelen, op de door ons gevolgde werkwijze, op de resultaten en op de vraag in hoeverre alle gestelde doelen zijn bereikt. Dat gesprek resulteert in een resterend wensenlijstje van zaken die nog niet gerealiseerd konden worden en een buitengewoon respectabele lijst van alle wensen die in de periode van restaureren, verbouwen en heropenen wel zijn gerealiseerd.
Aan het eind van deze evaluatiebijeenkomst kijken we vooruit naar de wijze waarop we in de nabije en in de verder gelegen toekomst als samenwerkende partijen graag verder met elkaar willen optrekken op het gebied van marketing, promotie en evenementenorganisatie. Alles overziend kunnen we concluderen dat we op plaatselijk, gemeentelijk en provinciaal niveau een majeur project hebben afgesloten, dat met de noodzakelijke financiële steun van heel veel partijen, met veel beroepskrachten en met veel vrijwilligers mag worden beschouwd als een schoolvoorbeeld van eendrachtig samenwerken.
Wie nu Sint-Jacobiparochie binnenkomt, ziet al heel snel aan de noordzijde van het mega-dorpsplein een majestueuze Groate Kerk staan, prachtig gerestaureerd en geschilderd in de oorspronkelijke kleurstelling van de toenmalige architect Romein, en binnen een goed geoutilleerde multifunctionele grote zaal met in het grote voorportaal van dit bijzondere gebouw een drie verdiepingen tellend Pelgrimsinformatiecentrum. We mogen allen met recht trots zijn op dit schitterende resultaat, dat veel organisaties uitnodigt tot mooie evenement voor kleine doelgroepen en zeker ook voor een omvangrijk en breed publiek.
Tot 10 september van dit jaar kan nog gratis op beide zaterdagen een bezoek worden gebracht aan de zomerexpositie "Uytland in zicht' van de Kunstkring Uytland en aan de tentoonstelling over het pelgrimeren en het Jabikspaad van het Nederlands Genootschap van Sint Jacob en van de Stichting Jabikspaad Fryslân. Elke tweede en vierde zaterdag van de maand is voortaan het Pelgrimsinformatiecentrum in de Groate Kerk geopend voor iedereen die zich wil oriënteren op wandelen, fietsen en pelgrimeren in Fryslân - voor wie dat nu of later wil - ook als aanlooproute naar Santiago de Compostela.
Aan het eind van de middag start de Stuurgroepevaluatie in De Groate Kerk van Sint-Jacobiparochie. Ongeveer een jaar lang heeft een breed samengestelde Stuurgroep gefunctioneerd rond De Groate Kerk. In het afgelopen jaar heeft deze Stuurgroep zich bezig gehouden met de restauratie van het interieur en het exterieur van De Groate Kerk, en met het organiseren en inrichten van het Pelgrimscentrum Sint Jacob in het voorportaal van de kerk èn met alle organisatorische aspecten van het openingsweekend van de Groate Kerk en van dat Pelgrimsinformatiecentrum; gehouden in april 2011.
In deze evaluatiebijeenkomst zijn vertegenwoordigers aanwezig van onder andere de Stichting Alde Fryske Tsjerken, Plaatselijk Belang, Stichting De Groate Kerk, de ondernemersvereniging, het Nederlands Genootschap van Sint Jacob, de gemeente Het Bildt en wij zijn als vier bestuurders van de Stichting Jabikspaad Fryslân ook aanwezig. Deze evaluatiebijeenkomst wordt afgesloten met een warm buffet, om ook in meer informeel verband met elkaar terug te blikken op de zo geslaagde restauratie, verbouw en heropening van De Groate Kerk.
Onder leiding van de directeur van de Stichting Alde Fryske Tsjerken, Gerhard Bakker, blikken we in de evaluatiesessie als samenwerkende partijen met elkaar terug op onze doelen, op de door ons gevolgde werkwijze, op de resultaten en op de vraag in hoeverre alle gestelde doelen zijn bereikt. Dat gesprek resulteert in een resterend wensenlijstje van zaken die nog niet gerealiseerd konden worden en een buitengewoon respectabele lijst van alle wensen die in de periode van restaureren, verbouwen en heropenen wel zijn gerealiseerd.
Aan het eind van deze evaluatiebijeenkomst kijken we vooruit naar de wijze waarop we in de nabije en in de verder gelegen toekomst als samenwerkende partijen graag verder met elkaar willen optrekken op het gebied van marketing, promotie en evenementenorganisatie. Alles overziend kunnen we concluderen dat we op plaatselijk, gemeentelijk en provinciaal niveau een majeur project hebben afgesloten, dat met de noodzakelijke financiële steun van heel veel partijen, met veel beroepskrachten en met veel vrijwilligers mag worden beschouwd als een schoolvoorbeeld van eendrachtig samenwerken.
Wie nu Sint-Jacobiparochie binnenkomt, ziet al heel snel aan de noordzijde van het mega-dorpsplein een majestueuze Groate Kerk staan, prachtig gerestaureerd en geschilderd in de oorspronkelijke kleurstelling van de toenmalige architect Romein, en binnen een goed geoutilleerde multifunctionele grote zaal met in het grote voorportaal van dit bijzondere gebouw een drie verdiepingen tellend Pelgrimsinformatiecentrum. We mogen allen met recht trots zijn op dit schitterende resultaat, dat veel organisaties uitnodigt tot mooie evenement voor kleine doelgroepen en zeker ook voor een omvangrijk en breed publiek.
Tot 10 september van dit jaar kan nog gratis op beide zaterdagen een bezoek worden gebracht aan de zomerexpositie "Uytland in zicht' van de Kunstkring Uytland en aan de tentoonstelling over het pelgrimeren en het Jabikspaad van het Nederlands Genootschap van Sint Jacob en van de Stichting Jabikspaad Fryslân. Elke tweede en vierde zaterdag van de maand is voortaan het Pelgrimsinformatiecentrum in de Groate Kerk geopend voor iedereen die zich wil oriënteren op wandelen, fietsen en pelgrimeren in Fryslân - voor wie dat nu of later wil - ook als aanlooproute naar Santiago de Compostela.
zaterdag 27 augustus 2011
Pelgrimeren van Moundy naar Arthez-de-Béarn
Van Sint-Jacobiparochie naar Santiago de Compostela
Sentier vers Saint-Jacques-de-Compostelle; GR65 > Montréal-du-Gers – Roncevaux
Van Moundy naar Arthez-de-Béarn
Zaterdag 20 augustus 2011 – 23 km.
Dag 112: 2373 – 2396 km.
Als Durkje en ik om 7.20 uur de auto vanaf Camping Les Ombrages de l’Adour in Aire-sur-l’Adour naar Arthez-de-Béarn rijden, is het 18 graden Celsius, maar zwaar bewolkt en behoorlijk mistig. De zon, die later op de dag behoorlijk van zich zal laten spreken, prikt al zichtbaar door de mist en de bewolking heen.
We fietsen in anderhalf uur van Arthez-de-Béarn terug naar Moundy en staan daar om 10.15 uur klaar om op stap te gaan. Inmiddels zijn ons hier al een mannelijke en twee vrouwelijke pelgrims gepasseerd.
Vanaf het kruispunt van Moundy klimmen we de heuvelrug op. Bovenop de heuvel staat een oude boerenkar bij de resten van een voormalig gebouw.
We wandelen in zuidoostelijke richting anderhalve kilometer over het kampad en krijgen daarbij schitterende panoramische uitzichten over de omliggende heuvelruggen, dalen, boerderijen, velden en dorpen rondom.
Na die anderhalve kilometer gaan we door een dal en daarna weer omhoog. We komen uit in het plaatsje Fichous-Rimayou. We bezoeken hier de dorpskerk. Binnen staat een grote houten zetel naast het altaar in het koor van de kerk.
Net voorbij de kerk steekt op de hoge rand van een akker langs de weg een eenzame zeeden ver boven alle begroeiing uit. Wéér één van de signalen dat we op betrekkelijk geringe afstand komen van de Franse kuststrook langs de Atlantische Oceaan.
Als we door Fichous-Rimayou wandelen, passeren we een koppel ganzen, die ons luidruchtig gakkend laten weten dat ze ons hebben gesignaleerd. Naarmate we dichterbij komen, neemt het geluidsvolume van de ganzen toe.
Daarna wandelen we via de D279 Fichous-Rimayou uit.
Via een asfaltweg van de D278 gaan we door een bosachtig gebied in de richting van Larreule.
Bij de voormalige wasplaats en de oude waterput wandelen we het dorp in.
We wijken even van de doorgaande weg af om de 12e-eeuwse Romaanse Sint-Pieter-kloosterkerk van Larreule te bezichtigen. Dat is echter niet mogelijk, omdat er op dit moment een mis is in de kerk. Tegenover de kerk is een prachtige picknickplaats met een openbaar toilet. Het is bijna twaalf uur en na de eerste anderhalf uur lopen, is dit een mooi moment om een eerste pauze te houden. Het is nu al buitengewoon warm geworden, dus alle kleren die we dragen, zijn doornat van het zweet. Dat blijft zo gedurende de hele wandeldag en het wordt eigenlijk alleen maar erger, want de temperatuur loopt vandaag op tot in elk geval 37 graden Celsius. Bij deze picknickplaats staat een informatiebord over de relatie van Larreule met het hier liggende pelgrimspad. Een afbeelding van Sint Jacob staat bij de informatie afgebeeld.
We lopen naar de hoofdstraat van Larreule, de D262. Op de kruising van de hoofdwegen vinden we op een informatiepaneel een andere afbeelding van Sint Jacob, met op de achtergrond een Jacobsschelp.
We wandelen Larreule uit over de weg richting Mazerolles. We komen steeds dichter bij de drie Franse pelgrims (een man met twee vrouwen) vóór ons, die we in de afgelopen dagen af en toe ontmoetten. Ze staan te wachten bij een maïsveld, dat op dit moment met een forse waterstraal wordt beregend. Een behoorlijke hoeveelheid water sproeit daarbij over het wegdek, dus we wachten alle vijf totdat de waterstraal zover is weggedraaid dat we droog dit stuk van de asfaltweg kunnen bewandelen.
Enkele honderden meters verderop steken we via een brug de rivier de Luy de Béarn over.
Na huize Baron gaan we rechtsaf over een asfaltweg richting Uzan. We passeren het gehucht Boussut en ook al vrij spoedig het plaatsnaambord van Uzan. Onder dit bordje staat voor de duidelijkheid nog wel dat het dorp Uzan pas over twee kilometer is.
Een warm traject ligt vóór ons. We gaan over asfalt tussen hoog opgeschoten maïs door. Geen zuchtje wind, dus erg warm. Bijna twee kilometer verder is dan eindelijk het dorpje Uzan in zicht. De kerk van Uzan is gewijd aan de Heilige Quitteria.
Deze dorpskerk heeft schitterende kerkramen, met mooi gekleurde glasvlakken.
Van Uzan lopen we via de D49 naar het volgende dorpje: Géus-d’Arzacq. Onderweg kunnen we hier en daar in de schaduw van een aantal rijen bomen lopen; wat een genot als het zo warm is. We bezoeken de kapel van dit dorpje. Ook hier vinden we de gebruikelijke beelden en bloemen.
Buiten gaan we verder over de ‘Cami de Compostelle’. Nog een half uur naar Pomps en nog drie hete uren gaans naar onze eindbestemming voor vandaag.
Buiten Géus-d’Arzacq komen we op een smal en onverhard wandelpad tussen de akkers door. Aan weerszijden van het wandelspoor groeien hoog opgaande grassen, varens en een grote variatie aan andere al dan niet bloeiende planten. Ook vliegen hier veel verschillende soorten vlinders; een prachtig gezicht. We maken hier een foto, maar het is hier zo warm tussen de maïsvelden dat het gevoelsmatig bijna niet mogelijk is om hier langer dan een halve minuut in de brandende zon stil te gaan staan.
Via dit voetpad en in het verlengde daarvan over een bospaadje arriveren we in Pomps. Waar we het dorp binnenwandelen, staat een picknickbank met daarop woorden van welkom voor alle pelgrims die hier passeren.
Het dorp Pomps heeft een Sint-Jacobskerk met een schitterend gedecoreerd koor.
Als we de kerk van Pomps binnen zullen wandelen, maken we een grote stap over een bult pikzwarte keuteltjes. Als we omhoog kijken, zien we in de nok van de voorhal van de kerk een tiental vleermuizen op de kop hangen. In de kerk vinden we tegen de muur van het koor het beeld van Sint Jacob, compleet met pelgrimsstaf met kalebas.
Buiten Pomps passeren we een boerderij met aan de zijkant langs de weg een uitstalling van allemaal stenen kippen.
Tussen Pomps en Castillon steken we het riviertje de Lech over. We hebben tot nu toe onderweg nergens extra drinken kunnen kopen, dus bij één van de huizen die we nu passeren, vragen we aan een vrouw die in de tuin zit, of ze voor ons twee flesjes met kraanwater wil vullen, zodat we weer voldoende voorraad hebben voor de rest van het traject. De vrouw gaat naar binnen met het meisje dat bij haar is en even later komt ze met twee gevulde flesjes weer terug. We krijgen het water aangereikt over het ijzeren hek en ze vertelt ons ter geruststelling dat het nog ongeveer vier kilometer lopen is naar Arthez-de-Béarn. De hond die op het erf eerst nog enthousiast blaffend heen en weer liep, is inmiddels gekalmeerd.
Via de D269 wandelen we het gehucht Castillon in.
Maar voordat we boven in het gehucht arriveren, moeten we een flinke klim maken over de asfaltweg, doorgaans in de brandende zon. We klimmen elke keer een stukje en rusten en koelen dan even in de schaduw van een boom langs de weg. Na enkele van die schaduw-intermezzo’s komen we boven in het gehucht aan bij de kerk. Hier boven arriveren bij deze hitte is al een enorme overwinning op de zon en op jezelf. We zijn van plan om bij de kerk te pauzeren om weer wat te eten en te drinken, want na Castillon volgt nog een behoorlijke klim naar het eindpunt van vandaag. In Castillon stond vroeger een hospitium voor reizigers en voor pelgrims, zo werd althans al in schriftelijke bronnen in de 11e eeuw vermeld. We willen eerst even afkoelen in de kerk, om vervolgens nabij de kerk een schaduwrijke plek te vinden voor de pauze. Maar de kerk is op slot.
Als we ons omdraaien, zien we tegenover de kerk een oude boerenschuur, waarvan de grote deur open staat. Twee ons bekende Franse pelgrims komen uit die schuur en gaan weer verder. In deze schuur is een bijzondere rustplaats voor voorbijtrekkende pelgrims ingericht. Hier is het koel, er staan tafels, heel veel stoelen en een grote koelkast.
Op de koelkast staat geschreven dat het water in de koelkast gratis is.
Als ik de koelkastdeur open, vind ik meer dan tien tweelitersflessen ijskoud kraanwater. Op zo’n dag als deze is dat een waar geschenk. Iemand heeft op het papier op de koelkastdeur ook al geschreven dat het een geschenk is van waterengelen. We drinken een aantal bekers ijskoud water, vullen nog enkele kleine flesjes die we bij ons hebben en nemen hier ruim de tijd om te rusten en om wat te eten. Ondertussen komt nog een Franse wandelaar binnen, die ook geniet van het koude drinkwater. Hij vertelt dat hij vandaag de afstand van Pimbo tot aan Arthez-de-Béarn loopt, over een afstand van 36 kilometer. Dat dat eigenlijk te ver is voor zo’n dag als deze met deze hoge temperatuur, geeft hij zelf al aan. Er ligt ook een gastenboek op tafel, waarin heel veel pelgrims hun lovende woorden richten tot de waterengelen van Castillon. Durkje onderschrijft dat met ook onze dank.
Heerlijk verfrist beginnen we aan het laatste deel van onze pelgrimstocht van vandaag en van deze zomervakantie. Voorbij Castillon steken we de beek de Aubin over. Daarna klimmen we via de asfaltweg van de D263 en arriveren we bij de kapel van Caubin. Van deze klim is onze termperatuur al weer tot behoorlijke hoogte gestegen. Waarschijnlijk zullen we later nog wel eens aan de koele kerkbezoeken van deze hete pelgrimsdag denken als we het Psalmvers zingen: “Hoe brand ik van verlangen om te komen in Uw heiligdom …”. We lopen de kapel van Caubin binnen en genieten van de donkere koelte hier in de kapel. Deze kapel is nog het Romaanse restant van het 12e-eeuwse hospitaal van de Johannieters. Deze kapel heeft een Gotische grafnis, daterend van het jaar 1324. Achter het maaswerk van deze nis ligt het restant van een stenen figuur van een opgebaarde ridder in volle wapenuitrusting.
De beide toegangsdeuren aan beide zijden van het schip van de kerk staan open. Een heerlijke zomerwind waait hier door de deuren en door de kerk. We zitten naast elkaar in de deuropening op de koude stenen ingangspartij om zoveel mogelijk koelte tot ons te nemen.
Als we weer zijn afgekoeld, gaan we verder langs de doorgaande weg van de D233. Even later wandelen we het dorp Arthez-de-Béarn binnen.
Als we tussen de eerste huizen van dit dorp door lopen, zien we links van ons dat het dorp als een strookdorp is gebouwd over de lengte van de heuvelkam. We moeten vanaf de entree van het dorp nog minstens 20 minuten lopen om in het centrum van het dorp te arriveren. In Arthez-de-Béarn is het een drukte van belang. We komen binnen tijdens het dorpsfeest. Op het terras van het plaatselijke café zitten verklede en bont uitgedoste feestgangers.
Al van ver hadden we de geluidsinstallatie gehoord. Hier in het centrum zien we dat er een wielerronde gaande is in het dorp. Elke vijf minuten komt een koploper en een achtervolgend peloton op hoge fietssnelheid door het centrum. Aan beide zijden staan de feestgangers de snelle wielrenners gade te slaan.
Hier eindigt onze pelgrimstocht van vandaag. Hier eindigt ook onze pelgrimstocht van deze zomervakantie. Vandaag hebben we 23 warme tot hete kilometer gelopen vanaf Moundy, in een tijdsbestek van 6 uren. We rijden via Moundy weer terug naar onze camping, om op de terugreis onze fietsen vanuit Moundy mee te nemen naar Aire-sur-l’Adour.
Met dit laatste traject is een eind gekomen aan ons 23 dagen pelgrimeren over de twee mooie pelgrimsroutes van de GR654 en van de GR65. In deze 23 dagen hebben we totaal 501 kilometer gelopen, bij een gemiddelde afstand van 21,8 kilometer per wandeldag, waarbij aangetekend dat we de afstand in alle gevallen eerst hebben gefietst alvorens onze wandeling aanving.
We beëindigen hiermee onze 112e pelgrimsdag, waarbij de totaalstand van het afgelegde pelgrimspad vandaag op 2.396 kilometer is komen te staan. Dit betekent dat we tenminste tweederde deel van onze pelgrimage achter de rug hebben en dat we nog ongeveer duizend kilometer Frans-Spaanse pelgrimspaden vóór ons hebben liggen alvorens we in Santiago de Compostela arriveren.
Nog zo’n vier dagen wandelen, dan staan we aan de voet van de Pyreneeën, om op de vijfde pelgrimsdag na vandaag vanuit Saint-Jean-Pied-de-Port de Pyreneeën wandelend over te steken, om vanaf de zesde dag onze pelgrimage door Spanje te vervolgen naar Santiago de Compostela.
Sentier vers Saint-Jacques-de-Compostelle; GR65 > Montréal-du-Gers – Roncevaux
Van Moundy naar Arthez-de-Béarn
Zaterdag 20 augustus 2011 – 23 km.
Dag 112: 2373 – 2396 km.
Als Durkje en ik om 7.20 uur de auto vanaf Camping Les Ombrages de l’Adour in Aire-sur-l’Adour naar Arthez-de-Béarn rijden, is het 18 graden Celsius, maar zwaar bewolkt en behoorlijk mistig. De zon, die later op de dag behoorlijk van zich zal laten spreken, prikt al zichtbaar door de mist en de bewolking heen.
We fietsen in anderhalf uur van Arthez-de-Béarn terug naar Moundy en staan daar om 10.15 uur klaar om op stap te gaan. Inmiddels zijn ons hier al een mannelijke en twee vrouwelijke pelgrims gepasseerd.
Vanaf het kruispunt van Moundy klimmen we de heuvelrug op. Bovenop de heuvel staat een oude boerenkar bij de resten van een voormalig gebouw.
We wandelen in zuidoostelijke richting anderhalve kilometer over het kampad en krijgen daarbij schitterende panoramische uitzichten over de omliggende heuvelruggen, dalen, boerderijen, velden en dorpen rondom.
Na die anderhalve kilometer gaan we door een dal en daarna weer omhoog. We komen uit in het plaatsje Fichous-Rimayou. We bezoeken hier de dorpskerk. Binnen staat een grote houten zetel naast het altaar in het koor van de kerk.
Net voorbij de kerk steekt op de hoge rand van een akker langs de weg een eenzame zeeden ver boven alle begroeiing uit. Wéér één van de signalen dat we op betrekkelijk geringe afstand komen van de Franse kuststrook langs de Atlantische Oceaan.
Als we door Fichous-Rimayou wandelen, passeren we een koppel ganzen, die ons luidruchtig gakkend laten weten dat ze ons hebben gesignaleerd. Naarmate we dichterbij komen, neemt het geluidsvolume van de ganzen toe.
Daarna wandelen we via de D279 Fichous-Rimayou uit.
Via een asfaltweg van de D278 gaan we door een bosachtig gebied in de richting van Larreule.
Bij de voormalige wasplaats en de oude waterput wandelen we het dorp in.
We wijken even van de doorgaande weg af om de 12e-eeuwse Romaanse Sint-Pieter-kloosterkerk van Larreule te bezichtigen. Dat is echter niet mogelijk, omdat er op dit moment een mis is in de kerk. Tegenover de kerk is een prachtige picknickplaats met een openbaar toilet. Het is bijna twaalf uur en na de eerste anderhalf uur lopen, is dit een mooi moment om een eerste pauze te houden. Het is nu al buitengewoon warm geworden, dus alle kleren die we dragen, zijn doornat van het zweet. Dat blijft zo gedurende de hele wandeldag en het wordt eigenlijk alleen maar erger, want de temperatuur loopt vandaag op tot in elk geval 37 graden Celsius. Bij deze picknickplaats staat een informatiebord over de relatie van Larreule met het hier liggende pelgrimspad. Een afbeelding van Sint Jacob staat bij de informatie afgebeeld.
We lopen naar de hoofdstraat van Larreule, de D262. Op de kruising van de hoofdwegen vinden we op een informatiepaneel een andere afbeelding van Sint Jacob, met op de achtergrond een Jacobsschelp.
We wandelen Larreule uit over de weg richting Mazerolles. We komen steeds dichter bij de drie Franse pelgrims (een man met twee vrouwen) vóór ons, die we in de afgelopen dagen af en toe ontmoetten. Ze staan te wachten bij een maïsveld, dat op dit moment met een forse waterstraal wordt beregend. Een behoorlijke hoeveelheid water sproeit daarbij over het wegdek, dus we wachten alle vijf totdat de waterstraal zover is weggedraaid dat we droog dit stuk van de asfaltweg kunnen bewandelen.
Enkele honderden meters verderop steken we via een brug de rivier de Luy de Béarn over.
Na huize Baron gaan we rechtsaf over een asfaltweg richting Uzan. We passeren het gehucht Boussut en ook al vrij spoedig het plaatsnaambord van Uzan. Onder dit bordje staat voor de duidelijkheid nog wel dat het dorp Uzan pas over twee kilometer is.
Een warm traject ligt vóór ons. We gaan over asfalt tussen hoog opgeschoten maïs door. Geen zuchtje wind, dus erg warm. Bijna twee kilometer verder is dan eindelijk het dorpje Uzan in zicht. De kerk van Uzan is gewijd aan de Heilige Quitteria.
Deze dorpskerk heeft schitterende kerkramen, met mooi gekleurde glasvlakken.
Van Uzan lopen we via de D49 naar het volgende dorpje: Géus-d’Arzacq. Onderweg kunnen we hier en daar in de schaduw van een aantal rijen bomen lopen; wat een genot als het zo warm is. We bezoeken de kapel van dit dorpje. Ook hier vinden we de gebruikelijke beelden en bloemen.
Buiten gaan we verder over de ‘Cami de Compostelle’. Nog een half uur naar Pomps en nog drie hete uren gaans naar onze eindbestemming voor vandaag.
Buiten Géus-d’Arzacq komen we op een smal en onverhard wandelpad tussen de akkers door. Aan weerszijden van het wandelspoor groeien hoog opgaande grassen, varens en een grote variatie aan andere al dan niet bloeiende planten. Ook vliegen hier veel verschillende soorten vlinders; een prachtig gezicht. We maken hier een foto, maar het is hier zo warm tussen de maïsvelden dat het gevoelsmatig bijna niet mogelijk is om hier langer dan een halve minuut in de brandende zon stil te gaan staan.
Via dit voetpad en in het verlengde daarvan over een bospaadje arriveren we in Pomps. Waar we het dorp binnenwandelen, staat een picknickbank met daarop woorden van welkom voor alle pelgrims die hier passeren.
Het dorp Pomps heeft een Sint-Jacobskerk met een schitterend gedecoreerd koor.
Als we de kerk van Pomps binnen zullen wandelen, maken we een grote stap over een bult pikzwarte keuteltjes. Als we omhoog kijken, zien we in de nok van de voorhal van de kerk een tiental vleermuizen op de kop hangen. In de kerk vinden we tegen de muur van het koor het beeld van Sint Jacob, compleet met pelgrimsstaf met kalebas.
Buiten Pomps passeren we een boerderij met aan de zijkant langs de weg een uitstalling van allemaal stenen kippen.
Tussen Pomps en Castillon steken we het riviertje de Lech over. We hebben tot nu toe onderweg nergens extra drinken kunnen kopen, dus bij één van de huizen die we nu passeren, vragen we aan een vrouw die in de tuin zit, of ze voor ons twee flesjes met kraanwater wil vullen, zodat we weer voldoende voorraad hebben voor de rest van het traject. De vrouw gaat naar binnen met het meisje dat bij haar is en even later komt ze met twee gevulde flesjes weer terug. We krijgen het water aangereikt over het ijzeren hek en ze vertelt ons ter geruststelling dat het nog ongeveer vier kilometer lopen is naar Arthez-de-Béarn. De hond die op het erf eerst nog enthousiast blaffend heen en weer liep, is inmiddels gekalmeerd.
Via de D269 wandelen we het gehucht Castillon in.
Maar voordat we boven in het gehucht arriveren, moeten we een flinke klim maken over de asfaltweg, doorgaans in de brandende zon. We klimmen elke keer een stukje en rusten en koelen dan even in de schaduw van een boom langs de weg. Na enkele van die schaduw-intermezzo’s komen we boven in het gehucht aan bij de kerk. Hier boven arriveren bij deze hitte is al een enorme overwinning op de zon en op jezelf. We zijn van plan om bij de kerk te pauzeren om weer wat te eten en te drinken, want na Castillon volgt nog een behoorlijke klim naar het eindpunt van vandaag. In Castillon stond vroeger een hospitium voor reizigers en voor pelgrims, zo werd althans al in schriftelijke bronnen in de 11e eeuw vermeld. We willen eerst even afkoelen in de kerk, om vervolgens nabij de kerk een schaduwrijke plek te vinden voor de pauze. Maar de kerk is op slot.
Als we ons omdraaien, zien we tegenover de kerk een oude boerenschuur, waarvan de grote deur open staat. Twee ons bekende Franse pelgrims komen uit die schuur en gaan weer verder. In deze schuur is een bijzondere rustplaats voor voorbijtrekkende pelgrims ingericht. Hier is het koel, er staan tafels, heel veel stoelen en een grote koelkast.
Op de koelkast staat geschreven dat het water in de koelkast gratis is.
Als ik de koelkastdeur open, vind ik meer dan tien tweelitersflessen ijskoud kraanwater. Op zo’n dag als deze is dat een waar geschenk. Iemand heeft op het papier op de koelkastdeur ook al geschreven dat het een geschenk is van waterengelen. We drinken een aantal bekers ijskoud water, vullen nog enkele kleine flesjes die we bij ons hebben en nemen hier ruim de tijd om te rusten en om wat te eten. Ondertussen komt nog een Franse wandelaar binnen, die ook geniet van het koude drinkwater. Hij vertelt dat hij vandaag de afstand van Pimbo tot aan Arthez-de-Béarn loopt, over een afstand van 36 kilometer. Dat dat eigenlijk te ver is voor zo’n dag als deze met deze hoge temperatuur, geeft hij zelf al aan. Er ligt ook een gastenboek op tafel, waarin heel veel pelgrims hun lovende woorden richten tot de waterengelen van Castillon. Durkje onderschrijft dat met ook onze dank.
Heerlijk verfrist beginnen we aan het laatste deel van onze pelgrimstocht van vandaag en van deze zomervakantie. Voorbij Castillon steken we de beek de Aubin over. Daarna klimmen we via de asfaltweg van de D263 en arriveren we bij de kapel van Caubin. Van deze klim is onze termperatuur al weer tot behoorlijke hoogte gestegen. Waarschijnlijk zullen we later nog wel eens aan de koele kerkbezoeken van deze hete pelgrimsdag denken als we het Psalmvers zingen: “Hoe brand ik van verlangen om te komen in Uw heiligdom …”. We lopen de kapel van Caubin binnen en genieten van de donkere koelte hier in de kapel. Deze kapel is nog het Romaanse restant van het 12e-eeuwse hospitaal van de Johannieters. Deze kapel heeft een Gotische grafnis, daterend van het jaar 1324. Achter het maaswerk van deze nis ligt het restant van een stenen figuur van een opgebaarde ridder in volle wapenuitrusting.
De beide toegangsdeuren aan beide zijden van het schip van de kerk staan open. Een heerlijke zomerwind waait hier door de deuren en door de kerk. We zitten naast elkaar in de deuropening op de koude stenen ingangspartij om zoveel mogelijk koelte tot ons te nemen.
Als we weer zijn afgekoeld, gaan we verder langs de doorgaande weg van de D233. Even later wandelen we het dorp Arthez-de-Béarn binnen.
Als we tussen de eerste huizen van dit dorp door lopen, zien we links van ons dat het dorp als een strookdorp is gebouwd over de lengte van de heuvelkam. We moeten vanaf de entree van het dorp nog minstens 20 minuten lopen om in het centrum van het dorp te arriveren. In Arthez-de-Béarn is het een drukte van belang. We komen binnen tijdens het dorpsfeest. Op het terras van het plaatselijke café zitten verklede en bont uitgedoste feestgangers.
Al van ver hadden we de geluidsinstallatie gehoord. Hier in het centrum zien we dat er een wielerronde gaande is in het dorp. Elke vijf minuten komt een koploper en een achtervolgend peloton op hoge fietssnelheid door het centrum. Aan beide zijden staan de feestgangers de snelle wielrenners gade te slaan.
Hier eindigt onze pelgrimstocht van vandaag. Hier eindigt ook onze pelgrimstocht van deze zomervakantie. Vandaag hebben we 23 warme tot hete kilometer gelopen vanaf Moundy, in een tijdsbestek van 6 uren. We rijden via Moundy weer terug naar onze camping, om op de terugreis onze fietsen vanuit Moundy mee te nemen naar Aire-sur-l’Adour.
Met dit laatste traject is een eind gekomen aan ons 23 dagen pelgrimeren over de twee mooie pelgrimsroutes van de GR654 en van de GR65. In deze 23 dagen hebben we totaal 501 kilometer gelopen, bij een gemiddelde afstand van 21,8 kilometer per wandeldag, waarbij aangetekend dat we de afstand in alle gevallen eerst hebben gefietst alvorens onze wandeling aanving.
We beëindigen hiermee onze 112e pelgrimsdag, waarbij de totaalstand van het afgelegde pelgrimspad vandaag op 2.396 kilometer is komen te staan. Dit betekent dat we tenminste tweederde deel van onze pelgrimage achter de rug hebben en dat we nog ongeveer duizend kilometer Frans-Spaanse pelgrimspaden vóór ons hebben liggen alvorens we in Santiago de Compostela arriveren.
Nog zo’n vier dagen wandelen, dan staan we aan de voet van de Pyreneeën, om op de vijfde pelgrimsdag na vandaag vanuit Saint-Jean-Pied-de-Port de Pyreneeën wandelend over te steken, om vanaf de zesde dag onze pelgrimage door Spanje te vervolgen naar Santiago de Compostela.
Pelgrimeren van Matot naar Moundy
Van Sint-Jacobiparochie naar Santiago de Compostela
Sentier vers Saint-Jacques-de-Compostelle; GR65 > Montréal-du-Gers – Roncevaux
Van Matot naar Moundy
Vrijdag 19 augustus 2011 – 23,5 km.
Dag 111: 2349,5 – 2373 km.
Als Durkje en ik om 7.30 uur de auto van de Camping Les Ombrages de l’Adour in Aire-sur-l’Adour naar Moundy rijden, is het al zo’n 18 graden Celsius, zwaar bewolkt en enigszins mistig. We laten de auto achter op het kruispunt van Moundy en fietsen dan in twee uren van Moundy naar Matot, waarbij we twee hoge heuvelruggen moeten beklimmen. Als we om 10.45 uur zullen vertrekken vanaf de plaats waar we de fietsen in de greppel langs de weg hebben gestald, passeert Marjolein Zomer: een Nederlandse pelgrim, die in mei van dit jaar vanuit Deventer haar pelgrimage vanuit Nederland startte om na een doorgaande tocht over enkele weken aan te komen in Santiago de Compostela. Ze gaat alvast voor ons uit en wij maken ons klaar voor onze 23,5 kilometer lange wandeling van vandaag. Vlak buiten Matot gaan we in westelijke richting tussen de maïsvelden over een landbouwpad. Een eindje verder gaan we verder in een bosperceel, waarin we over een mooi bospaadje afdalen naar de rivier de Bahus, die we even later oversteken.
Tijdens de klim vanuit het rivierdal halen we even voorbij Les Monges medepelgrim Marjolein in. We lopen een eind met zijn drieën verder. Daarbij passeren we vlak vóór Miramont-Sensacq het gehucht Charitole.
Direct daarna wandelen we Miramont-Sensacq binnen.
We maken van de gelegenheid gebruik om Marjolein te vragen eens even een foto van Durkje en mij te maken, zodat we ook een mooie foto van ons beiden kunnen toevoegen aan de uitgebreide fotoreportage van onze pelgrimage.
Nabij de kolossale watertoren die hier bovenop de heuvel staat, bereiken we de oude bebouwing rondom de dorpskerk.
Vanaf deze hoogte is het bij helder weer al mogelijk de Pyreneeën te zien liggen. Daartoe is het weer op dit moment helaas niet geschikt. Marjolein neemt bij de kerk een rustpauze en wij bezichtigen de Romaanse kerk. In deze dorpskerk hangt een grote poster met daarop de Spaanse pelgrimsroute, aangevuld met enige andere informatie en illustraties.
Aangezien wij vanuit deze plaats de originele GR65-route blijven volgen en Marjolein vanuit dit dorp een binnendoorroute neemt, gaan Durkje en ik samen verder door het dorp. Daar passeren we nog een klein dorpswinkeltje, waar het ook mogelijk is om koffie te bestellen. Daar maken we graag gebruik van.
Na enige minuten draagt de jongen - die ons in dit winkeltje helpt - twee koppen koffie naar buiten. Ik loop daarmee een eindje door naar de picknickbank, die we verderop aantroffen. Hier lunchen we onder het genot van onze kop koffie.
Na deze rustpauze brengen we de koffiekoppen weer terug naar de winkel en wandelen wij het dorpje Miramont-Sensacq uit. We volgen twee kilometer asfaltweg van de D314 in zuidelijke richting en passeren enkele boerderijen, onder andere bij het gehucht Loustaou. Rond de boerderijen lopen en liggen de koeien en de kalveren bij elkaar.
Daarna slaan we rechtsaf naar het gehucht Galette. Daar vinden we een aanduiding dat het vanaf hier nog 953 kilometer is naar Santiago de Compostela.
Eén van de huizen die we in Galete passeren, heeft een toegangshek, dat is gemaakt van ski’s en van snowboards. Een origineel idee en bovendien een kleurrijk hek.
We moeten verderop over het erf van de boerenhoeve van Galete. Daarbij lopen we langs een gedeeltelijk open koeienstal, waarin koeien en kalveren rondlopen.
Voordat we het langgerekte boerenerf verlaten, komen we nog langs een aantal hokken met een buitenruimte ervóór, waar enkele tientallen schapen rondlopen.
Via Lamagnagues en Piphane gaan we eerste heuvelafwaarts een dal in, om direct daarna weer heuvelopwaarts te gaan in de richting van Sensacq. Een markant gebouw is hier de 11e-12e-eeuwse Romaanse dorpskerk.
Deze kerk was vroeger aan de Heilige Jacobus gewijd. Om daar nog op enige wijze aandacht aan te besteden, hangt naast het koor een hoge poster van Sint Jacob, compleet in pelgrimstenue.
Bij de kerk ontmoeten we drie Franse pelgrims die vandaag nu eens voor, dan eens achter ons lopen.
Bij de kerk staat ook een kilometragepaal, waarop staat vermeld dat het vanaf hier nog 911 kilometer is naar Santiago de Compostela.
De hier lokale ‘Vrienden van Sint Jacob’ hebben bij deze kerk óók nog een informatiepaneel geplaatst, waarop ze hebben vermeld dat het vanaf hier nog 950 kilometer is naar Santiago de Compostela. Welnu, de waarheid zal wel ergens in het midden liggen.
We gaan langs het gehucht Hallet en steken na een stukje D111 deze weg over. Dan volgt eerst over een hol bospad en later over een veldpad tussen de velden door een mooie, sterk klimmende route naar Pimbo. In het bosperceel passeren we vier rustende Franse pelgrims. Drie van hen, een man en twee vrouwen, hebben we in de afgelopen dagen vaker ontmoet. Verderop in het bosperceel halen we de Nederlandse pelgrim Marjolein weer in. Zij had een binnendoorroute genomen en aangezien we iets sneller wandelen, zijn wij hier na een enigszins langer GR65-traject nu weer op dezelfde plaats.
We lopen voor haar uit en rusten samen met nog een tiental andere pelgrims boven op het dorpsplein bij de kerk in Pimbo. De plaats Pimbo is in het jaar 778 gesticht door Karel de Grote, toen hij terugkeerde van zijn veldtocht in Spanje. In de 12e eeuw hebben Benedictijnen hier de kerk gewijd aan de Heilige Bartholomeüs. Ze bouwden deze kerk als onderdeel van hun klooster alhier. In het jaar 1268 werd Pimbo versterkt tot een bastide, hetgeen tot op de dag van vandaag nog is te zien. Pimbo is een mooie pleisterplaats voor pelgrims, mede doordat de Mairie hier een informatiepunt heeft en daarbij ook enkele faciliteiten zoals toilet en enige eten en drinken aanbiedt. Het is hier een gezellige plek, met al die pelgrims, die elkaar hier weer of voor het eerst ontmoeten. In de voorhal van de kerk hangt diverse informatie voor en over pelgrims.
Na een lange pauze verlaten we Pimbo. Vlak buiten de vestingplaats krijgen we vanaf deze grote hoogte een schitterend uitzicht over het veel lager liggende dal van de rivier de Gabas.
Vlak buiten Pimbo nemen we weer afscheid van Marjolein en dan dalen wij snel af over een steile weg het rivierdal in. Beneden in het dal steken we de rivier de Gabas over.
Deze rivier vormt hier de departementale grens. Hier wandelen we het Franse departement ‘Pyrénées-Atlantique’ binnen, het laatste departement waar de Franse Jacobsroute nog doorheen gaat, alvorens de route over de Pyreneeën naar Spanje gaat. Bij deze departementengrens staat ook een mooie stenen (grens)paal met daarin in relièf een Jacobsschelp.
Bij Rousine zien we in de berm een aantal kleine Sint-Jacobsappelbomen staan. Het informatiepaneel meldt dat dit een geschenk is geweest van de ‘Vrienden van Sint Jacob’ in hun jubileumjaar 2010. De eerste appels hangen hier al aan de nog jonge vruchtbomen.
Vrij snel daarna passeren we het huis Loustaou, waar zich een kleine bron voor Jacobspelgrims bevindt.
Op het volgende kruispunt passeren we een kruis en dan gaan we over een asfaltweg tussen maïsvelden door. Vlak vóór ons lopen dan de twee Franse pelgrims – een man en een vrouw – en de Canadese pelgrim, die we alle drie zojuist in Pimbo hebben ontmoet.
We passeren voorbij Miquéou de Canadese pelgrim, juist op de plaats waar we goed moeten uitkijken voor een enorme waterstraal die bij tijd en wijle vanuit het Maïsveld deels over deze asfaltweg spuit. Alle drie komen we droog voorbij de waterstraal van deze beregeningsinstallatie. Op de D32 passeren we ook de twee Franse pelgrims, op de plaats waar ook een lange rij Sint-Jacobsappelbomen is geplant in het jubileumjaar 2010. Aan elke boom hangt een jubileumkaartje van de lokale Vrienden van Sint Jacob.
Na een flinke klim wandelen we de pelgrimsplaats Arzacq-Arraziguet binnen. In deze plaats staan passerende pelgrims al eeuwen in de belangstelling. In het stadhuis zien we dat in het stadswapen drie Jacobsschelpen zijn opgenomen.
In de kerk zien we een kerkraam met daarin de beeltenis van Jacobus de Meerdere.
We verlaten deze pelgrimsplaats via de straat met de naam: ‘Chemin de St Jacques’. Waarschijnlijk is dit de straat waardoor al eeuwen de pelgrims richting Santiago de Compostela deze plaats verlaten.
Buiten de stad kunnen we niet zomaar rechtdoor lopen. Particuliere borden wijzen ons dat we linksom verder moeten.
Ook een bordje met het opschrift GR65, inclusief een bijgeplaatste Jacobsschelp, geeft evenals de routegids aan dat we linksaf moeten.
Het feit dat we zo plots linksaf moeten, heeft te maken met de situatie dat hier vóór ons geruime tijd geleden een stuwmeer is aangelegd, waar wij als pelgrims nu met een grote boog links omheen moeten lopen, om aan de overzijde ons oude pelgrimspad te kunnen vervolgen. Zoals aangegeven gaan we dus links om het meer.
Aan de overzijde van het meer gaan we over een stijgend bospad door een bosperceel. Daarna volgen we een asfaltweg in de richting van Louvigny. We komen ter hoogte van Vignes langs een dikke boom, die de naam ‘Pelgrimsboom’ heeft gekregen. Een groot aantal pelgrimage-attributen hangt in deze boom. Een bonte verzameling van beeldjes, van wandelschoenen en –sokken, van blarenpleisterverpakking, zolen, petten, Jacobsschelpen, vlaggetjes, bloemen en halskettingen versieren deze pelgrimsboom.
Ook een beeldje van Sint Jacob staat in een holte van deze opvallende boom.
We komen langs boerenhoeven en nabij Cabirau langs een veld met een kleine kudde koeien.
We hebben dan al de afdaling naar het dal van de rivier Luy de France ingezet. Nadat we de rivier zijn overgestoken bij de in restauratie verkerende Le Moulin Diégou, arriveren we spoedig in het dorp Louvigny. Als we langs de Mairie lopen, worden we aangesproken door een medewerker van de Mairie. Hij vraagt naar onze herkomst en onze pelgrimageplannen en vertelt dat hier in zijn dorp ook een Nederlandse familie woont. Na een plezierig gesprek met de man, bezoeken we tegenover de Mairie de dorpskerk. Deze kerk heeft een kerkraam met daarin de pelgrimsattributen: Jacobsstaf, kalebas en Jacobsschelp.
Vlak buiten Louvigny volgt een behoorlijke stevige klim heuvelopwaarts naar het bijzonder hoog gelegen gehucht Lou Castet. Boven in het gehucht aangekomen, hebben we een schitterend uitzicht over het dal en over de heuvelrug, die we nu achter ons laten.
We lopen door Lou Castet en zetten dan de afdaling in naar onze bestemming voor vandaag: Moundy. We arriveren om 17.20 uur op het kruispunt, waar we vanmorgen onze auto parkeerden.
Met de auto rijden we weer terug naar de camping in Aire-sur-l’Adour. Onderweg halen we vanuit Matot onze fietsen weer op. Inmiddels is het zonnig en warm geworden met een temperatuur van 27 graden Celsius.
Sentier vers Saint-Jacques-de-Compostelle; GR65 > Montréal-du-Gers – Roncevaux
Van Matot naar Moundy
Vrijdag 19 augustus 2011 – 23,5 km.
Dag 111: 2349,5 – 2373 km.
Als Durkje en ik om 7.30 uur de auto van de Camping Les Ombrages de l’Adour in Aire-sur-l’Adour naar Moundy rijden, is het al zo’n 18 graden Celsius, zwaar bewolkt en enigszins mistig. We laten de auto achter op het kruispunt van Moundy en fietsen dan in twee uren van Moundy naar Matot, waarbij we twee hoge heuvelruggen moeten beklimmen. Als we om 10.45 uur zullen vertrekken vanaf de plaats waar we de fietsen in de greppel langs de weg hebben gestald, passeert Marjolein Zomer: een Nederlandse pelgrim, die in mei van dit jaar vanuit Deventer haar pelgrimage vanuit Nederland startte om na een doorgaande tocht over enkele weken aan te komen in Santiago de Compostela. Ze gaat alvast voor ons uit en wij maken ons klaar voor onze 23,5 kilometer lange wandeling van vandaag. Vlak buiten Matot gaan we in westelijke richting tussen de maïsvelden over een landbouwpad. Een eindje verder gaan we verder in een bosperceel, waarin we over een mooi bospaadje afdalen naar de rivier de Bahus, die we even later oversteken.
Tijdens de klim vanuit het rivierdal halen we even voorbij Les Monges medepelgrim Marjolein in. We lopen een eind met zijn drieën verder. Daarbij passeren we vlak vóór Miramont-Sensacq het gehucht Charitole.
Direct daarna wandelen we Miramont-Sensacq binnen.
We maken van de gelegenheid gebruik om Marjolein te vragen eens even een foto van Durkje en mij te maken, zodat we ook een mooie foto van ons beiden kunnen toevoegen aan de uitgebreide fotoreportage van onze pelgrimage.
Nabij de kolossale watertoren die hier bovenop de heuvel staat, bereiken we de oude bebouwing rondom de dorpskerk.
Vanaf deze hoogte is het bij helder weer al mogelijk de Pyreneeën te zien liggen. Daartoe is het weer op dit moment helaas niet geschikt. Marjolein neemt bij de kerk een rustpauze en wij bezichtigen de Romaanse kerk. In deze dorpskerk hangt een grote poster met daarop de Spaanse pelgrimsroute, aangevuld met enige andere informatie en illustraties.
Aangezien wij vanuit deze plaats de originele GR65-route blijven volgen en Marjolein vanuit dit dorp een binnendoorroute neemt, gaan Durkje en ik samen verder door het dorp. Daar passeren we nog een klein dorpswinkeltje, waar het ook mogelijk is om koffie te bestellen. Daar maken we graag gebruik van.
Na enige minuten draagt de jongen - die ons in dit winkeltje helpt - twee koppen koffie naar buiten. Ik loop daarmee een eindje door naar de picknickbank, die we verderop aantroffen. Hier lunchen we onder het genot van onze kop koffie.
Na deze rustpauze brengen we de koffiekoppen weer terug naar de winkel en wandelen wij het dorpje Miramont-Sensacq uit. We volgen twee kilometer asfaltweg van de D314 in zuidelijke richting en passeren enkele boerderijen, onder andere bij het gehucht Loustaou. Rond de boerderijen lopen en liggen de koeien en de kalveren bij elkaar.
Daarna slaan we rechtsaf naar het gehucht Galette. Daar vinden we een aanduiding dat het vanaf hier nog 953 kilometer is naar Santiago de Compostela.
Eén van de huizen die we in Galete passeren, heeft een toegangshek, dat is gemaakt van ski’s en van snowboards. Een origineel idee en bovendien een kleurrijk hek.
We moeten verderop over het erf van de boerenhoeve van Galete. Daarbij lopen we langs een gedeeltelijk open koeienstal, waarin koeien en kalveren rondlopen.
Voordat we het langgerekte boerenerf verlaten, komen we nog langs een aantal hokken met een buitenruimte ervóór, waar enkele tientallen schapen rondlopen.
Via Lamagnagues en Piphane gaan we eerste heuvelafwaarts een dal in, om direct daarna weer heuvelopwaarts te gaan in de richting van Sensacq. Een markant gebouw is hier de 11e-12e-eeuwse Romaanse dorpskerk.
Deze kerk was vroeger aan de Heilige Jacobus gewijd. Om daar nog op enige wijze aandacht aan te besteden, hangt naast het koor een hoge poster van Sint Jacob, compleet in pelgrimstenue.
Bij de kerk ontmoeten we drie Franse pelgrims die vandaag nu eens voor, dan eens achter ons lopen.
Bij de kerk staat ook een kilometragepaal, waarop staat vermeld dat het vanaf hier nog 911 kilometer is naar Santiago de Compostela.
De hier lokale ‘Vrienden van Sint Jacob’ hebben bij deze kerk óók nog een informatiepaneel geplaatst, waarop ze hebben vermeld dat het vanaf hier nog 950 kilometer is naar Santiago de Compostela. Welnu, de waarheid zal wel ergens in het midden liggen.
We gaan langs het gehucht Hallet en steken na een stukje D111 deze weg over. Dan volgt eerst over een hol bospad en later over een veldpad tussen de velden door een mooie, sterk klimmende route naar Pimbo. In het bosperceel passeren we vier rustende Franse pelgrims. Drie van hen, een man en twee vrouwen, hebben we in de afgelopen dagen vaker ontmoet. Verderop in het bosperceel halen we de Nederlandse pelgrim Marjolein weer in. Zij had een binnendoorroute genomen en aangezien we iets sneller wandelen, zijn wij hier na een enigszins langer GR65-traject nu weer op dezelfde plaats.
We lopen voor haar uit en rusten samen met nog een tiental andere pelgrims boven op het dorpsplein bij de kerk in Pimbo. De plaats Pimbo is in het jaar 778 gesticht door Karel de Grote, toen hij terugkeerde van zijn veldtocht in Spanje. In de 12e eeuw hebben Benedictijnen hier de kerk gewijd aan de Heilige Bartholomeüs. Ze bouwden deze kerk als onderdeel van hun klooster alhier. In het jaar 1268 werd Pimbo versterkt tot een bastide, hetgeen tot op de dag van vandaag nog is te zien. Pimbo is een mooie pleisterplaats voor pelgrims, mede doordat de Mairie hier een informatiepunt heeft en daarbij ook enkele faciliteiten zoals toilet en enige eten en drinken aanbiedt. Het is hier een gezellige plek, met al die pelgrims, die elkaar hier weer of voor het eerst ontmoeten. In de voorhal van de kerk hangt diverse informatie voor en over pelgrims.
Na een lange pauze verlaten we Pimbo. Vlak buiten de vestingplaats krijgen we vanaf deze grote hoogte een schitterend uitzicht over het veel lager liggende dal van de rivier de Gabas.
Vlak buiten Pimbo nemen we weer afscheid van Marjolein en dan dalen wij snel af over een steile weg het rivierdal in. Beneden in het dal steken we de rivier de Gabas over.
Deze rivier vormt hier de departementale grens. Hier wandelen we het Franse departement ‘Pyrénées-Atlantique’ binnen, het laatste departement waar de Franse Jacobsroute nog doorheen gaat, alvorens de route over de Pyreneeën naar Spanje gaat. Bij deze departementengrens staat ook een mooie stenen (grens)paal met daarin in relièf een Jacobsschelp.
Bij Rousine zien we in de berm een aantal kleine Sint-Jacobsappelbomen staan. Het informatiepaneel meldt dat dit een geschenk is geweest van de ‘Vrienden van Sint Jacob’ in hun jubileumjaar 2010. De eerste appels hangen hier al aan de nog jonge vruchtbomen.
Vrij snel daarna passeren we het huis Loustaou, waar zich een kleine bron voor Jacobspelgrims bevindt.
Op het volgende kruispunt passeren we een kruis en dan gaan we over een asfaltweg tussen maïsvelden door. Vlak vóór ons lopen dan de twee Franse pelgrims – een man en een vrouw – en de Canadese pelgrim, die we alle drie zojuist in Pimbo hebben ontmoet.
We passeren voorbij Miquéou de Canadese pelgrim, juist op de plaats waar we goed moeten uitkijken voor een enorme waterstraal die bij tijd en wijle vanuit het Maïsveld deels over deze asfaltweg spuit. Alle drie komen we droog voorbij de waterstraal van deze beregeningsinstallatie. Op de D32 passeren we ook de twee Franse pelgrims, op de plaats waar ook een lange rij Sint-Jacobsappelbomen is geplant in het jubileumjaar 2010. Aan elke boom hangt een jubileumkaartje van de lokale Vrienden van Sint Jacob.
Na een flinke klim wandelen we de pelgrimsplaats Arzacq-Arraziguet binnen. In deze plaats staan passerende pelgrims al eeuwen in de belangstelling. In het stadhuis zien we dat in het stadswapen drie Jacobsschelpen zijn opgenomen.
In de kerk zien we een kerkraam met daarin de beeltenis van Jacobus de Meerdere.
We verlaten deze pelgrimsplaats via de straat met de naam: ‘Chemin de St Jacques’. Waarschijnlijk is dit de straat waardoor al eeuwen de pelgrims richting Santiago de Compostela deze plaats verlaten.
Buiten de stad kunnen we niet zomaar rechtdoor lopen. Particuliere borden wijzen ons dat we linksom verder moeten.
Ook een bordje met het opschrift GR65, inclusief een bijgeplaatste Jacobsschelp, geeft evenals de routegids aan dat we linksaf moeten.
Het feit dat we zo plots linksaf moeten, heeft te maken met de situatie dat hier vóór ons geruime tijd geleden een stuwmeer is aangelegd, waar wij als pelgrims nu met een grote boog links omheen moeten lopen, om aan de overzijde ons oude pelgrimspad te kunnen vervolgen. Zoals aangegeven gaan we dus links om het meer.
Aan de overzijde van het meer gaan we over een stijgend bospad door een bosperceel. Daarna volgen we een asfaltweg in de richting van Louvigny. We komen ter hoogte van Vignes langs een dikke boom, die de naam ‘Pelgrimsboom’ heeft gekregen. Een groot aantal pelgrimage-attributen hangt in deze boom. Een bonte verzameling van beeldjes, van wandelschoenen en –sokken, van blarenpleisterverpakking, zolen, petten, Jacobsschelpen, vlaggetjes, bloemen en halskettingen versieren deze pelgrimsboom.
Ook een beeldje van Sint Jacob staat in een holte van deze opvallende boom.
We komen langs boerenhoeven en nabij Cabirau langs een veld met een kleine kudde koeien.
We hebben dan al de afdaling naar het dal van de rivier Luy de France ingezet. Nadat we de rivier zijn overgestoken bij de in restauratie verkerende Le Moulin Diégou, arriveren we spoedig in het dorp Louvigny. Als we langs de Mairie lopen, worden we aangesproken door een medewerker van de Mairie. Hij vraagt naar onze herkomst en onze pelgrimageplannen en vertelt dat hier in zijn dorp ook een Nederlandse familie woont. Na een plezierig gesprek met de man, bezoeken we tegenover de Mairie de dorpskerk. Deze kerk heeft een kerkraam met daarin de pelgrimsattributen: Jacobsstaf, kalebas en Jacobsschelp.
Vlak buiten Louvigny volgt een behoorlijke stevige klim heuvelopwaarts naar het bijzonder hoog gelegen gehucht Lou Castet. Boven in het gehucht aangekomen, hebben we een schitterend uitzicht over het dal en over de heuvelrug, die we nu achter ons laten.
We lopen door Lou Castet en zetten dan de afdaling in naar onze bestemming voor vandaag: Moundy. We arriveren om 17.20 uur op het kruispunt, waar we vanmorgen onze auto parkeerden.
Met de auto rijden we weer terug naar de camping in Aire-sur-l’Adour. Onderweg halen we vanuit Matot onze fietsen weer op. Inmiddels is het zonnig en warm geworden met een temperatuur van 27 graden Celsius.
Pelgrimeren van Costefort naar Matot
Van Sint-Jacobiparochie naar Santiago de Compostela
Sentier vers Saint-Jacques-de-Compostelle; GR65 > Montréal-du-Gers – Roncevaux
Van Costefort naar Matot
Donderdag 18 augustus 2011 – 21,5 km.
Dag 110: 2328 – 2349,5 km.
Na onze rustdag van gisteren brengen we om 7.30 uur de auto van de Camping Les Ombrages de l’Adour in Aire-sur-l’Adour naar Latrille; althans dat waren we van plan op grond van de routegidsen die we gebruiken. In Latrille is echter geen spoor van de GR65-bewegwijzering te vinden. Dat kan alleen betekenen dat de route is aangepast. We gaan op zoek naar de actuele route van de GR65 en vinden op een gegeven moment ten westen van Latrille de nieuwe bewegwijzering. We rijden door naar het twee kilometer verderop gelegen Matot en parkeren daar onze auto. Dan maar twee kilometer verder lopen vandaag; dat is geen probleem. We waren van plan vandaag 21,5 kilometer te lopen van Costefort naar Latrille, maar daar maken we dan nu 23,5 kilometer van tot aan Matot. Dan fietsen Durkje en ik vanuit Matot via Aire-sur-l’Adour naar Costefort. Om 9.30 uur begint onze wandeling vandaag in Costefort. We steken de D935 over en willen aan de overzijde de officiële, lange route naar Aire-sur-l’Adour volgen. Al spoedig blijkt echter op een splitsing in het veld dat die zuidelijke route is vervallen en dat de twee kilometer kortere alternatieve route nu de officiële route is geworden. Daarmee zijn aan het eind van de dag de verwachte twee extra kilometers weer gecompenseerd door deze inkorting aan het begin van de route van vandaag. We wandelen vandaag dus toch 21,5 kilometer. Als we in westelijke richting door het veld lopen, is de temperatuur ongeveer 18 graden Celsius en begint de zon door te breken.
Het tweesporenveldpad gaat halverwege over in een éénspoorsveldpad. Dit wandelpad loopt parallel aan de D935 en voert ons naar Barcelonne-du-Gers. Voorbij de grote winkel van Leclerc, bij de grote wasplaats, wandelen we het dorp binnen.
Door Barcelonne-du-Gers stroomt een beek. We lopen langs de brug die hier over de beek ligt.
Achter de huizen van Barcelonne-du-Gers lopen we verder in de richting van Aire-sur-l’Adour. Bij de picknickplaats aan de voet van de brug over de rivier de Adour komen we aan bij de noordzijde van het centrum van deze mooie plaats. Als we bij de rivier langs lopen, zien we aan de overzijde de camping waarop onze caravan staat.
We lopen langs de Adour naar de brug over de Adour.
Vlak vóór de brug wordt ons met een plaquette in het voetpad - met daarop een Jacobsschelp - duidelijk gemaakt dat we hier in Aire-sur-l’Adour een pelgrimsplaats binnenwandelen, die ligt aan het pelgrimspad naar Santiago de Compostela.
Een eindje verder op het voetpad van de brug vinden we ook de metalen driehoekige plaat met daarop de Jacobsschelp en de plaatsnaam Aire-sur-l’Adour, die we op de route door de hele stad steeds weer terug zien komen.
We steken de brug over de Adour over.
Aan de overzijde kom je in het oude stadscentrum van Aire-sur-l’Adour. We drinken een kop koffie op het terras van het Atura Café, dat op de kop van de beide parallel lopende winkelstraten ligt. Vanaf het terras hebben we ook het uitzicht op de brug.
Na de koffiepauze volgen we de aangegeven pelgrimsroute door de westelijke winkelstraat. We passeren een boekwinkel, die voorin de winkel een mooie boekendisplay heeft gemaakt met allerhande boeken en kaarten over pelgrimeren naar Santiago de Compostela.
Verderop is een pelgrimswinkeltje, genaamd ‘La Coquille’, dus naar de Jacobsschelp genoemd. Dit speciaalzaakje heeft collectors items met betrekking tot de pelgrimsroute naar Santiago de Compostela, zoals wijn, beeldjes, sleutelhangers, t-shirts, wandels(t)okken en een grote serie ansichtkaarten over pelgrimeren. Gisteren, tijdens onze rustdag, hebben we van alle nummers van deze serie een ansichtkaart gekocht.
We gaan linksaf en komen bij de Johannes de Doper-kathedraal in het centrum. Bij binnenkomst in deze grote kerk passeer je een informatiestand over pelgrimeren.
De kathedraal heeft een mooie versierd altaar in het koor van de kerk.
Voorbij de kathedraal komen we langs de overdekte markthal van Aire-sur-l’Adour. De markthal is open, maar er kan slechts bij drie markthandelaren worden ingekocht, te weten bij een groenteboer, een slager en een vishandelaar.
Vlak buiten de ringweg om het winkelcentrum passeren we de imposante achthoekige graanhal uit 1852. Hier werd vroeger graan opgeslagen en verhandeld. Tegenwoordig is de graanhal in gebruik als theater.
We verlaten het centrum en klimmen naar de buitenwijk Le Mas. Hier lopen we langs een nachtverblijf voor pelgrims. Tegen de muur van dit nachtverblijf hangt een houten kastje met daarin een stenen beeldje van Sint Jacob in vol pelgrimsornaat.
Verderop in de brede doorgaande straat staat de voormalige kloosterkerk Sainte-Quitterie. De kerk heeft een drie verdiepingen tellende toren, aanvankelijk romaans, later gedeeltelijk in gotische stijl herbouwd. We bezichtigen deze kerk. Het is een stoffige, vochtige, sober ingerichte kerk, maar het koor is wel uitbundig versierd.
In de crypte van deze kerk staat de witte sarcofaag van de martelares Sainte-Quitterie. Deze sarcofaag - die is versierd met taferelen uit het Oude en uit het Nieuwe Testament van de Bijbel - is de oudste getuige(nis) van het christendom in deze regio, daterend van ongeveer het jaar 500. De crypte is vandaag gesloten. Wel kunnen we afdalen naar een lager liggende verdieping naast het koor van de kerk. Daar staat de deur open van de kerker van deze kerk. De zware, dubbele smeedijzeren handboeien liggen op de grond, verbonden aan een dikke ijzeren ketting die is verankerd in de kerkmuur van deze ondergrondse gevangenis.
Na dit kerkbezoek wandelen we de stadswijk Le Mas uit, en daarmee ook Aire-sur-l’Adour. Voorbij de rotonde lopen we rechtsaf naar een soort voorstadje van Aire-sur-l’Adour, genaamd Le Boué. We lopen eerst door een rustiek straatje met enkele oude woningen en daarna door de nieuwbouwstraat van dit dorp.
Voorbij Le Boué gaan we in de afdaling over een asfaltweggetje. Op een gegeven moment zien we rechts beneden een groot stuwmeer liggen en aan de overzijde van dat meertje de vrij nieuwe autosnelweg A65. We blijven het asfaltweggetje volgen tot het punt waarop de weg letterlijk in het stuwmeer verdwijnt.
In Frankrijk hebben we in de afgelopen jaren vaker gezien dat hele dalen worden ontvolkt en onder water worden gezet. Hier is ook zo’n dal onder water gezet. Vlak vóór ons verdwijnt de asfaltweg in het meer en aan de overzijde zien we de weg weer uit het water oprijzen en daar weer bij de heuvel op klimmen.
We gaan links om het stuwmeer via een smal pad over de flank van de heuvel. Ook hier zien we in de beboste helling weer hoge zeedennen groeien. Over een asfaltweg gaan we verder. We draaien naar rechts in de richting van de autosnelweg A65. We gaan onder de A65 door naar de andere kant van de snelweg.
Daar klimmen we eerst naar rechts en dan naar links met een ruime bocht naar de heuveltop. Boven aangekomen, wandelen we langs een aan beide zijden open loods voor eenden. Honderden eenden zitten bij elkaar, vlakbij het hek, in de modder. Als we bij het hek komen, gaan de eenden staan en waggelen ze enkele meters verder om daar direct weer bij elkaar te gaan zitten. Eén van de eenden blijft echter zitten. Opmerkelijks is dat, maar waarom? Bij beter kijken, zien we dat deze eend blind is. Aan beide zijden van de vogelkop is geen oog te zien. Deze eend ziet ons niet en blijft dus gewoon zitten op het moment dat alle andere eenden veiligheidshalve enige afstand van ons verkiezen.
We gaan verder in westelijke richting en passeren het gehucht Bégorre.
We blijven lange trajecten over asfalt lopen. Het is hier stil tussen de akkers. Na een stenig landbouwpad komen we op een lange rechte baan met steentjes, steeds rechtdoor met af en toe een heuveltje op en af. Ver vóór ons zien we vier wandelaars naast elkaar lopen. Na enige tijd passeren we twee pelgrims, die langs het pad pauzeren. Een man en een vrouw. Waar het landbouwpad aan het eind bij een asfaltweg uit komt, passeren we twee vrouwelijke pelgrims, die hier ook rusten. Op de eerstvolgende splitsing van asfaltwegen lopen we de vier andere wandelaars voorbij. Het zijn vrouwen. Direct na de splitsing staat een silo, waar wij een geschikte zitplaats vinden op een aantal gestapelde pallets om hier tijd te nemen voor de middagpauze. We ontdekken dat dit de plek is waar de nieuw uitgezette wandelroute gaat afwijken van de oorspronkelijke. Hoe echter het pad verder gaat, weten we nog niet, alleen met die aantekening dat we wel weten dat we niet het dorp Latrille zullen passeren. We gaan nu meer westwaarts dan oostwaarts. Op het moment dat we na de pauze verder zullen gaan, passeren drie andere wandelaars, een man met een jongen en een meisje. Zij lopen niet zo snel als wij, dus als we een eindje verder over de Chemin de St. Pé lopen, halen we hen in. Verderop zitten de vier wandelende dames te pauzeren tegen de rand van een bosperceel. Wij passeren hen hier. Het volgende gehucht dat we hier passeren is Matilas, voorzover we kunnen zien, alleen bestaande uit een boerenhoeve. Een man op een tractor rijdt ons hier voorbij. Op de splitsing van Matilas staat ook een kapel met daarin een Mariabeeld.
We lopen voortdurend in zuidelijke richting en passeren het kruispunt met de D457 naar Mauries en de D375 naar Bacqué en naar Latrille. We zijn nu dus ter hoogte van Latrille, waar we aanvankelijk wilden stoppen. Aangezien onze fietsen nog zo’n twee kilometer verder staan, gaan we verder in zuidelijke richting. Dan volgt de splitsing van het gehucht Laflosse.
Op de kruising staat een voormalige wasplaats, waarin nu een picknickbank staat. Een ambtenaar heeft er een bord opgehangen met de mededeling dat deze bank ter beschikking staat voor passerende pelgrims, met daarbij het verzoek om de plek schoon en netjes achter te laten. Links staat een huis in goede staat van onderhoud. Rechts langs de weg staat een ruïne van een oude boerenhoeve, deels gebouwd in vakwerkstijl.
We gaan hier rechtdoor, en ook op de volgende splitsing van asfaltwegen gaan we rechtdoor. Ondertussen heeft het even heel licht geregend. Slechts enkele dikke regendruppels, dus we wagen het erop om zonder paraplu of regencape verder te gaan. Alhoewel de lucht donker wordt, zet de regen niet door en kunnen we droog verder wandelen. Dan arriveren we in het gehucht Matot. Hier staat onze auto in de berm.
We rijden vervolgens met de auto via Aire-sur-l’Adour terug naar Costefort, om daar onze fietsen weer vandaan te halen. Als we daarna van Costefort weer naar de camping in Aire-sur-l’Adour rijden, begint het hard te regenen. Wij zijn dus net op tijd binnen. In de vijf uren die we vandaag onderweg waren, was het nagenoeg windstil, droog, drukkend, 23 graden Celsius, met af en toe een zonnige periode. Met name het deel van de route voorbij de A65 was een eentonig traject, voornamelijk tussen akkers met hoog opgeschoten maïs, waardoor je weinig tot geen uitzicht over de omgeving kreeg waarin je wandelt. In Matot zijn we aangekomen op de plek waar de oude route – getuige onze routekaart - vanaf de asfaltweg verder gaat over een boerenpad tussen de akkers door, dus we vermoeden dat we de omleidingsroute nu achter ons hebben liggen.
Sentier vers Saint-Jacques-de-Compostelle; GR65 > Montréal-du-Gers – Roncevaux
Van Costefort naar Matot
Donderdag 18 augustus 2011 – 21,5 km.
Dag 110: 2328 – 2349,5 km.
Na onze rustdag van gisteren brengen we om 7.30 uur de auto van de Camping Les Ombrages de l’Adour in Aire-sur-l’Adour naar Latrille; althans dat waren we van plan op grond van de routegidsen die we gebruiken. In Latrille is echter geen spoor van de GR65-bewegwijzering te vinden. Dat kan alleen betekenen dat de route is aangepast. We gaan op zoek naar de actuele route van de GR65 en vinden op een gegeven moment ten westen van Latrille de nieuwe bewegwijzering. We rijden door naar het twee kilometer verderop gelegen Matot en parkeren daar onze auto. Dan maar twee kilometer verder lopen vandaag; dat is geen probleem. We waren van plan vandaag 21,5 kilometer te lopen van Costefort naar Latrille, maar daar maken we dan nu 23,5 kilometer van tot aan Matot. Dan fietsen Durkje en ik vanuit Matot via Aire-sur-l’Adour naar Costefort. Om 9.30 uur begint onze wandeling vandaag in Costefort. We steken de D935 over en willen aan de overzijde de officiële, lange route naar Aire-sur-l’Adour volgen. Al spoedig blijkt echter op een splitsing in het veld dat die zuidelijke route is vervallen en dat de twee kilometer kortere alternatieve route nu de officiële route is geworden. Daarmee zijn aan het eind van de dag de verwachte twee extra kilometers weer gecompenseerd door deze inkorting aan het begin van de route van vandaag. We wandelen vandaag dus toch 21,5 kilometer. Als we in westelijke richting door het veld lopen, is de temperatuur ongeveer 18 graden Celsius en begint de zon door te breken.
Het tweesporenveldpad gaat halverwege over in een éénspoorsveldpad. Dit wandelpad loopt parallel aan de D935 en voert ons naar Barcelonne-du-Gers. Voorbij de grote winkel van Leclerc, bij de grote wasplaats, wandelen we het dorp binnen.
Door Barcelonne-du-Gers stroomt een beek. We lopen langs de brug die hier over de beek ligt.
Achter de huizen van Barcelonne-du-Gers lopen we verder in de richting van Aire-sur-l’Adour. Bij de picknickplaats aan de voet van de brug over de rivier de Adour komen we aan bij de noordzijde van het centrum van deze mooie plaats. Als we bij de rivier langs lopen, zien we aan de overzijde de camping waarop onze caravan staat.
We lopen langs de Adour naar de brug over de Adour.
Vlak vóór de brug wordt ons met een plaquette in het voetpad - met daarop een Jacobsschelp - duidelijk gemaakt dat we hier in Aire-sur-l’Adour een pelgrimsplaats binnenwandelen, die ligt aan het pelgrimspad naar Santiago de Compostela.
Een eindje verder op het voetpad van de brug vinden we ook de metalen driehoekige plaat met daarop de Jacobsschelp en de plaatsnaam Aire-sur-l’Adour, die we op de route door de hele stad steeds weer terug zien komen.
We steken de brug over de Adour over.
Aan de overzijde kom je in het oude stadscentrum van Aire-sur-l’Adour. We drinken een kop koffie op het terras van het Atura Café, dat op de kop van de beide parallel lopende winkelstraten ligt. Vanaf het terras hebben we ook het uitzicht op de brug.
Na de koffiepauze volgen we de aangegeven pelgrimsroute door de westelijke winkelstraat. We passeren een boekwinkel, die voorin de winkel een mooie boekendisplay heeft gemaakt met allerhande boeken en kaarten over pelgrimeren naar Santiago de Compostela.
Verderop is een pelgrimswinkeltje, genaamd ‘La Coquille’, dus naar de Jacobsschelp genoemd. Dit speciaalzaakje heeft collectors items met betrekking tot de pelgrimsroute naar Santiago de Compostela, zoals wijn, beeldjes, sleutelhangers, t-shirts, wandels(t)okken en een grote serie ansichtkaarten over pelgrimeren. Gisteren, tijdens onze rustdag, hebben we van alle nummers van deze serie een ansichtkaart gekocht.
We gaan linksaf en komen bij de Johannes de Doper-kathedraal in het centrum. Bij binnenkomst in deze grote kerk passeer je een informatiestand over pelgrimeren.
De kathedraal heeft een mooie versierd altaar in het koor van de kerk.
Voorbij de kathedraal komen we langs de overdekte markthal van Aire-sur-l’Adour. De markthal is open, maar er kan slechts bij drie markthandelaren worden ingekocht, te weten bij een groenteboer, een slager en een vishandelaar.
Vlak buiten de ringweg om het winkelcentrum passeren we de imposante achthoekige graanhal uit 1852. Hier werd vroeger graan opgeslagen en verhandeld. Tegenwoordig is de graanhal in gebruik als theater.
We verlaten het centrum en klimmen naar de buitenwijk Le Mas. Hier lopen we langs een nachtverblijf voor pelgrims. Tegen de muur van dit nachtverblijf hangt een houten kastje met daarin een stenen beeldje van Sint Jacob in vol pelgrimsornaat.
Verderop in de brede doorgaande straat staat de voormalige kloosterkerk Sainte-Quitterie. De kerk heeft een drie verdiepingen tellende toren, aanvankelijk romaans, later gedeeltelijk in gotische stijl herbouwd. We bezichtigen deze kerk. Het is een stoffige, vochtige, sober ingerichte kerk, maar het koor is wel uitbundig versierd.
In de crypte van deze kerk staat de witte sarcofaag van de martelares Sainte-Quitterie. Deze sarcofaag - die is versierd met taferelen uit het Oude en uit het Nieuwe Testament van de Bijbel - is de oudste getuige(nis) van het christendom in deze regio, daterend van ongeveer het jaar 500. De crypte is vandaag gesloten. Wel kunnen we afdalen naar een lager liggende verdieping naast het koor van de kerk. Daar staat de deur open van de kerker van deze kerk. De zware, dubbele smeedijzeren handboeien liggen op de grond, verbonden aan een dikke ijzeren ketting die is verankerd in de kerkmuur van deze ondergrondse gevangenis.
Na dit kerkbezoek wandelen we de stadswijk Le Mas uit, en daarmee ook Aire-sur-l’Adour. Voorbij de rotonde lopen we rechtsaf naar een soort voorstadje van Aire-sur-l’Adour, genaamd Le Boué. We lopen eerst door een rustiek straatje met enkele oude woningen en daarna door de nieuwbouwstraat van dit dorp.
Voorbij Le Boué gaan we in de afdaling over een asfaltweggetje. Op een gegeven moment zien we rechts beneden een groot stuwmeer liggen en aan de overzijde van dat meertje de vrij nieuwe autosnelweg A65. We blijven het asfaltweggetje volgen tot het punt waarop de weg letterlijk in het stuwmeer verdwijnt.
In Frankrijk hebben we in de afgelopen jaren vaker gezien dat hele dalen worden ontvolkt en onder water worden gezet. Hier is ook zo’n dal onder water gezet. Vlak vóór ons verdwijnt de asfaltweg in het meer en aan de overzijde zien we de weg weer uit het water oprijzen en daar weer bij de heuvel op klimmen.
We gaan links om het stuwmeer via een smal pad over de flank van de heuvel. Ook hier zien we in de beboste helling weer hoge zeedennen groeien. Over een asfaltweg gaan we verder. We draaien naar rechts in de richting van de autosnelweg A65. We gaan onder de A65 door naar de andere kant van de snelweg.
Daar klimmen we eerst naar rechts en dan naar links met een ruime bocht naar de heuveltop. Boven aangekomen, wandelen we langs een aan beide zijden open loods voor eenden. Honderden eenden zitten bij elkaar, vlakbij het hek, in de modder. Als we bij het hek komen, gaan de eenden staan en waggelen ze enkele meters verder om daar direct weer bij elkaar te gaan zitten. Eén van de eenden blijft echter zitten. Opmerkelijks is dat, maar waarom? Bij beter kijken, zien we dat deze eend blind is. Aan beide zijden van de vogelkop is geen oog te zien. Deze eend ziet ons niet en blijft dus gewoon zitten op het moment dat alle andere eenden veiligheidshalve enige afstand van ons verkiezen.
We gaan verder in westelijke richting en passeren het gehucht Bégorre.
We blijven lange trajecten over asfalt lopen. Het is hier stil tussen de akkers. Na een stenig landbouwpad komen we op een lange rechte baan met steentjes, steeds rechtdoor met af en toe een heuveltje op en af. Ver vóór ons zien we vier wandelaars naast elkaar lopen. Na enige tijd passeren we twee pelgrims, die langs het pad pauzeren. Een man en een vrouw. Waar het landbouwpad aan het eind bij een asfaltweg uit komt, passeren we twee vrouwelijke pelgrims, die hier ook rusten. Op de eerstvolgende splitsing van asfaltwegen lopen we de vier andere wandelaars voorbij. Het zijn vrouwen. Direct na de splitsing staat een silo, waar wij een geschikte zitplaats vinden op een aantal gestapelde pallets om hier tijd te nemen voor de middagpauze. We ontdekken dat dit de plek is waar de nieuw uitgezette wandelroute gaat afwijken van de oorspronkelijke. Hoe echter het pad verder gaat, weten we nog niet, alleen met die aantekening dat we wel weten dat we niet het dorp Latrille zullen passeren. We gaan nu meer westwaarts dan oostwaarts. Op het moment dat we na de pauze verder zullen gaan, passeren drie andere wandelaars, een man met een jongen en een meisje. Zij lopen niet zo snel als wij, dus als we een eindje verder over de Chemin de St. Pé lopen, halen we hen in. Verderop zitten de vier wandelende dames te pauzeren tegen de rand van een bosperceel. Wij passeren hen hier. Het volgende gehucht dat we hier passeren is Matilas, voorzover we kunnen zien, alleen bestaande uit een boerenhoeve. Een man op een tractor rijdt ons hier voorbij. Op de splitsing van Matilas staat ook een kapel met daarin een Mariabeeld.
We lopen voortdurend in zuidelijke richting en passeren het kruispunt met de D457 naar Mauries en de D375 naar Bacqué en naar Latrille. We zijn nu dus ter hoogte van Latrille, waar we aanvankelijk wilden stoppen. Aangezien onze fietsen nog zo’n twee kilometer verder staan, gaan we verder in zuidelijke richting. Dan volgt de splitsing van het gehucht Laflosse.
Op de kruising staat een voormalige wasplaats, waarin nu een picknickbank staat. Een ambtenaar heeft er een bord opgehangen met de mededeling dat deze bank ter beschikking staat voor passerende pelgrims, met daarbij het verzoek om de plek schoon en netjes achter te laten. Links staat een huis in goede staat van onderhoud. Rechts langs de weg staat een ruïne van een oude boerenhoeve, deels gebouwd in vakwerkstijl.
We gaan hier rechtdoor, en ook op de volgende splitsing van asfaltwegen gaan we rechtdoor. Ondertussen heeft het even heel licht geregend. Slechts enkele dikke regendruppels, dus we wagen het erop om zonder paraplu of regencape verder te gaan. Alhoewel de lucht donker wordt, zet de regen niet door en kunnen we droog verder wandelen. Dan arriveren we in het gehucht Matot. Hier staat onze auto in de berm.
We rijden vervolgens met de auto via Aire-sur-l’Adour terug naar Costefort, om daar onze fietsen weer vandaan te halen. Als we daarna van Costefort weer naar de camping in Aire-sur-l’Adour rijden, begint het hard te regenen. Wij zijn dus net op tijd binnen. In de vijf uren die we vandaag onderweg waren, was het nagenoeg windstil, droog, drukkend, 23 graden Celsius, met af en toe een zonnige periode. Met name het deel van de route voorbij de A65 was een eentonig traject, voornamelijk tussen akkers met hoog opgeschoten maïs, waardoor je weinig tot geen uitzicht over de omgeving kreeg waarin je wandelt. In Matot zijn we aangekomen op de plek waar de oude route – getuige onze routekaart - vanaf de asfaltweg verder gaat over een boerenpad tussen de akkers door, dus we vermoeden dat we de omleidingsroute nu achter ons hebben liggen.
Pelgrimeren van Nogaro naar Costefort
Van Sint-Jacobiparochie naar Santiago de Compostela
Sentier vers Saint-Jacques-de-Compostelle; GR65 > Montréal-du-Gers – Roncevaux
Van Nogaro naar Costefort
Dinsdag 16 augustus 2011 – 22 km.
Dag 109: 2306 – 2328 km.
Het is vanmorgen al tegen de 20 graden Celsius als we om 6.30 uur opstaan. Het is zwaar bewolkt weer. We brengen de auto van de Camping Les Ombrages de l’Adour in Aire-sur-l’Adour naar Costefort, vlak voorbij Barcelonne-du-Gers, op de plaats waar de afslag van de D935 naar Costefort is. Hier parkeren we de auto en dan fietsen Durkje en ik via Saint Germé en Urgosse over een afstand van 23 kilometer in een uur en 20 minuten naar de plaats Nogaro, waar we vandaag onze pelgrimswandeling zullen hervatten. Maar eerst drinken we in het centrum van Nogaro op het terras van één van de café’s een kop koffie en genieten we daarbij ieder van een verse, nog warme ‘pain de raisin’, die we hier zojuist bij een bakker hebben gekocht. Veel mensen zijn op straat nog druk in de weer om de rotzooi van het dorpsfeest van de afgelopen dagen op te ruimen. Na de koffiepauze stallen we de fietsen voorbij de kerk en starten we onze wandeling. We lopen de bebouwde kom van Nogaro uit, voorbij de tweede watertoren, iets voorbij de vijver met daarin een groot aantal waterlelies.
Langs een wijngaard dalen we een beekdal in. We steken de beek over en klimmen dan weer het beekdal uit, totdat we bovenaan de heuvel uitkomen bij de boerenhoeve van Claverie.
Voorbij Claverie gaan we het beekdal van de Izaute in. We lopen een eindje langs de D931 en steken met de brug in deze weg de beek de Izaute over. Enkele honderden meters verder verlaten we de wegberm van de D931 en slaan we linksaf een pad door een laan in. Over enkele veldpaden gaan we verder. Daar passeren we op een gegeven moment ook een tractor bij een in werking gestelde beregeningsinstallatie, die op dit moment een groot maïsveld irrigeert.
Aan het eind van een veldpad komen we langs de oude hoeve Labarbe, die momenteel ook in gebruik is als herberg voor wandelaars, die dit huis op de GR65 passeren.
Op het erf van Labarbe staat een laag vakwerkpand met daarvóór enkele tuinstoelen. Het lijkt erop dat dit het gastenverblijf is. Tussen het wandelpad en een boerenschuur in vakwerkstijl lopen drie kippen.
Daar tegenover ligt een poesje genoeglijk op een deels horizontaal gegroeide boomstam.
Twee bochten verder komen we aan bij de kerk van Lanne-Soubiran.
De deur is dicht, maar bij een poging om binnen te treden, gaat de deur wel open. Het plafond van deze kleine kerk heeft een fresco van een door de wolken heen dalende duif.
Aan de muur hangt een poster met een afbeelding van een standbeeld van een Sint-Jacobspelgrim. Dat 17e-eeuwse beeld komt uit deze kerk en is momenteel te vinden in de abdij van Flaran in Valence-sur-Baïse.
Onder de poster van dit standbeeld ligt een boekje voor Sint-Jacobspelgrims met pelgrimsliederen en pelgrimsgebeden erin.
Naast dit spiritueel boekje ligt een gastenboek. In dat gastenboek ziet Durkje dat de ons welbekende Drachtster pelgrims Simon & Ytje Bootsma hier op Palmpasen in april 2011 een geschreven teken van bezoek aan dit kerkje hebben achtergelaten. Wij gaan als het ware in hun pelgrimsvoetsporen nu ook verder.
Voorbij de kerk wandelen we de bebouwde kom van Lanne-Soubiran binnen.
Dan wandelen we naar en door Lande des Bois, een vrij groot bosperceel. We volgen daar smalle bospaadjes en iets bredere bosbouwwegen. In één van de bomen zien we een paar wandelschoenen hangen. Van één van de schoenen is de zool nagenoeg geheel los, dus daarop verder wandelen, was uiteraard geen optie. De schoenen hangen hier als een trofee in de boom. Ook mijn eigen wandelschoenen zijn geen lang leven meer beschoren. De afgelopen twee avonden heb ik met een tube lijm van de Hollandse Eenheidsprijzen Maatschappij Amsterdam de door scheurend stiksel loslatende delen van het bovenwerk van de schoenen vastgelijmd en daarna ter droging ingebonden met veters. Wat na de eerste keer lijmen vast zat, bleef eergisteren vastzitten, maar daardoor lieten andere delen van het bovenleer los. Na die gisteravond ook gelijmd te hebben, kan ik vandaag zonder schoenscheuren de dag goed door komen. Maar de hier in de bomen hangende schoenen van onze medepelgrim zijn definitief afgeschreven.
Op de hooggelegen plekken hier in het bos met een zanderige bodem groeien zelfs al zeedennen, bomen die eigenlijk thuis horen in het gebied ten westen van dit bosgebied, nabij de Atlantische Oceaankust van Frankrijk. We verlaten het bos langs een wijngaard. Grote blauwe druiventrossen hangen onder aan de lange rijen druivenstruiken.
We steken een asfaltweg over en komen na een veldpad en een asfaltweg op een viersprong van vier kleine asfaltwegen. Hier staat één huisje met vóór de heg een houten bankje voor passerende pelgrims. Daarop nemen we plaats, want we zijn nu al zeker over de helft van de 22 kilometer lange wandelroute en daarmee is nu ook het moment aangebroken voor de etenspauze halverwege de dagtocht. De vier erfhonden blaffen alle vier enthousiast als we aan komen lopen en op het moment dat we plaatsnemen op het bankje, worden ze stil en gaan ze op ongeveer tien meter afstand van ons op hun erf liggen. Wij kunnen rustig eten, drinken en genieten van de rust hier op het stille Franse platteland.
Op dit kruispunt staat ook een nieuw informatiebord. Daarop wordt beschreven dat we dertig minuten verderop in het verderliggende dorpje Lelin Lapujolle de beschikking zullen hebben over een picknickplaats, toiletten en een drinkwatertappunt. We gaan na onze middagpauze verder en volgen de duidelijke bewegwijzering van de GR65. In tegenstelling tot de routekaart en de routegids gaan we bij Tapiot echter niet rechtsom door het bos naar het zuiden, maar gaan we linksom over een asfaltweg zuidwaarts, totdat we in het dorpje Lelin Lapujolle arriveren.
We komen bij de dorpskerk. Aan de voorzijde van deze oude kerk is de Mairie gebouwd. Naast deze gebouwencombinatie staat een soort dorpshuis. De deur van de ontvangsthal van het dorpshuis staat open, zodat je hier in dit gemeenschapscentrum naar het toilet kunt. Achter deze gebouwen bij de tennisbaan is een mooie picknickplaats. Daar zit een vrouwelijke pelgrim te pauzeren. Een andere vrouwelijke pelgrim wordt hier door een man in een volgauto bij de kerk gefotografeerd.
Wij maken dankbaar van het toilet gebruik en gaan dan weer verder. Op dat moment is de laatstgenoemde vrouwelijke pelgrim al vertrokken. Wij passeren haar vlak vóór de boerenhoeve Catchébot.
Over asfalt gaan we verder totdat we bij Quatré bij de spoorbaan aankomen.
Vanaf hier moeten we 2,5 kilometer in westelijke richting aan de noordkant van het spoor lopen. Het is inmiddels al behoorlijk warm geworden, met een temperatuur van zo’n 28 graden Celsius. Op het eerste stuk kunnen we gelukkig nog in de schaduw van de bomen tussen het spoor en het pad lopen. Mooie veldbloemen staan ook hier weer in de berm.
Langs een maïsveld moeten we goed inschatten wanneer we over het wandelpad het maïsveld kunnen passeren. De beregeningsinstallatie is met drie krachtige sproeiers zo intensief aan het beregenen, dat je bijna niet droog voorbij kunt wandelen. We kiezen het beste passeermoment en worden door slechts één van de drie sproeiers ingehaald en verrast met een koele waterdouche. Dat is overigens beslist niet erg bij deze warmte, want het verkoelt ook nog enigszins. Ongeveer halverwege dit spoortraject komen we langs een voor pelgrims speciaal ingerichte rustplaats.
Hier staat een allegaartje aan tafeltjes en stoelen, er staan een plastic bak met appels op tafel, er hangen Jacobsschelpen en er is informatie over een overnachtingsplaats voor pelgrims iets verder op de route. Ook staat er een silhouet van een heraut met een trompet en daarvóór staat de bekende oude pelgrimsgroet: Ultreia, wat zoiets betekent als: ga door, houd vol, heb goede moed.
Na de 2,5 kilometer langs het spoor, komen we bij een spoorwegovergang, waarbij een voormalig spoorbaanwachtershuis staat. Hier passeren we een vrouwelijke pelgrim, die hier even naast de weg plaats heeft genomen om te rusten en om wat te drinken.
Wij steken het spoor over en wandelen in de richting van de D935. Hier in het gehucht Costefort staat onze auto. We halen met de auto de beide fietsen weer terug uit Nogaro en rijden dan terug naar onze camping in Aire-sur-l’Adour. Vandaag hebben we in iets minder dan vijf uren deze pelgrimsdagtocht van 22 kilometer afgelegd.
Sentier vers Saint-Jacques-de-Compostelle; GR65 > Montréal-du-Gers – Roncevaux
Van Nogaro naar Costefort
Dinsdag 16 augustus 2011 – 22 km.
Dag 109: 2306 – 2328 km.
Het is vanmorgen al tegen de 20 graden Celsius als we om 6.30 uur opstaan. Het is zwaar bewolkt weer. We brengen de auto van de Camping Les Ombrages de l’Adour in Aire-sur-l’Adour naar Costefort, vlak voorbij Barcelonne-du-Gers, op de plaats waar de afslag van de D935 naar Costefort is. Hier parkeren we de auto en dan fietsen Durkje en ik via Saint Germé en Urgosse over een afstand van 23 kilometer in een uur en 20 minuten naar de plaats Nogaro, waar we vandaag onze pelgrimswandeling zullen hervatten. Maar eerst drinken we in het centrum van Nogaro op het terras van één van de café’s een kop koffie en genieten we daarbij ieder van een verse, nog warme ‘pain de raisin’, die we hier zojuist bij een bakker hebben gekocht. Veel mensen zijn op straat nog druk in de weer om de rotzooi van het dorpsfeest van de afgelopen dagen op te ruimen. Na de koffiepauze stallen we de fietsen voorbij de kerk en starten we onze wandeling. We lopen de bebouwde kom van Nogaro uit, voorbij de tweede watertoren, iets voorbij de vijver met daarin een groot aantal waterlelies.
Langs een wijngaard dalen we een beekdal in. We steken de beek over en klimmen dan weer het beekdal uit, totdat we bovenaan de heuvel uitkomen bij de boerenhoeve van Claverie.
Voorbij Claverie gaan we het beekdal van de Izaute in. We lopen een eindje langs de D931 en steken met de brug in deze weg de beek de Izaute over. Enkele honderden meters verder verlaten we de wegberm van de D931 en slaan we linksaf een pad door een laan in. Over enkele veldpaden gaan we verder. Daar passeren we op een gegeven moment ook een tractor bij een in werking gestelde beregeningsinstallatie, die op dit moment een groot maïsveld irrigeert.
Aan het eind van een veldpad komen we langs de oude hoeve Labarbe, die momenteel ook in gebruik is als herberg voor wandelaars, die dit huis op de GR65 passeren.
Op het erf van Labarbe staat een laag vakwerkpand met daarvóór enkele tuinstoelen. Het lijkt erop dat dit het gastenverblijf is. Tussen het wandelpad en een boerenschuur in vakwerkstijl lopen drie kippen.
Daar tegenover ligt een poesje genoeglijk op een deels horizontaal gegroeide boomstam.
Twee bochten verder komen we aan bij de kerk van Lanne-Soubiran.
De deur is dicht, maar bij een poging om binnen te treden, gaat de deur wel open. Het plafond van deze kleine kerk heeft een fresco van een door de wolken heen dalende duif.
Aan de muur hangt een poster met een afbeelding van een standbeeld van een Sint-Jacobspelgrim. Dat 17e-eeuwse beeld komt uit deze kerk en is momenteel te vinden in de abdij van Flaran in Valence-sur-Baïse.
Onder de poster van dit standbeeld ligt een boekje voor Sint-Jacobspelgrims met pelgrimsliederen en pelgrimsgebeden erin.
Naast dit spiritueel boekje ligt een gastenboek. In dat gastenboek ziet Durkje dat de ons welbekende Drachtster pelgrims Simon & Ytje Bootsma hier op Palmpasen in april 2011 een geschreven teken van bezoek aan dit kerkje hebben achtergelaten. Wij gaan als het ware in hun pelgrimsvoetsporen nu ook verder.
Voorbij de kerk wandelen we de bebouwde kom van Lanne-Soubiran binnen.
Dan wandelen we naar en door Lande des Bois, een vrij groot bosperceel. We volgen daar smalle bospaadjes en iets bredere bosbouwwegen. In één van de bomen zien we een paar wandelschoenen hangen. Van één van de schoenen is de zool nagenoeg geheel los, dus daarop verder wandelen, was uiteraard geen optie. De schoenen hangen hier als een trofee in de boom. Ook mijn eigen wandelschoenen zijn geen lang leven meer beschoren. De afgelopen twee avonden heb ik met een tube lijm van de Hollandse Eenheidsprijzen Maatschappij Amsterdam de door scheurend stiksel loslatende delen van het bovenwerk van de schoenen vastgelijmd en daarna ter droging ingebonden met veters. Wat na de eerste keer lijmen vast zat, bleef eergisteren vastzitten, maar daardoor lieten andere delen van het bovenleer los. Na die gisteravond ook gelijmd te hebben, kan ik vandaag zonder schoenscheuren de dag goed door komen. Maar de hier in de bomen hangende schoenen van onze medepelgrim zijn definitief afgeschreven.
Op de hooggelegen plekken hier in het bos met een zanderige bodem groeien zelfs al zeedennen, bomen die eigenlijk thuis horen in het gebied ten westen van dit bosgebied, nabij de Atlantische Oceaankust van Frankrijk. We verlaten het bos langs een wijngaard. Grote blauwe druiventrossen hangen onder aan de lange rijen druivenstruiken.
We steken een asfaltweg over en komen na een veldpad en een asfaltweg op een viersprong van vier kleine asfaltwegen. Hier staat één huisje met vóór de heg een houten bankje voor passerende pelgrims. Daarop nemen we plaats, want we zijn nu al zeker over de helft van de 22 kilometer lange wandelroute en daarmee is nu ook het moment aangebroken voor de etenspauze halverwege de dagtocht. De vier erfhonden blaffen alle vier enthousiast als we aan komen lopen en op het moment dat we plaatsnemen op het bankje, worden ze stil en gaan ze op ongeveer tien meter afstand van ons op hun erf liggen. Wij kunnen rustig eten, drinken en genieten van de rust hier op het stille Franse platteland.
Op dit kruispunt staat ook een nieuw informatiebord. Daarop wordt beschreven dat we dertig minuten verderop in het verderliggende dorpje Lelin Lapujolle de beschikking zullen hebben over een picknickplaats, toiletten en een drinkwatertappunt. We gaan na onze middagpauze verder en volgen de duidelijke bewegwijzering van de GR65. In tegenstelling tot de routekaart en de routegids gaan we bij Tapiot echter niet rechtsom door het bos naar het zuiden, maar gaan we linksom over een asfaltweg zuidwaarts, totdat we in het dorpje Lelin Lapujolle arriveren.
We komen bij de dorpskerk. Aan de voorzijde van deze oude kerk is de Mairie gebouwd. Naast deze gebouwencombinatie staat een soort dorpshuis. De deur van de ontvangsthal van het dorpshuis staat open, zodat je hier in dit gemeenschapscentrum naar het toilet kunt. Achter deze gebouwen bij de tennisbaan is een mooie picknickplaats. Daar zit een vrouwelijke pelgrim te pauzeren. Een andere vrouwelijke pelgrim wordt hier door een man in een volgauto bij de kerk gefotografeerd.
Wij maken dankbaar van het toilet gebruik en gaan dan weer verder. Op dat moment is de laatstgenoemde vrouwelijke pelgrim al vertrokken. Wij passeren haar vlak vóór de boerenhoeve Catchébot.
Over asfalt gaan we verder totdat we bij Quatré bij de spoorbaan aankomen.
Vanaf hier moeten we 2,5 kilometer in westelijke richting aan de noordkant van het spoor lopen. Het is inmiddels al behoorlijk warm geworden, met een temperatuur van zo’n 28 graden Celsius. Op het eerste stuk kunnen we gelukkig nog in de schaduw van de bomen tussen het spoor en het pad lopen. Mooie veldbloemen staan ook hier weer in de berm.
Langs een maïsveld moeten we goed inschatten wanneer we over het wandelpad het maïsveld kunnen passeren. De beregeningsinstallatie is met drie krachtige sproeiers zo intensief aan het beregenen, dat je bijna niet droog voorbij kunt wandelen. We kiezen het beste passeermoment en worden door slechts één van de drie sproeiers ingehaald en verrast met een koele waterdouche. Dat is overigens beslist niet erg bij deze warmte, want het verkoelt ook nog enigszins. Ongeveer halverwege dit spoortraject komen we langs een voor pelgrims speciaal ingerichte rustplaats.
Hier staat een allegaartje aan tafeltjes en stoelen, er staan een plastic bak met appels op tafel, er hangen Jacobsschelpen en er is informatie over een overnachtingsplaats voor pelgrims iets verder op de route. Ook staat er een silhouet van een heraut met een trompet en daarvóór staat de bekende oude pelgrimsgroet: Ultreia, wat zoiets betekent als: ga door, houd vol, heb goede moed.
Na de 2,5 kilometer langs het spoor, komen we bij een spoorwegovergang, waarbij een voormalig spoorbaanwachtershuis staat. Hier passeren we een vrouwelijke pelgrim, die hier even naast de weg plaats heeft genomen om te rusten en om wat te drinken.
Wij steken het spoor over en wandelen in de richting van de D935. Hier in het gehucht Costefort staat onze auto. We halen met de auto de beide fietsen weer terug uit Nogaro en rijden dan terug naar onze camping in Aire-sur-l’Adour. Vandaag hebben we in iets minder dan vijf uren deze pelgrimsdagtocht van 22 kilometer afgelegd.
Pelgrimeren van Eauze naar Nogaro
Van Sint-Jacobiparochie naar Santiago de Compostela
Sentier vers Saint-Jacques-de-Compostelle; GR65 > Montréal-du-Gers - Roncevaux
Van Eauze naar Nogaro
Maandag 15 augustus 2011 – 20 km.
Dag 108: 2286 – 2306 km.
Om 6.30 uur gaat de wekker en om 7.30 uur rijden Durkje en ik van de Camping Les Ombrages de l’Adour in Aire-sur-l’Adour naar Nogaro. Daar stoppen we later vandaag de wandeling. Op onze fietsen gaan we vervolgens vanuit Nogaro door naar Eauze, waar we gisteren stopten. Na voor de tweede maal een broeierige nacht is het vanmorgen vroeg al 19 graden Celsius, dus we kunnen zondermeer zonder jas en zonder trui fietsen. Onderweg op de fiets is de wolkenlucht uitermate dreigend. Een bui zou zo uit de lucht kunnen vallen, maar dat blijft ons bespaard, want het blijft droog en we zien heel voorzichtig de wolkenlucht breken en als we in Eauze arriveren, breekt de zon af en toe al tussen de wolken door. We parkeren de fietsen langs de brede boulevard, waar vroeger de gracht liep rond de verdedigingswerken van deze bijzonder oude stad. Hier vinden we ook een plek op het terras van een café-restaurant. Veel Fransen binnen èn buiten op het terras zijn verdiept in de paardenkoersen. Ze lezen daartoe in de speciale krant en vullen wedformulieren in. Rond 10.00 uur gaan we op stap. Aan de rand van Eauze passeren we een wegwijzer van de GR65, met bijbehorende Jacobsschelp.
Waar we Eauze verlaten, staat een groot informatiebord met daarop de route die we vandaag bewandelen: van Eauze via Manciet naar Nogaro, over een afstand van 20 kilometer.
Bij de boerenhoeve Pénabert passeren we twee pelgrims. De man en de vrouw staan bij één van de boerderijschuren te kijken naar een groot aantal eenden, dat hier een vrije uitloop geniet. Als we een eind verderop bovenaan een stijgend veldpad zijn aangekomen, zien we deze twee pelgrims achter ons lopen.
We wandelen door wijngaarden, langs een grote akker en dalen naar de beek Bergon, die we oversteken. Als we vanuit het beekdal weer stijgen, loopt het pad over een mooi hol bospad. De wallen links en rechts zijn hoog en de grote varens links en rechts zorgen samen met alle andere planten voor een sprookjesachtige sfeer. Zo is inspannend wandelen ook tegelijk een lust voor het oog.
Bovenaan de heuvelrug gaan we verder over asfalt, ter hoogte van twee parasoldennen.
We passeren de boerderijhoeve van A Rigue. Een man zit vóór de woning van de hoeve buiten aan een tafel te schrijven. Als we een foto van deze karakteristieke vakwerkhoeve maken, roept de man dat de route voor ons niet over zijn erf, maar verderop door de velden gaat.
Als we de boerderij passeren, zien we verderop een pelgrim vanuit de hoge berm onder de wijngaard links weer de asfaltweg op lopen. Hij loopt langzaam voor ons uit, slaat linksaf om tussen de wijngaarden verder te gaan en kijkt af en toe achterom hoever wij van hem zijn verwijderd. Als we bij hem komen, vertelt de Fransman dat hij drie weken geleden in Le Puy is begonnen aan zijn pelgrimage. Hij loopt dit jaar tot aan de Pyreneeën, omdat hij voorheen al eens vanuit de Pyreneeën naar Santiago de Compostela is gewandeld. De man loopt bijzonder langzaam, hetgeen hij zelf ook al spoedig zegt en als we met hem door de wijngaard zijn gelopen en het bos in gaan, groet hij ons om ons niet langer op te houden. Wij komen weer op onze eigen snelheid en gaan door het bos en langs de bosrand verder. Voorbij het volgende dal passeren we de hoger gelegen boerenhoeve Peyret.
We gaan alsmaar rechtdoor verder langs wijngaarden en akkers en voorbij een bosrand arriveren we bij de visvijvers van Pouy.
Voorbij deze visvijvers volgt een traject van twee kilometer over asfalt, in de richting van Manciet. Links passeren we een grote wijngaard met de welbekende druivenstruiken van de Armagnac, ten behoeve van de cognac-produktie.
Aan onze rechterhand passeren we een boerderij. Enkele koeien grazen op het erf nabij een waterbassin langs de weg.
Na twee kilometer asfalt van de D122 arriveren we bij de voormalige spoorwegovergang in Manciet. Van de 20 kilometer hebben we nu 11 gelopen. Het is klokslag twaalf uur. In Manciet luidt de kerkklok. Het is overigens vandaag ook Maria Hemelvaart, een feestdag en daarmee een vrije dag in Frankrijk.
Door Manciet lopen we naar de D931, die we middels een voetgangersbrug oversteken. Aan de overzijde komen we bij de kerk van Manciet. Boven de ingang zien we drie stenen Jacobsschelpen, het herkenbare symbool voor arriverende pelgrims.
De kerkdeur is gesloten, maar naast de ingang is een kleine inpandige kapel, waarvan de toegangsdeur wèl uitnodigend open staat.
We gaan naar binnen. Rechts van de ingang hangt een grote poster met daarop de kerken die liggen langs de twee Franse pelgrimsroutes door deze regio Gers: van de ‘Chemin d’Arles’ en van de ‘Chemin du Puy’.
Maar grootste blikvanger in deze kapel is een standbeeld van Sint Jacob, in vol ornaat als pelgrim. Tussen de kapel en de kerkzaal is een glazen wand. Vlak achter het raam staat Sint Jacob en voorbij Sint Jacob kun je het kerkinterieur bekijken.
We verlaten de kerk, wandelen verder door Manciet, op zoek naar een geschikte plaats om te rusten en om iets te eten en te drinken. Manciet is een schitterend dorp om door te wandelen.
Tegenover een restaurant aan de rand van het dorp vinden we een grote picknickplaats met verschillende soorten picknickbanken. Tegenover het restaurant woont een antiekhandelaar, die ook posters verkoopt, als replica van de oude landkaart van de Camino Frances, de pelgrimsroutes door Frankrijk in het jaar 1648.
De plaats Manciet was vroeger eigendom van de ridderorde van Santiago, die nabij deze picknickplaats een aan de Heilige Sint Jacobus gewijd hospitium beheerde. Na onze rustpauze wandelen we dit pelgrimsdorp uit langs de D931. Aan de rand van Manciet passeren we een autosloperij. Tegen het terrein van deze ommuurde sloperij is een opengestelde gebedsplaats voor pelgrims in de openlucht gebouwd, met daarin een nis waarin een Mariabeeld staat. Deze devotieplek is gebouwd ter nagedachtenis aan Maria Chossin.
Bij de uitgang van deze openluchtgebedsplaats ligt een grote steen, waarop passanten hun eigen steentje of Dennenappel hebben gelegd, soms ter nagedachtenis van de door hen zo geliefde overledenen, maar ook dikwijls als symbool voor het achterlaten van je persoonlijke zorgen.
Verderop langs de muur van de autosloperij staat een oude roestige kraan te koop en daarachter staat een oude vrachtwagen met een open laadbak, een oldtimer, voor de liefhebber een ware opknapper.
We gaan linksaf verder over de D153 en gaan dan al spoedig rechtsaf over een veldpad. Over dit veldpad komen we voorbij de mooie boerenhoeve Belair.
We steken een asfaltweg over en vervolgen aan de overzijde het pad. Dan komen we bij de Eglise de l’Hôpital Sainte-Christie, een voormalige hospitaalkerk, midden in een klein bosperceel. Hier bevond zich sinds het jaar 1219 een commanderij van de Johannieters, later de Maltezer ridders genoemd.
In een nis van de buitenmuur van deze kerk ligt een gastenboek met twee pennen. Veel passanten hebben hierin iets geschreven. Vooral de stilte hier ter plekke wordt door de voorbijkomende pelgrims geroemd. Velen melden hun spirituele ervaring alhier en schrijven wat dat voor hun eigen toekomst zal betekenen. Net voorbij het ommuurde kerkhof staat een grenspaal. Naast die grenspaal staat een oude boom. Op de stam van de boom vinden we enkele bijzondere zwammen, buitengewoon mooi qua vormen en qua kleuren.
Voorbij deze kerk gaan we het bos in en lopen we verderop over een smal, stijgend veldpad tussen de bosrand en grote maïsvelden.
In een beekdal steken we de beekjes Midouzon en Saint-Aubin over. Aan de overzijde van dit beekdal komen we langs de schitterende boerenhoeve Villeneuve.
Via de daar langslopende asfaltweg gaan we verder naar een kruispunt, waarop een Maltezer kruis staat.
Hogerop, achter het Maltezer kruis, staat een dode boom, die decoratief afsteekt tegen de prachtige wolkenlucht, waaronder we vandaag onze dagtocht wandelen.
Aan de overzijde van de weg op dit kruispunt staat een wegwijzer van de GR65, die ons de richting naar onze bestemming Nogaro wijst.
Als we vanaf dit kruispunt afdalen, zien we vóór ons Nogaro in het dal liggen. De kerk steekt hoog uit boven de rest van de bebouwde kom. Beneden aangekomen, wandelen we langs de D522 via twee bruggen over de Midour. Dan wandelen we Nogaro binnen bij het plaatsnaambord. Een ernaast staand bord heet ons als pelgrims speciaal welkom.
Vanaf 12 augustus tot en met vandaag is het doorlopend feest in Nogaro. We wandelen na de splitsing met de D933 tussen de feestvierende mensen door, die hun feestdagen doorbrengen op de kermis, langs de marktkramen en op de terrassen van de diverse horecagelegenheden. We lopen voortdurend rechtdoor het stadje in en komen zo uit bij de Saint-Nicolas-kerk.
We bezoeken deze opengestelde Romaanse basiliek, die in het jaar 1060 is ingewijd in deze plaats, die omstreeks het jaar 1055 is gesticht. We zijn vooral geïnteresseerd in de 13e-eeuwse Romaanse fresco’s, die in het jaar 1995 zijn ontdekt. Op één van die fresco’s is een vrouw te zien die – zij het onduidelijk, maar toch - als Jacobspelgrim is te herkennen. Ze heeft een Jacobsschelp op haar hoed, een pelgrimstas om haar schouder en ze houdt een pelgrimsstaf in
haar hand.
Op deze eeuwenoude pelgrimsplaats eindigt onze wandelroute van vandaag. We lopen naar de auto, die we verderop vanmorgen hebben geparkeerd. Daarna halen we de beide fietsen weer op uit Eauze en rijden we tenslotte terug naar de camping in Air-sur-l’Adour. In ongeveer viereneenhalf uur hebben we de afstand van 20 kilometer vandaag afgelegd. Op het moment dat we in Nogaro arriveren, is de temperatuur opgelopen tot 27 graden Celsius. Het is uiteindelijk toch nog een zonnige, warme, drukkende dag geworden, en mede daardoor een hele mooie wandeldag.
Sentier vers Saint-Jacques-de-Compostelle; GR65 > Montréal-du-Gers - Roncevaux
Van Eauze naar Nogaro
Maandag 15 augustus 2011 – 20 km.
Dag 108: 2286 – 2306 km.
Om 6.30 uur gaat de wekker en om 7.30 uur rijden Durkje en ik van de Camping Les Ombrages de l’Adour in Aire-sur-l’Adour naar Nogaro. Daar stoppen we later vandaag de wandeling. Op onze fietsen gaan we vervolgens vanuit Nogaro door naar Eauze, waar we gisteren stopten. Na voor de tweede maal een broeierige nacht is het vanmorgen vroeg al 19 graden Celsius, dus we kunnen zondermeer zonder jas en zonder trui fietsen. Onderweg op de fiets is de wolkenlucht uitermate dreigend. Een bui zou zo uit de lucht kunnen vallen, maar dat blijft ons bespaard, want het blijft droog en we zien heel voorzichtig de wolkenlucht breken en als we in Eauze arriveren, breekt de zon af en toe al tussen de wolken door. We parkeren de fietsen langs de brede boulevard, waar vroeger de gracht liep rond de verdedigingswerken van deze bijzonder oude stad. Hier vinden we ook een plek op het terras van een café-restaurant. Veel Fransen binnen èn buiten op het terras zijn verdiept in de paardenkoersen. Ze lezen daartoe in de speciale krant en vullen wedformulieren in. Rond 10.00 uur gaan we op stap. Aan de rand van Eauze passeren we een wegwijzer van de GR65, met bijbehorende Jacobsschelp.
Waar we Eauze verlaten, staat een groot informatiebord met daarop de route die we vandaag bewandelen: van Eauze via Manciet naar Nogaro, over een afstand van 20 kilometer.
Bij de boerenhoeve Pénabert passeren we twee pelgrims. De man en de vrouw staan bij één van de boerderijschuren te kijken naar een groot aantal eenden, dat hier een vrije uitloop geniet. Als we een eind verderop bovenaan een stijgend veldpad zijn aangekomen, zien we deze twee pelgrims achter ons lopen.
We wandelen door wijngaarden, langs een grote akker en dalen naar de beek Bergon, die we oversteken. Als we vanuit het beekdal weer stijgen, loopt het pad over een mooi hol bospad. De wallen links en rechts zijn hoog en de grote varens links en rechts zorgen samen met alle andere planten voor een sprookjesachtige sfeer. Zo is inspannend wandelen ook tegelijk een lust voor het oog.
Bovenaan de heuvelrug gaan we verder over asfalt, ter hoogte van twee parasoldennen.
We passeren de boerderijhoeve van A Rigue. Een man zit vóór de woning van de hoeve buiten aan een tafel te schrijven. Als we een foto van deze karakteristieke vakwerkhoeve maken, roept de man dat de route voor ons niet over zijn erf, maar verderop door de velden gaat.
Als we de boerderij passeren, zien we verderop een pelgrim vanuit de hoge berm onder de wijngaard links weer de asfaltweg op lopen. Hij loopt langzaam voor ons uit, slaat linksaf om tussen de wijngaarden verder te gaan en kijkt af en toe achterom hoever wij van hem zijn verwijderd. Als we bij hem komen, vertelt de Fransman dat hij drie weken geleden in Le Puy is begonnen aan zijn pelgrimage. Hij loopt dit jaar tot aan de Pyreneeën, omdat hij voorheen al eens vanuit de Pyreneeën naar Santiago de Compostela is gewandeld. De man loopt bijzonder langzaam, hetgeen hij zelf ook al spoedig zegt en als we met hem door de wijngaard zijn gelopen en het bos in gaan, groet hij ons om ons niet langer op te houden. Wij komen weer op onze eigen snelheid en gaan door het bos en langs de bosrand verder. Voorbij het volgende dal passeren we de hoger gelegen boerenhoeve Peyret.
We gaan alsmaar rechtdoor verder langs wijngaarden en akkers en voorbij een bosrand arriveren we bij de visvijvers van Pouy.
Voorbij deze visvijvers volgt een traject van twee kilometer over asfalt, in de richting van Manciet. Links passeren we een grote wijngaard met de welbekende druivenstruiken van de Armagnac, ten behoeve van de cognac-produktie.
Aan onze rechterhand passeren we een boerderij. Enkele koeien grazen op het erf nabij een waterbassin langs de weg.
Na twee kilometer asfalt van de D122 arriveren we bij de voormalige spoorwegovergang in Manciet. Van de 20 kilometer hebben we nu 11 gelopen. Het is klokslag twaalf uur. In Manciet luidt de kerkklok. Het is overigens vandaag ook Maria Hemelvaart, een feestdag en daarmee een vrije dag in Frankrijk.
Door Manciet lopen we naar de D931, die we middels een voetgangersbrug oversteken. Aan de overzijde komen we bij de kerk van Manciet. Boven de ingang zien we drie stenen Jacobsschelpen, het herkenbare symbool voor arriverende pelgrims.
De kerkdeur is gesloten, maar naast de ingang is een kleine inpandige kapel, waarvan de toegangsdeur wèl uitnodigend open staat.
We gaan naar binnen. Rechts van de ingang hangt een grote poster met daarop de kerken die liggen langs de twee Franse pelgrimsroutes door deze regio Gers: van de ‘Chemin d’Arles’ en van de ‘Chemin du Puy’.
Maar grootste blikvanger in deze kapel is een standbeeld van Sint Jacob, in vol ornaat als pelgrim. Tussen de kapel en de kerkzaal is een glazen wand. Vlak achter het raam staat Sint Jacob en voorbij Sint Jacob kun je het kerkinterieur bekijken.
We verlaten de kerk, wandelen verder door Manciet, op zoek naar een geschikte plaats om te rusten en om iets te eten en te drinken. Manciet is een schitterend dorp om door te wandelen.
Tegenover een restaurant aan de rand van het dorp vinden we een grote picknickplaats met verschillende soorten picknickbanken. Tegenover het restaurant woont een antiekhandelaar, die ook posters verkoopt, als replica van de oude landkaart van de Camino Frances, de pelgrimsroutes door Frankrijk in het jaar 1648.
De plaats Manciet was vroeger eigendom van de ridderorde van Santiago, die nabij deze picknickplaats een aan de Heilige Sint Jacobus gewijd hospitium beheerde. Na onze rustpauze wandelen we dit pelgrimsdorp uit langs de D931. Aan de rand van Manciet passeren we een autosloperij. Tegen het terrein van deze ommuurde sloperij is een opengestelde gebedsplaats voor pelgrims in de openlucht gebouwd, met daarin een nis waarin een Mariabeeld staat. Deze devotieplek is gebouwd ter nagedachtenis aan Maria Chossin.
Bij de uitgang van deze openluchtgebedsplaats ligt een grote steen, waarop passanten hun eigen steentje of Dennenappel hebben gelegd, soms ter nagedachtenis van de door hen zo geliefde overledenen, maar ook dikwijls als symbool voor het achterlaten van je persoonlijke zorgen.
Verderop langs de muur van de autosloperij staat een oude roestige kraan te koop en daarachter staat een oude vrachtwagen met een open laadbak, een oldtimer, voor de liefhebber een ware opknapper.
We gaan linksaf verder over de D153 en gaan dan al spoedig rechtsaf over een veldpad. Over dit veldpad komen we voorbij de mooie boerenhoeve Belair.
We steken een asfaltweg over en vervolgen aan de overzijde het pad. Dan komen we bij de Eglise de l’Hôpital Sainte-Christie, een voormalige hospitaalkerk, midden in een klein bosperceel. Hier bevond zich sinds het jaar 1219 een commanderij van de Johannieters, later de Maltezer ridders genoemd.
In een nis van de buitenmuur van deze kerk ligt een gastenboek met twee pennen. Veel passanten hebben hierin iets geschreven. Vooral de stilte hier ter plekke wordt door de voorbijkomende pelgrims geroemd. Velen melden hun spirituele ervaring alhier en schrijven wat dat voor hun eigen toekomst zal betekenen. Net voorbij het ommuurde kerkhof staat een grenspaal. Naast die grenspaal staat een oude boom. Op de stam van de boom vinden we enkele bijzondere zwammen, buitengewoon mooi qua vormen en qua kleuren.
Voorbij deze kerk gaan we het bos in en lopen we verderop over een smal, stijgend veldpad tussen de bosrand en grote maïsvelden.
In een beekdal steken we de beekjes Midouzon en Saint-Aubin over. Aan de overzijde van dit beekdal komen we langs de schitterende boerenhoeve Villeneuve.
Via de daar langslopende asfaltweg gaan we verder naar een kruispunt, waarop een Maltezer kruis staat.
Hogerop, achter het Maltezer kruis, staat een dode boom, die decoratief afsteekt tegen de prachtige wolkenlucht, waaronder we vandaag onze dagtocht wandelen.
Aan de overzijde van de weg op dit kruispunt staat een wegwijzer van de GR65, die ons de richting naar onze bestemming Nogaro wijst.
Als we vanaf dit kruispunt afdalen, zien we vóór ons Nogaro in het dal liggen. De kerk steekt hoog uit boven de rest van de bebouwde kom. Beneden aangekomen, wandelen we langs de D522 via twee bruggen over de Midour. Dan wandelen we Nogaro binnen bij het plaatsnaambord. Een ernaast staand bord heet ons als pelgrims speciaal welkom.
Vanaf 12 augustus tot en met vandaag is het doorlopend feest in Nogaro. We wandelen na de splitsing met de D933 tussen de feestvierende mensen door, die hun feestdagen doorbrengen op de kermis, langs de marktkramen en op de terrassen van de diverse horecagelegenheden. We lopen voortdurend rechtdoor het stadje in en komen zo uit bij de Saint-Nicolas-kerk.
We bezoeken deze opengestelde Romaanse basiliek, die in het jaar 1060 is ingewijd in deze plaats, die omstreeks het jaar 1055 is gesticht. We zijn vooral geïnteresseerd in de 13e-eeuwse Romaanse fresco’s, die in het jaar 1995 zijn ontdekt. Op één van die fresco’s is een vrouw te zien die – zij het onduidelijk, maar toch - als Jacobspelgrim is te herkennen. Ze heeft een Jacobsschelp op haar hoed, een pelgrimstas om haar schouder en ze houdt een pelgrimsstaf in
haar hand.
Op deze eeuwenoude pelgrimsplaats eindigt onze wandelroute van vandaag. We lopen naar de auto, die we verderop vanmorgen hebben geparkeerd. Daarna halen we de beide fietsen weer op uit Eauze en rijden we tenslotte terug naar de camping in Air-sur-l’Adour. In ongeveer viereneenhalf uur hebben we de afstand van 20 kilometer vandaag afgelegd. Op het moment dat we in Nogaro arriveren, is de temperatuur opgelopen tot 27 graden Celsius. Het is uiteindelijk toch nog een zonnige, warme, drukkende dag geworden, en mede daardoor een hele mooie wandeldag.
Pelgrimeren van Fourcès naar Eauze
Van Sint-Jacobiparochie naar Santiago de Compostela
Sentier vers Saint-Jacques-de-Compostelle; GR654 > via Vézelay
&
Sentier vers Saint-Jacques-de-Compostelle; GR65 > Montréal-du-Gers - Roncevaux
Van Fourcès naar Eauze
Zondag 14 augustus 2011 – 24 km.
Dag 107: 2262 – 2286 km.
Gisteren hebben Durkje en ik de caravan verplaatst van de camping Moulin Saint-Laurent naar Camping Les Ombrages de l’Adour in Aire-sur-l’Adour. Vanmorgen brengen we de auto eerst vanuit Aire-sur-l’Adour naar Eauze, waar we vandaag onze dagtocht willen beëindigen. Op de fiets gaan we vervolgens vanuit Eauze door naar Fourcès, waar we eergisteren tijdens onze vorige wandeldag stopten. Na een broeierige nacht is het vanmorgen vroeg al 18 graden Celsius. In Fourcès vallen we met de neus in de boter, want nadat hier gisteravond een jazz-festival was, staan in de bastide Fourcès vandaag allerlei activiteiten in de belangstelling, waaronder een markt voor ‘brocante & antique’ en op het evenemententerrein onder andere een authentieke machinale dorsdemonstratie. Tegen 10.00 uur fietsen we Fourcès binnen. De markt is al ingericht en de eerste bezoekers lopen reeds aandachtig kijkend tussen de koopwaar door. Wij vinden een geschikte plek op het terras van het plaatselijke café-restaurant en kunnen vanaf deze plaats de hele handel letterlijk overzien, aangezien de marktwaar is uitgestald rondom de kring van het binnenplein van dit schitterende cirkelvormige vestingstadje.
Om 10.40 uur starten we met onze wandeling. Buiten de arcade-cirkel van het binnenplein wandelen we eerst nog even naar het evenemententerrein achter de binnencirkel. Inmiddels is een groep oudere mannen zover dat ze een ouderwetse dorsmachine hebben geïnstalleerd. De tractor staat brullend te draaien om met de aandrijfriem de dorsmachine draaiende te houden en een tiental mannen is rondom, achter en bovenop de dorsmachine druk in de weer om de graanschoven boven in de dorsmachine te gooien, zodat aan de ene zijde de stropakken eruit komen en aan de andere zijde het graan in de graanzakken valt. Als de dorsmachine draait, betekent dat hard werken voor alle mannen, die hier de machine gezamenlijk demonstreren.
Wij wandelen Fourcès uit en lopen dan al vrij spoedig het gehucht La Tournepique binnen.
Ongeveer een kilometer verder passeren we het gehucht La Molère en nog weer een kilometer verderop gaan we door het gehucht Boubée.
Voorbij Boubée gaan we over een steentjespad verder. We komen langs wijngaarden, door een bosperceel en langs een bosrand. Ook hier weer zien we veel rijpe vruchten aan bomen en struiken, zoals bijvoorbeeld Bramen. Eén van de struiken zit boordevol blauwe bessen en de takken zijn zwaar bemost; het is een schitterende combinatie met de zon vol op dit decoratieve geheel.
We steken een asfaltweg over en dalen dan over veldpaden af in het dal van de rivier de Auzoue. Via een brug in de D168 steken we de Auzoue over en dan maken we over de D29 een scherpe bocht naar boven. Waar we de D29 verlaten richting Sarailles zien we nog eenmaal een wegwijzer van de GR654 met de Jacobsschelp.
Na een laatste klim komen we over de heuveltop en zien we vóór ons - over de wijngaard heen - onze tussenbestemming Montréal-du-Gers liggen, de in 1255 gestichte vesting, één van de oudste bastides van Gascogne, gevestigd op de plek van een oorspronkelijke Keltische nederzetting.
In Montréal-du-Gers arriveren we op het centrale dorpsplein met haar arcades. Bij het toeristenkantoor kopen we enkele pelgrimsansichtkaarten en dan zoeken we een plek op een bankje, op het plein, voor onze etenspauze. We hebben van Fourcès tot hier inmiddels 8 van de 24 kilometers van vandaag gewandeld in minder dan twee uren, dus we liggen mooi op schema. Af en toe arriveren ook andere pelgrims op dit plein. Hier op deze plek komen twee pelgrimsroutes bij elkaar. Wij beëindigen hier onze lange Franse route van de GR654 en de meeste andere hier arriverende pelgrims zijn op doortocht op de Franse pelgrimsroute van de GR65, de zogenoemde ‘via le Puy’, van het Franse Moissac, via Montréal-du-Gers, naar het Spaanse Roncevaux. Nu wij zojuist het eindpunt van de GR654 hier in Montréal-du-Gers hebben bereikt, stappen we straks over op de GR65 richting Roncevaux, of in het Spaans ook ‘Roncesvalles’ genoemd. Recht tegenover ons zitten een man en een vrouw, waarvan de man met een pijnlijk gezicht naar zijn ontblote voet zit te kijken. Rechts vóór ons maken een man en een vrouw zich gereed om weer verder te wandelen. Op het bankje naast ons zit een man op blote voeten, de rugzak op de bank en de uitgetrokken wandelschoenen op de grond. Wij eten ons dagelijks brood en drinken onze dagelijkse fles melk daarbij. Zomaar een moment rond het middaguur op een zondag in Montréal-du-Gers.
Na deze aangename rustpauze bezichtigen we de 13e-eeuwse gotische kerk Saint-Orens. Daar vinden we een glas-in-lood-kerkraam van de discipel, later apostel, Jacobus.
We verlaten Montréal-du-Gers door de laatste bewaard gebleven stadspoort naast de kerk. Als je afdalend achterom kijkt, zie je dat de kerkmuren vroeger deel uitmaakten van de verdedigingswerken van deze stad.
We volgen de D15 een eindje en wandelen door naar de boerenhoeve van Ribère-du-Haut. Twee blaffende erfhonden verwelkomen ons daar als we het boerenerf passeren. Over een grindpad lopen we naar een voormalig baanwachtershuisje en dan lopen we ongeveer een kilometer langs de voormalige spoorbaan. Daarbij gaan we ook over een hooggelegen oude spoorbrug.
Bij Château de Montaud gaan we over deze spoorbrug en dan gaan we direct met een bocht naar beneden, om vervolgens onder deze spoorbrug verder te gaan.
Via onder andere de D230, langs wijngaarden en via Bidalère komen we bij de boerenhoeve Basquin. Op een verkeersbord zien we de met stiften geschreven communicatie van passanten.
We lopen over schitterende veldpaden tussen akkers en wijngaarden. De befaamde witte druiven hier in de Armagnac worden voornamelijk gebruikt voor de cognac-produktie.
We steken achtereenvolgens de D29 en de D31 over en lopen langs enkele wijngaarden naar het dorpje Lamothe.
Lamothe heeft een overnachtingsadres voor passerende pelgrims en achter het ommuurde kleine kerkhof ligt de lager gelegen dorpskerk. Deze 13e-eeuwse kerk heeft een bijzondere toren. Het is namelijk een vlakke klokkengevel met daarachter een verblijfsruimte, die de graven van Armagnac indertijd zo hebben gebouwd om hier een wachtpost in te stationeren.
We lopen om de kerk heen en dalen af in het dal van de rivier de Izaute. Vanaf hier volgt een bijzonder tracé, want vanaf deze plaats tot aan Eauze lopen we nu voortdurend over een oud spoortracé. Daarbij passeren we enkele oude spoorbruggen.
De rails en de spoorbielzen zijn verwijderd. De rechte banen en hier en daar het grind wijzen nog op een voormalig spoortracé. Een markant punt onderweg is het voormalige station van Bretagne-d’Armagnac, dat we aan onze linkerhand passeren.
Gedurende de hele dag blijft het bewolkt. Af en toe lopen we onder dreigende luchten. Het is een drukkende atmosfeer, alsof er regen en onweer in de lucht zit. Af en toe voelen we enkele verdwaalde regendruppels vallen. Nu we hier door de laan van het spoortracé wandelen, begint het regelmatig licht te regenen. Hoe verder we komen, hoe heviger de buien worden. Op een gegeven moment houden de bomen van de spoorlaan de regen niet langer tegen en is het nodig dat we schuilend onder onze paraplu’s verder moeten. We helpen onderweg nog een pelgrimerende vrouw om haar regencape aan te trekken, over haar rugzak heen. Verderop halen we twee pelgrimerende dames in, beiden ook in regenkleding. Als we de achterste inhalen, gilt ze van schrik, omdat ze ons nog niet heeft gehoord en/of gezien. Ze verontschuldigt zich voor haar gil en vertelt dat ze in haar wandelgang in de veronderstelling was dat ze met haar wandelmaatje hier helemaal alleen liep. Even later wordt het weer droog en gaan we over de hoge spoorbrug over de rivier de Gélise en over de toegangsweg naar de hier veel lager liggende camping van Moulin de Pouy. En dan na zo’n 7 kilometer spoortraject arriveren we in onze plaats van bestemming: Eauze.
We lopen door de straten van Eauze naar het kerkplein in het stadscentrum. Ondertussen zien we hier en daar andere pelgrims zitten en lopen. We bezoeken hier eerst de kathedraal Saint-Luperc, waarvan de bouw in het jaar 1463 is begonnen. Bij de bouw van deze kerk zijn vroeger nog stenen gebruikt van de voormalige nederzetting Elusa, van de toenmalige Aquitaanse stam Elusates. Elusa is later nog de hoofdstad geweest van de Romeinse provincie Novempopulana. In de 3e eeuw werd Eauze de bisschopszetel, dus deze stad kan zich beroepen op een rijke historie. In de kerk hangt nog een collage met een verwijzing naar het heilige Sint-Jacobsjaar van vorig jaar, Anno 2010.
In één van de zijkapellen staat een beeld èn zien we een kerkraam van de heilige Rochus, afgebeeld als pelgrim.
In een andere zijkapel hangt een schilderij van Sint Jacobus, geschilderd door Martine Saley.
Nadat we de kerk hebben bezocht, vinden we op het stadsplein een bankje tegen de kerkmuur om even wat te eten en te drinken. Het is een gezellig centrum, met ook weer de welbekende vakwerkhuizen.
Na onze pauze wandelen we via de pelgrimsroute het centrum uit, in de richting van onze verderop geparkeerde auto. In het wegdek vinden we hier en daar Jacobsschelpen op een ronde metalen plaat met als onderschrift: ‘Elusa – Evsa – Eauze’.
Met de auto rijden we weer terug naar Fourcès om onze fietsen te halen. Daarna rijden we weer dezelfde weg terug om vervolgens door te rijden naar onze camping in Aire-sur-l’Adour. Het weer is niet meer zo drukkend als eerder vandaag. De temperatuur is vandaag opgelopen tot 24 graden Celcius. Als we terugrijden, schijnt de zon al weer.
Sentier vers Saint-Jacques-de-Compostelle; GR654 > via Vézelay
&
Sentier vers Saint-Jacques-de-Compostelle; GR65 > Montréal-du-Gers - Roncevaux
Van Fourcès naar Eauze
Zondag 14 augustus 2011 – 24 km.
Dag 107: 2262 – 2286 km.
Gisteren hebben Durkje en ik de caravan verplaatst van de camping Moulin Saint-Laurent naar Camping Les Ombrages de l’Adour in Aire-sur-l’Adour. Vanmorgen brengen we de auto eerst vanuit Aire-sur-l’Adour naar Eauze, waar we vandaag onze dagtocht willen beëindigen. Op de fiets gaan we vervolgens vanuit Eauze door naar Fourcès, waar we eergisteren tijdens onze vorige wandeldag stopten. Na een broeierige nacht is het vanmorgen vroeg al 18 graden Celsius. In Fourcès vallen we met de neus in de boter, want nadat hier gisteravond een jazz-festival was, staan in de bastide Fourcès vandaag allerlei activiteiten in de belangstelling, waaronder een markt voor ‘brocante & antique’ en op het evenemententerrein onder andere een authentieke machinale dorsdemonstratie. Tegen 10.00 uur fietsen we Fourcès binnen. De markt is al ingericht en de eerste bezoekers lopen reeds aandachtig kijkend tussen de koopwaar door. Wij vinden een geschikte plek op het terras van het plaatselijke café-restaurant en kunnen vanaf deze plaats de hele handel letterlijk overzien, aangezien de marktwaar is uitgestald rondom de kring van het binnenplein van dit schitterende cirkelvormige vestingstadje.
Om 10.40 uur starten we met onze wandeling. Buiten de arcade-cirkel van het binnenplein wandelen we eerst nog even naar het evenemententerrein achter de binnencirkel. Inmiddels is een groep oudere mannen zover dat ze een ouderwetse dorsmachine hebben geïnstalleerd. De tractor staat brullend te draaien om met de aandrijfriem de dorsmachine draaiende te houden en een tiental mannen is rondom, achter en bovenop de dorsmachine druk in de weer om de graanschoven boven in de dorsmachine te gooien, zodat aan de ene zijde de stropakken eruit komen en aan de andere zijde het graan in de graanzakken valt. Als de dorsmachine draait, betekent dat hard werken voor alle mannen, die hier de machine gezamenlijk demonstreren.
Wij wandelen Fourcès uit en lopen dan al vrij spoedig het gehucht La Tournepique binnen.
Ongeveer een kilometer verder passeren we het gehucht La Molère en nog weer een kilometer verderop gaan we door het gehucht Boubée.
Voorbij Boubée gaan we over een steentjespad verder. We komen langs wijngaarden, door een bosperceel en langs een bosrand. Ook hier weer zien we veel rijpe vruchten aan bomen en struiken, zoals bijvoorbeeld Bramen. Eén van de struiken zit boordevol blauwe bessen en de takken zijn zwaar bemost; het is een schitterende combinatie met de zon vol op dit decoratieve geheel.
We steken een asfaltweg over en dalen dan over veldpaden af in het dal van de rivier de Auzoue. Via een brug in de D168 steken we de Auzoue over en dan maken we over de D29 een scherpe bocht naar boven. Waar we de D29 verlaten richting Sarailles zien we nog eenmaal een wegwijzer van de GR654 met de Jacobsschelp.
Na een laatste klim komen we over de heuveltop en zien we vóór ons - over de wijngaard heen - onze tussenbestemming Montréal-du-Gers liggen, de in 1255 gestichte vesting, één van de oudste bastides van Gascogne, gevestigd op de plek van een oorspronkelijke Keltische nederzetting.
In Montréal-du-Gers arriveren we op het centrale dorpsplein met haar arcades. Bij het toeristenkantoor kopen we enkele pelgrimsansichtkaarten en dan zoeken we een plek op een bankje, op het plein, voor onze etenspauze. We hebben van Fourcès tot hier inmiddels 8 van de 24 kilometers van vandaag gewandeld in minder dan twee uren, dus we liggen mooi op schema. Af en toe arriveren ook andere pelgrims op dit plein. Hier op deze plek komen twee pelgrimsroutes bij elkaar. Wij beëindigen hier onze lange Franse route van de GR654 en de meeste andere hier arriverende pelgrims zijn op doortocht op de Franse pelgrimsroute van de GR65, de zogenoemde ‘via le Puy’, van het Franse Moissac, via Montréal-du-Gers, naar het Spaanse Roncevaux. Nu wij zojuist het eindpunt van de GR654 hier in Montréal-du-Gers hebben bereikt, stappen we straks over op de GR65 richting Roncevaux, of in het Spaans ook ‘Roncesvalles’ genoemd. Recht tegenover ons zitten een man en een vrouw, waarvan de man met een pijnlijk gezicht naar zijn ontblote voet zit te kijken. Rechts vóór ons maken een man en een vrouw zich gereed om weer verder te wandelen. Op het bankje naast ons zit een man op blote voeten, de rugzak op de bank en de uitgetrokken wandelschoenen op de grond. Wij eten ons dagelijks brood en drinken onze dagelijkse fles melk daarbij. Zomaar een moment rond het middaguur op een zondag in Montréal-du-Gers.
Na deze aangename rustpauze bezichtigen we de 13e-eeuwse gotische kerk Saint-Orens. Daar vinden we een glas-in-lood-kerkraam van de discipel, later apostel, Jacobus.
We verlaten Montréal-du-Gers door de laatste bewaard gebleven stadspoort naast de kerk. Als je afdalend achterom kijkt, zie je dat de kerkmuren vroeger deel uitmaakten van de verdedigingswerken van deze stad.
We volgen de D15 een eindje en wandelen door naar de boerenhoeve van Ribère-du-Haut. Twee blaffende erfhonden verwelkomen ons daar als we het boerenerf passeren. Over een grindpad lopen we naar een voormalig baanwachtershuisje en dan lopen we ongeveer een kilometer langs de voormalige spoorbaan. Daarbij gaan we ook over een hooggelegen oude spoorbrug.
Bij Château de Montaud gaan we over deze spoorbrug en dan gaan we direct met een bocht naar beneden, om vervolgens onder deze spoorbrug verder te gaan.
Via onder andere de D230, langs wijngaarden en via Bidalère komen we bij de boerenhoeve Basquin. Op een verkeersbord zien we de met stiften geschreven communicatie van passanten.
We lopen over schitterende veldpaden tussen akkers en wijngaarden. De befaamde witte druiven hier in de Armagnac worden voornamelijk gebruikt voor de cognac-produktie.
We steken achtereenvolgens de D29 en de D31 over en lopen langs enkele wijngaarden naar het dorpje Lamothe.
Lamothe heeft een overnachtingsadres voor passerende pelgrims en achter het ommuurde kleine kerkhof ligt de lager gelegen dorpskerk. Deze 13e-eeuwse kerk heeft een bijzondere toren. Het is namelijk een vlakke klokkengevel met daarachter een verblijfsruimte, die de graven van Armagnac indertijd zo hebben gebouwd om hier een wachtpost in te stationeren.
We lopen om de kerk heen en dalen af in het dal van de rivier de Izaute. Vanaf hier volgt een bijzonder tracé, want vanaf deze plaats tot aan Eauze lopen we nu voortdurend over een oud spoortracé. Daarbij passeren we enkele oude spoorbruggen.
De rails en de spoorbielzen zijn verwijderd. De rechte banen en hier en daar het grind wijzen nog op een voormalig spoortracé. Een markant punt onderweg is het voormalige station van Bretagne-d’Armagnac, dat we aan onze linkerhand passeren.
Gedurende de hele dag blijft het bewolkt. Af en toe lopen we onder dreigende luchten. Het is een drukkende atmosfeer, alsof er regen en onweer in de lucht zit. Af en toe voelen we enkele verdwaalde regendruppels vallen. Nu we hier door de laan van het spoortracé wandelen, begint het regelmatig licht te regenen. Hoe verder we komen, hoe heviger de buien worden. Op een gegeven moment houden de bomen van de spoorlaan de regen niet langer tegen en is het nodig dat we schuilend onder onze paraplu’s verder moeten. We helpen onderweg nog een pelgrimerende vrouw om haar regencape aan te trekken, over haar rugzak heen. Verderop halen we twee pelgrimerende dames in, beiden ook in regenkleding. Als we de achterste inhalen, gilt ze van schrik, omdat ze ons nog niet heeft gehoord en/of gezien. Ze verontschuldigt zich voor haar gil en vertelt dat ze in haar wandelgang in de veronderstelling was dat ze met haar wandelmaatje hier helemaal alleen liep. Even later wordt het weer droog en gaan we over de hoge spoorbrug over de rivier de Gélise en over de toegangsweg naar de hier veel lager liggende camping van Moulin de Pouy. En dan na zo’n 7 kilometer spoortraject arriveren we in onze plaats van bestemming: Eauze.
We lopen door de straten van Eauze naar het kerkplein in het stadscentrum. Ondertussen zien we hier en daar andere pelgrims zitten en lopen. We bezoeken hier eerst de kathedraal Saint-Luperc, waarvan de bouw in het jaar 1463 is begonnen. Bij de bouw van deze kerk zijn vroeger nog stenen gebruikt van de voormalige nederzetting Elusa, van de toenmalige Aquitaanse stam Elusates. Elusa is later nog de hoofdstad geweest van de Romeinse provincie Novempopulana. In de 3e eeuw werd Eauze de bisschopszetel, dus deze stad kan zich beroepen op een rijke historie. In de kerk hangt nog een collage met een verwijzing naar het heilige Sint-Jacobsjaar van vorig jaar, Anno 2010.
In één van de zijkapellen staat een beeld èn zien we een kerkraam van de heilige Rochus, afgebeeld als pelgrim.
In een andere zijkapel hangt een schilderij van Sint Jacobus, geschilderd door Martine Saley.
Nadat we de kerk hebben bezocht, vinden we op het stadsplein een bankje tegen de kerkmuur om even wat te eten en te drinken. Het is een gezellig centrum, met ook weer de welbekende vakwerkhuizen.
Na onze pauze wandelen we via de pelgrimsroute het centrum uit, in de richting van onze verderop geparkeerde auto. In het wegdek vinden we hier en daar Jacobsschelpen op een ronde metalen plaat met als onderschrift: ‘Elusa – Evsa – Eauze’.
Met de auto rijden we weer terug naar Fourcès om onze fietsen te halen. Daarna rijden we weer dezelfde weg terug om vervolgens door te rijden naar onze camping in Aire-sur-l’Adour. Het weer is niet meer zo drukkend als eerder vandaag. De temperatuur is vandaag opgelopen tot 24 graden Celcius. Als we terugrijden, schijnt de zon al weer.
Pelgrimeren van Cauderoue naar Fourcès
Van Sint-Jacobiparochie naar Santiago de Compostela
Sentier vers Saint-Jacques-de-Compostelle; via Vézelay
Van Cauderoue naar Fourcès
Vrijdag 12 augustus 2011 – 24 km.
Dag 106: 2238 – 2262 km.
Om 7.30 uur brengen Durkje en ik de auto vanaf de camping Moulin Saint-Laurent naar Fourcès. Op de fiets gaan we vervolgens in ruim een uur terug vanuit Fourcès naar Cauderoue. Even na 9.30 uur vertrekken we vanuit het centrum van Cauderoue. Aan de rand van de bebouwde kom nemen we een asfaltweg in zuidwestelijke richting.
Via een grote platte steen steken we een beekje over en dan lopen we oostelijk van de rivier de Gélise naar Sainte-Catherine, waar we via de brug de Gélise oversteken. Naast de brug staat een oude watermolen bij de samenloop van de rivieren de Osse en de Gélise.
Voorbij Sainte-Catherine gaan we een eind het bos in. In dit bos passeren we de bosweg naar Monbel, dat in een open plek in het bos ligt. Ter hoogte van Le Rey komen we het bos uit, maar dan maken we direct daarna een u-bocht in zuidoostelijke richting om weer een stuk door het bos te lopen. We lopen hier over een zandpad door het bos en komen al spoedig in een open veld. Daar gaan we langs de boerderij Fustié. Nadat we een steentjesweg hebben gevolgd en de beek Criéré zijn overgestoken, komen we op een zandpad dat parallel aan een spoorlijn loopt.
Het is een bijzondere ervaring om in een gebied met mooie landbouwgrond en rotsige ondergrond ineens over een breed zandpad te lopen. Voor je gevoel past dat zand hier helemaal niet in het landschap. Toch ‘ploegen’ we door het rulle zand, alsof we over het losse zand van een strand lopen. Bijzonder is dat we hier ten zuiden van Barbaste langs de Gélise door de laatste duinenrij van het bosmassief van Les Landes lopen.
Links ligt de spoorlijn en rechts van ons liggen de duinen. Het is een bekend gezicht, zoals we dat in Nederland ook gewend zijn.
Ook de vegetatie van de duinen met diverse grassen, varens en bloeiende heide maken het ons welbekende beeld van duinen compleet.
In het bos zien we een bestelwagen staan. Een oudere man zoekt hier brandhout in het bos en even later zien we hem achter ons langs rijden met een rij lange bamboestammen boven op de auto. Een andere man passeert ons op het zandpad met een forse fourwheeldrive-auto. Zulke wagens heb je hier wel nodig over de zandpaden in dit duinengebied.
Even later horen we een trein aankomen. Het blijkt een toeristentreintje te zijn. We horen de gids in de trein zijn uitleg vertellen. Omdat er teveel bomen en struiken tussen ons en het spoor zijn, kunnen we het treintje alleen tussen de begroeiing door zien. Verderop kruist ons pad het spoor en lopen we aan de andere zijde van de spoorlijn over een asfaltweg. Ineens horen we de hoorn van de trein weer in onze richting komen. We lopen snel door naar een spoorwegovergang enkele honderden meters verder. De trein staat vóór de overweg te wachten. Een jongen komt naar buiten, sluit aan één zijde de doorgang voor het doorgaande verkeer af en gaat als verkeersregelaar aan de andere zijde op de weg staan. Op het moment dat we bij de overweg zijn, komt de trein weer in beweging. Het is een mooie gelegenheid om dit toeristentreintje te fotograferen. De gids in de trein groet ons via de geluidsinstallatie en wenst ons ‘bonne courage’ voor onze wandeltocht.
Vrij snel daarna arriveren we in Courbian. Daar steken we de rivier de Gélise weer over. Aan de overzijde dalen we af naar de oever van de rivier en dan gaan we bij de voet van de spoorbrug verder over een onverhard bospad, parallel aan de hooggelegen spoorlijn.
Na het bospad volgen voorbij een jagerspost enkele mooie veldpaden. Deze paden voeren ons naar de hoger gelegen velden, vanwaar we een mooi uitzicht rondom krijgen. We komen uit bij het gehucht La Gaité, op de plaats waar ook de stad Mézin begint.
We lopen door Mézin naar het Place Armand-Fallières. Daar genieten we op één van terrassen van onze dagelijkse koffiepauze.
Na de koffiepauze bezichtigen we de op het plein staande Sint-Johannes de Doper-kerk. In de kerk vinden we het uit 1770 daterende pelgrimsbeeld aan de muur naast het koor van de kerk.
Aan de andere zijde van het koor van deze 12e-14e-eeuwse kerk staat een beeld van ‘De Goede Herder’ met een schaap aan zijn voeten. De man heeft een Jacobsschelp in zijn linkerhand.
We verlaten Mézin door de Engelse poort en volgen de D656. We gaan daarna over Le Bâtiment, de gemeentelijke opslagplaats. Dan meldt de routebeschrijving dat we de spoorlijn langs de D5 moeten volgen, maar hier ligt geen spoorlijn (meer). Na nog een keer goed om ons heen kijken, concluderen we dat de spoorlijn is verwijderd en dat het brede, rechte fietspad naast de D5 hoogstwaarschijnlijk over het voormalige spoortracé loopt.
Verderop bij een voormalig spoorwachtershuisje bevestigt een vrouw die boven voor het raam staat, dat dit inderdaad het oude spoortracé is. Ze wijst ons het pad dat we vanaf hier aan de andere zijde het bos in moeten volgen. In het bos ligt het voormalige spoortracé nu als breed onverhard bospad. Via de oude spoorbrug steken we de rivier de Auzoue over.
We gaan verder over het spoortracé, totdat we onder stroomdraden linksaf door het bos naar Saint-Marc lopen. Daarna volgt een slingerende, holle weg door het bos. Voorbij het huis Paloumayres gaan we richting Maisonneuve. Afwisselend door bospercelen, over asfaltwegen en via veldwegen wandelen we door. We steken nogmaals de rivier de Auzoue over en gaan dan na een stukje D5 en een steentjesweg naar de dijk van het meer van Villeneuve-de-Mézin.
Dit meer is een kunstmatig waterbassin. Rondom is een brede grasstrook, waarop onder de bomen families hun auto’s hebben geparkeerd om hier te picknicken op de hoge oever van dit diepliggende meertje. Aan de andere zijde van het meer zien we de vestingstad Villeneuve-de-Mézin liggen.
We lopen rechts langs het meer en gaan voorbij het meer rechtsaf verder over een asfaltweg. Die asfaltweg buigt af naar links, maar wij gaan in die bocht verder over een veldpad, dat over de vóór ons liggende heuvelrug rechtdoor loopt. Dit veldpad vormt de grens tussen de departementen Lot-et-Garonne en Gers.
Bovenaan de heuveltop aangekomen, zien we vóór ons het laaggelegen vestingstadje Fourcès liggen. Wij gaan nu linksaf langs de wijngaard langzamerhand naar beneden. Tussen de wijngaard en het veldpad staat een van buiten en van binnen geheel gestript oud autowrak.
Het volgende veld staat vol volop bloeiende zonnebloemen.
Het veldpad daalt, totdat we uit komen bij de boerderij Bajolle. Op het erf staat een man met een schep papieren zakken te vullen van een partijtje maïskorrels dat op het erf ligt.
We lopen om de boerderij heen en volgen de asfaltweg die naar Fourcès voert.
Eerst steken we de D29 over en dan komen we bij de bastide Fourcès, bij de toegangsbrug over de rivier de Auzoue.
Voordat we over de middeleeuwse brug de vesting betreden, bezichtigen we eerste de kerk buiten de burchtgracht. Het is de Saint-Laurent-et-Sainte-Quitterie. De kerk heeft mooie glas-in-lood-kerkramen.
Daarna gaan we de vesting binnen. Fourcès is een zeldzaam type bastide, aangezien die een cirkelvormig grondpatroon heeft. Vrij snel na binnenkomst van de vesting kom je op het ronde plein met rondom vakwerkhuizen met arcades. We pauzeren eerst op het ronde plantsoen in het midden van dit stadsplein. Op een bankje in de schaduw van de vele platanen nemen we gelegenheid om even wat te eten, te drinken, uit te rusten van de 24 kilometer lange wandeltocht en om af te koelen. Inmiddels is de temperatuur namelijk al opgelopen tot 30 graden Celsius.
Na deze rustpauze gaan we de hele arcade rond en bezoeken we onder andere een sfeervol winkeltje met tweedehands goederen en antiek.
Hier kopen we ook de vakantie-ansichtkaarten die we dit jaar aan enkele vrienden en familieleden willen verzenden. Dat is dit jaar een ansichtkaart met daarop een aantal beeltenissen van Sint Jacob, zoals je die kunt bekijken in het departement Gers, dat we ongeveer een uur geleden zijn binnengewandeld. Nadat we de bastide hebben bezichtigd, wandelen we naar de auto, die we vanmorgen binnen de vestingmuren hebben geparkeerd. Vanuit Fourcès rijden we terug naar de camping en onderweg halen we de fietsen weer op uit Cauderoue.
Sentier vers Saint-Jacques-de-Compostelle; via Vézelay
Van Cauderoue naar Fourcès
Vrijdag 12 augustus 2011 – 24 km.
Dag 106: 2238 – 2262 km.
Om 7.30 uur brengen Durkje en ik de auto vanaf de camping Moulin Saint-Laurent naar Fourcès. Op de fiets gaan we vervolgens in ruim een uur terug vanuit Fourcès naar Cauderoue. Even na 9.30 uur vertrekken we vanuit het centrum van Cauderoue. Aan de rand van de bebouwde kom nemen we een asfaltweg in zuidwestelijke richting.
Via een grote platte steen steken we een beekje over en dan lopen we oostelijk van de rivier de Gélise naar Sainte-Catherine, waar we via de brug de Gélise oversteken. Naast de brug staat een oude watermolen bij de samenloop van de rivieren de Osse en de Gélise.
Voorbij Sainte-Catherine gaan we een eind het bos in. In dit bos passeren we de bosweg naar Monbel, dat in een open plek in het bos ligt. Ter hoogte van Le Rey komen we het bos uit, maar dan maken we direct daarna een u-bocht in zuidoostelijke richting om weer een stuk door het bos te lopen. We lopen hier over een zandpad door het bos en komen al spoedig in een open veld. Daar gaan we langs de boerderij Fustié. Nadat we een steentjesweg hebben gevolgd en de beek Criéré zijn overgestoken, komen we op een zandpad dat parallel aan een spoorlijn loopt.
Het is een bijzondere ervaring om in een gebied met mooie landbouwgrond en rotsige ondergrond ineens over een breed zandpad te lopen. Voor je gevoel past dat zand hier helemaal niet in het landschap. Toch ‘ploegen’ we door het rulle zand, alsof we over het losse zand van een strand lopen. Bijzonder is dat we hier ten zuiden van Barbaste langs de Gélise door de laatste duinenrij van het bosmassief van Les Landes lopen.
Links ligt de spoorlijn en rechts van ons liggen de duinen. Het is een bekend gezicht, zoals we dat in Nederland ook gewend zijn.
Ook de vegetatie van de duinen met diverse grassen, varens en bloeiende heide maken het ons welbekende beeld van duinen compleet.
In het bos zien we een bestelwagen staan. Een oudere man zoekt hier brandhout in het bos en even later zien we hem achter ons langs rijden met een rij lange bamboestammen boven op de auto. Een andere man passeert ons op het zandpad met een forse fourwheeldrive-auto. Zulke wagens heb je hier wel nodig over de zandpaden in dit duinengebied.
Even later horen we een trein aankomen. Het blijkt een toeristentreintje te zijn. We horen de gids in de trein zijn uitleg vertellen. Omdat er teveel bomen en struiken tussen ons en het spoor zijn, kunnen we het treintje alleen tussen de begroeiing door zien. Verderop kruist ons pad het spoor en lopen we aan de andere zijde van de spoorlijn over een asfaltweg. Ineens horen we de hoorn van de trein weer in onze richting komen. We lopen snel door naar een spoorwegovergang enkele honderden meters verder. De trein staat vóór de overweg te wachten. Een jongen komt naar buiten, sluit aan één zijde de doorgang voor het doorgaande verkeer af en gaat als verkeersregelaar aan de andere zijde op de weg staan. Op het moment dat we bij de overweg zijn, komt de trein weer in beweging. Het is een mooie gelegenheid om dit toeristentreintje te fotograferen. De gids in de trein groet ons via de geluidsinstallatie en wenst ons ‘bonne courage’ voor onze wandeltocht.
Vrij snel daarna arriveren we in Courbian. Daar steken we de rivier de Gélise weer over. Aan de overzijde dalen we af naar de oever van de rivier en dan gaan we bij de voet van de spoorbrug verder over een onverhard bospad, parallel aan de hooggelegen spoorlijn.
Na het bospad volgen voorbij een jagerspost enkele mooie veldpaden. Deze paden voeren ons naar de hoger gelegen velden, vanwaar we een mooi uitzicht rondom krijgen. We komen uit bij het gehucht La Gaité, op de plaats waar ook de stad Mézin begint.
We lopen door Mézin naar het Place Armand-Fallières. Daar genieten we op één van terrassen van onze dagelijkse koffiepauze.
Na de koffiepauze bezichtigen we de op het plein staande Sint-Johannes de Doper-kerk. In de kerk vinden we het uit 1770 daterende pelgrimsbeeld aan de muur naast het koor van de kerk.
Aan de andere zijde van het koor van deze 12e-14e-eeuwse kerk staat een beeld van ‘De Goede Herder’ met een schaap aan zijn voeten. De man heeft een Jacobsschelp in zijn linkerhand.
We verlaten Mézin door de Engelse poort en volgen de D656. We gaan daarna over Le Bâtiment, de gemeentelijke opslagplaats. Dan meldt de routebeschrijving dat we de spoorlijn langs de D5 moeten volgen, maar hier ligt geen spoorlijn (meer). Na nog een keer goed om ons heen kijken, concluderen we dat de spoorlijn is verwijderd en dat het brede, rechte fietspad naast de D5 hoogstwaarschijnlijk over het voormalige spoortracé loopt.
Verderop bij een voormalig spoorwachtershuisje bevestigt een vrouw die boven voor het raam staat, dat dit inderdaad het oude spoortracé is. Ze wijst ons het pad dat we vanaf hier aan de andere zijde het bos in moeten volgen. In het bos ligt het voormalige spoortracé nu als breed onverhard bospad. Via de oude spoorbrug steken we de rivier de Auzoue over.
We gaan verder over het spoortracé, totdat we onder stroomdraden linksaf door het bos naar Saint-Marc lopen. Daarna volgt een slingerende, holle weg door het bos. Voorbij het huis Paloumayres gaan we richting Maisonneuve. Afwisselend door bospercelen, over asfaltwegen en via veldwegen wandelen we door. We steken nogmaals de rivier de Auzoue over en gaan dan na een stukje D5 en een steentjesweg naar de dijk van het meer van Villeneuve-de-Mézin.
Dit meer is een kunstmatig waterbassin. Rondom is een brede grasstrook, waarop onder de bomen families hun auto’s hebben geparkeerd om hier te picknicken op de hoge oever van dit diepliggende meertje. Aan de andere zijde van het meer zien we de vestingstad Villeneuve-de-Mézin liggen.
We lopen rechts langs het meer en gaan voorbij het meer rechtsaf verder over een asfaltweg. Die asfaltweg buigt af naar links, maar wij gaan in die bocht verder over een veldpad, dat over de vóór ons liggende heuvelrug rechtdoor loopt. Dit veldpad vormt de grens tussen de departementen Lot-et-Garonne en Gers.
Bovenaan de heuveltop aangekomen, zien we vóór ons het laaggelegen vestingstadje Fourcès liggen. Wij gaan nu linksaf langs de wijngaard langzamerhand naar beneden. Tussen de wijngaard en het veldpad staat een van buiten en van binnen geheel gestript oud autowrak.
Het volgende veld staat vol volop bloeiende zonnebloemen.
Het veldpad daalt, totdat we uit komen bij de boerderij Bajolle. Op het erf staat een man met een schep papieren zakken te vullen van een partijtje maïskorrels dat op het erf ligt.
We lopen om de boerderij heen en volgen de asfaltweg die naar Fourcès voert.
Eerst steken we de D29 over en dan komen we bij de bastide Fourcès, bij de toegangsbrug over de rivier de Auzoue.
Voordat we over de middeleeuwse brug de vesting betreden, bezichtigen we eerste de kerk buiten de burchtgracht. Het is de Saint-Laurent-et-Sainte-Quitterie. De kerk heeft mooie glas-in-lood-kerkramen.
Daarna gaan we de vesting binnen. Fourcès is een zeldzaam type bastide, aangezien die een cirkelvormig grondpatroon heeft. Vrij snel na binnenkomst van de vesting kom je op het ronde plein met rondom vakwerkhuizen met arcades. We pauzeren eerst op het ronde plantsoen in het midden van dit stadsplein. Op een bankje in de schaduw van de vele platanen nemen we gelegenheid om even wat te eten, te drinken, uit te rusten van de 24 kilometer lange wandeltocht en om af te koelen. Inmiddels is de temperatuur namelijk al opgelopen tot 30 graden Celsius.
Na deze rustpauze gaan we de hele arcade rond en bezoeken we onder andere een sfeervol winkeltje met tweedehands goederen en antiek.
Hier kopen we ook de vakantie-ansichtkaarten die we dit jaar aan enkele vrienden en familieleden willen verzenden. Dat is dit jaar een ansichtkaart met daarop een aantal beeltenissen van Sint Jacob, zoals je die kunt bekijken in het departement Gers, dat we ongeveer een uur geleden zijn binnengewandeld. Nadat we de bastide hebben bezichtigd, wandelen we naar de auto, die we vanmorgen binnen de vestingmuren hebben geparkeerd. Vanuit Fourcès rijden we terug naar de camping en onderweg halen we de fietsen weer op uit Cauderoue.
Pelgrimeren van Saint-Laurent naar Cauderoue
Van Sint-Jacobiparochie naar Santiago de Compostela
Sentier vers Saint-Jacques-de-Compostelle; via Vézelay
Van Saint-Laurent naar Cauderoue
Donderdag 11 augustus 2011 – 22,5 km.
Dag 105: 2215,5 – 2238 km.
Vanmorgen brengen Durkje en ik de auto eerst vanaf de camping Moulin Saint-Laurent naar Cauderoue. Op de fiets gaan we vervolgens vanuit Cauderoue naar Saint-Laurent. In zuidwestelijke richting lopen we Saint-Laurent uit. Ook hier weer zien we veel boomgaarden met appels en kiwi’s. Het eerste gehucht waar we doorheen wandelen, is Le Paravis.
Na de muren van de oude abdij (met nog resten uit het jaar 1130) gaan we Le Paravis uit en steken we de Auvignon over. Iets verderop passeren we de stuwdam in de Auvignon.
Rechts zien we de kerktoren van Meneaux. Het volgende gehucht waar we doorheen lopen, is Perquié-de-Bas.
Vrij snel daarna volgt het gehucht Perquié-de-Haut.
Daarna steken we via een oude brug met een doodlopend eind het zijkanaal van de Garonne over. Naast de brug kunnen we via een smalle stenen trap nog wel afdalen naar het jaagpad langs dit zijkanaal.
We volgen het jaagpad een kilometer in oostelijke richting, tot aan de volgende brug over het zijkanaal.
We verlaten het jaagpad en steken eerst de A62 over en direct daarna ook de D119. Aan de overzijde van de D119 dalen we af naar een smal beekje, dat we via enkele grote stapstenen oversteken. Dan volgt een stijgend en dalend slingerpad door het bos, waarbij we een heuvelrug oversteken, tot aan het gehucht Lubat.
Over een asfaltweg klimmen we in de richting van de plaatsen Salles en van Espiens, maar deze gehuchten bezoeken we niet. We verlaten namelijk de asfaltweg en gaan rechtsaf een mooi stijgend veldpad in.
We komen dan langs het gehucht Lencouet.
Als we Lencouet voorbij zijn, volgt een zeer steil klimmend traject via eerst een asfaltweg en dan door een singelpad naar het gehucht Limon. Boven op de heuvel arriveren we bij de oude dorpskerk van Limon. Naast de kerk staat een monument ter nagedachtenis aan een vliegenier van de Royal Air Force (RAF), die op 4 augustus in 1944 met zijn vliegtuig werd neergehaald. Precies een week geleden was dat 67 jaar geleden. Drie mooie kransen liggen als eerbetoon bij het monument.
Buiten het gehucht bezoeken we de plaatselijke begraafplaats van Limon. Hier heeft het graf van deze vlieger Harold Ayliffe een ereplaats gekregen. Op het graf staat de vliegtuigpropeller en aan beide zijden liggen de boordmitrailleurs. Ook hier weer bloemen en een certificaat van de RAF op het witte oorlogsgraf. Onderaan de naamplaquette staat: ‘Rest in Peace’. ‘Peace’ is wat de Geallieerden ons brachten. Ook 67 jaar na dato wordt dat hier in Limon terecht niet vergeten.
Voorbij Limon volgt een eindje asfaltweg en daarna een lang traject met prachtige paden tussen de velden door en door bomensingels. We naderen de D930. Vlak bij deze verkeersweg staat een kleine appelboom, die rijkelijk is gevuld met mooie gave en rijpe appels.
We steken de D930 over, volgen een sterk dalend bospad tot aan de D141E en volgen die weg tot aan de brug bij Vianne over de Baïse.
De vestingstad Vianne is gesticht in het jaar 1284. Het is - liggend aan de rivier de Baïse - ook een watersportbasis. We hebben inmiddels 13 kilometer zonder rustpauze gewandeld, dus we vervolgen onze route nog niet langs de rivier. Eerst gaan we even de bastide Vianne in om een schaduwrijke rustplaats te vinden. We lopen daartoe aan de overzijde van de rivier langs de oude ‘moulin’, die momenteel wordt gerestaureerd. Voorbij deze watermolen en de wateroverloop met sluis komen we bij de rivierkade van Vianne. Hier vinden we een mooie plek om te pauzeren.
Tijdens deze pauze meren twee boten aan. De Franse en Duitse watersporters helpen elkaar daarbij. Hier heerst een gemoedelijke vakantiesfeer. De temperatuur is vandaag opgelopen van 11 naar 29 graden Celsius, dus op het heetst van de dag kun je ook maar beter rustig doen wat je moet doen. De bouwlieden die tevens de wateroverloop restaureren, zijn echter hard aan het werk. Na onze pauze lopen we weer om de ‘moulin’ heen, gaan via de brug weer over de rivier en dan volgen we het jaagpad langs de Baïse. Vanaf deze rivierzijde zien we het vestingstadje vanuit een heel ander perspectief. Een groep jongeren begint zojuist hun pleziervaartuig in de sluis te schutten als we de sluis passeren.
We volgen het doorgaans schaduwrijke, onverharde jaagpad langs de Baïse. Een hele mooie wandelroute is dit. Voorbij Vianne gaan we door de hoge tunnel van de hooggelegen spoorbrug, die hier over de rivier de Baïse gaat.
Langs het jaagpad ligt een dode boom met daarop een enorme witte zwam.
Het jaagpad komt uit bij de oude watermolen van de vestingstad Lavardac. Deze vesting is gebouwd vanaf het jaar 1256. Ook hier is weer een brede wateroverloop in de rivier. Aan de overzijde ligt een rondvaartboot bij het rivierterras van een horecagelegenheid.
We doorkruisen het stadje en gaan door de nieuwbouwwijk Lavardac weer uit. Buiten Lavardac steken we de Baïse over en dan wandelen we door naar Barbaste. Barbaste ligt aan de rivier de Gélise.
We gaan niet met de brug over de Gélise, maar slaan vóór de brug linksaf om parallel aan de Gélise verder te gaan.
Je loopt dan recht op de molen van Les Tours af.
Deze versterkte molen met vier torens van ongelijke hoogte en breedte heeft ook een centraal woongedeelte.
Voorbij de molen van Les Tours lopen we naar de D408 en gaan we over die verkeersweg in de richting van Mézin. We hoeven echter niet lang in de hitte langs de D408 te lopen, want de route laat ons al snel een veldpad nemen, die linksaf afwijkt van de D408. Dit mooie veldpad stijgt langzaam - maar voortdurend - naar een bosperceel boven op de heuvelrug vóór ons. Ook na het gehucht Bordeneuve blijft het pad stijgen. Het wordt een smal bospad met rechts van het pad een diepte van ongeveer twee meter. Verderop lopen we weer tussen de velden en akkers door. Op één van die akkers staan lange Maïsplanten. Het Maïsperceel wordt op dit moment beregend door een roterende beregeningsinstallatie. De draaiende waterstraal reikt nèt niet tot aan het pad dat we bewandelen.
Daarna gaat het pad dalend terug naar de D408, die we oversteken. Het laatste deel van de route van vandaag is een veldpad langs twee boerderijen en in de richting van het markante versterkte huis dat de aandachtstrekker is van het gehucht Cauderoue.
Na ongeveer 5,5 uur en 22,5 kilometer verder arriveren we in het centrum van het gehucht Cauderou. Hier hebben we vanmorgen onze auto geparkeerd. We rijden met de auto terug naar Saint-Laurent en nemen vanuit het centrum de beide fietsen weer mee naar de camping Moulin Saint-Laurent.
Sentier vers Saint-Jacques-de-Compostelle; via Vézelay
Van Saint-Laurent naar Cauderoue
Donderdag 11 augustus 2011 – 22,5 km.
Dag 105: 2215,5 – 2238 km.
Vanmorgen brengen Durkje en ik de auto eerst vanaf de camping Moulin Saint-Laurent naar Cauderoue. Op de fiets gaan we vervolgens vanuit Cauderoue naar Saint-Laurent. In zuidwestelijke richting lopen we Saint-Laurent uit. Ook hier weer zien we veel boomgaarden met appels en kiwi’s. Het eerste gehucht waar we doorheen wandelen, is Le Paravis.
Na de muren van de oude abdij (met nog resten uit het jaar 1130) gaan we Le Paravis uit en steken we de Auvignon over. Iets verderop passeren we de stuwdam in de Auvignon.
Rechts zien we de kerktoren van Meneaux. Het volgende gehucht waar we doorheen lopen, is Perquié-de-Bas.
Vrij snel daarna volgt het gehucht Perquié-de-Haut.
Daarna steken we via een oude brug met een doodlopend eind het zijkanaal van de Garonne over. Naast de brug kunnen we via een smalle stenen trap nog wel afdalen naar het jaagpad langs dit zijkanaal.
We volgen het jaagpad een kilometer in oostelijke richting, tot aan de volgende brug over het zijkanaal.
We verlaten het jaagpad en steken eerst de A62 over en direct daarna ook de D119. Aan de overzijde van de D119 dalen we af naar een smal beekje, dat we via enkele grote stapstenen oversteken. Dan volgt een stijgend en dalend slingerpad door het bos, waarbij we een heuvelrug oversteken, tot aan het gehucht Lubat.
Over een asfaltweg klimmen we in de richting van de plaatsen Salles en van Espiens, maar deze gehuchten bezoeken we niet. We verlaten namelijk de asfaltweg en gaan rechtsaf een mooi stijgend veldpad in.
We komen dan langs het gehucht Lencouet.
Als we Lencouet voorbij zijn, volgt een zeer steil klimmend traject via eerst een asfaltweg en dan door een singelpad naar het gehucht Limon. Boven op de heuvel arriveren we bij de oude dorpskerk van Limon. Naast de kerk staat een monument ter nagedachtenis aan een vliegenier van de Royal Air Force (RAF), die op 4 augustus in 1944 met zijn vliegtuig werd neergehaald. Precies een week geleden was dat 67 jaar geleden. Drie mooie kransen liggen als eerbetoon bij het monument.
Buiten het gehucht bezoeken we de plaatselijke begraafplaats van Limon. Hier heeft het graf van deze vlieger Harold Ayliffe een ereplaats gekregen. Op het graf staat de vliegtuigpropeller en aan beide zijden liggen de boordmitrailleurs. Ook hier weer bloemen en een certificaat van de RAF op het witte oorlogsgraf. Onderaan de naamplaquette staat: ‘Rest in Peace’. ‘Peace’ is wat de Geallieerden ons brachten. Ook 67 jaar na dato wordt dat hier in Limon terecht niet vergeten.
Voorbij Limon volgt een eindje asfaltweg en daarna een lang traject met prachtige paden tussen de velden door en door bomensingels. We naderen de D930. Vlak bij deze verkeersweg staat een kleine appelboom, die rijkelijk is gevuld met mooie gave en rijpe appels.
We steken de D930 over, volgen een sterk dalend bospad tot aan de D141E en volgen die weg tot aan de brug bij Vianne over de Baïse.
De vestingstad Vianne is gesticht in het jaar 1284. Het is - liggend aan de rivier de Baïse - ook een watersportbasis. We hebben inmiddels 13 kilometer zonder rustpauze gewandeld, dus we vervolgen onze route nog niet langs de rivier. Eerst gaan we even de bastide Vianne in om een schaduwrijke rustplaats te vinden. We lopen daartoe aan de overzijde van de rivier langs de oude ‘moulin’, die momenteel wordt gerestaureerd. Voorbij deze watermolen en de wateroverloop met sluis komen we bij de rivierkade van Vianne. Hier vinden we een mooie plek om te pauzeren.
Tijdens deze pauze meren twee boten aan. De Franse en Duitse watersporters helpen elkaar daarbij. Hier heerst een gemoedelijke vakantiesfeer. De temperatuur is vandaag opgelopen van 11 naar 29 graden Celsius, dus op het heetst van de dag kun je ook maar beter rustig doen wat je moet doen. De bouwlieden die tevens de wateroverloop restaureren, zijn echter hard aan het werk. Na onze pauze lopen we weer om de ‘moulin’ heen, gaan via de brug weer over de rivier en dan volgen we het jaagpad langs de Baïse. Vanaf deze rivierzijde zien we het vestingstadje vanuit een heel ander perspectief. Een groep jongeren begint zojuist hun pleziervaartuig in de sluis te schutten als we de sluis passeren.
We volgen het doorgaans schaduwrijke, onverharde jaagpad langs de Baïse. Een hele mooie wandelroute is dit. Voorbij Vianne gaan we door de hoge tunnel van de hooggelegen spoorbrug, die hier over de rivier de Baïse gaat.
Langs het jaagpad ligt een dode boom met daarop een enorme witte zwam.
Het jaagpad komt uit bij de oude watermolen van de vestingstad Lavardac. Deze vesting is gebouwd vanaf het jaar 1256. Ook hier is weer een brede wateroverloop in de rivier. Aan de overzijde ligt een rondvaartboot bij het rivierterras van een horecagelegenheid.
We doorkruisen het stadje en gaan door de nieuwbouwwijk Lavardac weer uit. Buiten Lavardac steken we de Baïse over en dan wandelen we door naar Barbaste. Barbaste ligt aan de rivier de Gélise.
We gaan niet met de brug over de Gélise, maar slaan vóór de brug linksaf om parallel aan de Gélise verder te gaan.
Je loopt dan recht op de molen van Les Tours af.
Deze versterkte molen met vier torens van ongelijke hoogte en breedte heeft ook een centraal woongedeelte.
Voorbij de molen van Les Tours lopen we naar de D408 en gaan we over die verkeersweg in de richting van Mézin. We hoeven echter niet lang in de hitte langs de D408 te lopen, want de route laat ons al snel een veldpad nemen, die linksaf afwijkt van de D408. Dit mooie veldpad stijgt langzaam - maar voortdurend - naar een bosperceel boven op de heuvelrug vóór ons. Ook na het gehucht Bordeneuve blijft het pad stijgen. Het wordt een smal bospad met rechts van het pad een diepte van ongeveer twee meter. Verderop lopen we weer tussen de velden en akkers door. Op één van die akkers staan lange Maïsplanten. Het Maïsperceel wordt op dit moment beregend door een roterende beregeningsinstallatie. De draaiende waterstraal reikt nèt niet tot aan het pad dat we bewandelen.
Daarna gaat het pad dalend terug naar de D408, die we oversteken. Het laatste deel van de route van vandaag is een veldpad langs twee boerderijen en in de richting van het markante versterkte huis dat de aandachtstrekker is van het gehucht Cauderoue.
Na ongeveer 5,5 uur en 22,5 kilometer verder arriveren we in het centrum van het gehucht Cauderou. Hier hebben we vanmorgen onze auto geparkeerd. We rijden met de auto terug naar Saint-Laurent en nemen vanuit het centrum de beide fietsen weer mee naar de camping Moulin Saint-Laurent.
Pelgrimeren van Clairac naar Saint-Laurent
Van Sint-Jacobiparochie naar Santiago de Compostela
Sentier vers Saint-Jacques-de-Compostelle; via Vézelay
Van Clairac naar Saint-Laurent
Woensdag 10 augustus 2011 – 23 km.
Dag 104: 2192,5 – 2215,5 km.
Om 7.30 uur brengen we de auto eerst vanaf de camping Moulin Saint-Laurent naar Saint-Laurent. Op de fiets gaan we vervolgens door de redelijk dichte ochtendmist vanuit Saint-Laurent naar Clairac. Bij een waterbron in het centrum van Clairac hangt een model van een Jacobsschelp, waaraan twee kranen zijn bevestigd. Uit één van de kranen stroomt een beetje water.
In het centrum op het terras van het café drinken we eerst een kop koffie. Tegenover het terras wordt de plaatselijke slager bevoorraad. Een vleeswagen staat vóór de winkeldeur en de chauffeur sjouwt op zijn schouder en rug achtereenvolgens twee zware bouten vlees vanuit de koelwagen in de slagerswinkel.
Durkje en ik starten onze wandeling vanuit Clairac om 9.20 uur. De mist is dan al opgetrokken. De zon heeft het gewonnen van de bewolking en de temperatuur die vanmorgen vroeg op de fiets nog maar 9 graden Celsius was, is tijdens onze fietstocht en de koffiepauze erna al opgelopen tot 20,5 graden Celsius. Het is schitterend weer om onze wandeling te beginnen. De lucht is nagenoeg onbewolkt en de temperatuur loopt dan ook vandaag op tot 27 graden Celsius. In het centrum van Clairac passeren we oude vakwerkhuizen.
Tussen de mooie oude panden staan ook enkele panden leeg. Ramen zijn al dan niet dichtgetimmerd en het geheel van niet onderhouden exterieurs en interieurs maakt een nogal verwaarloosde indruk.
We passeren ook het oude huis van Montesquieu. Daarna lopen we langs de abdij de trappen af naar de oever van de rivier de Garonne, die door Clairac stroomt. Bij het strand van Clairac arriveren we bij de oever van de Garonne.
Vanaf het strandpaviljoen zien we in de Garonne de wateroverloop en ver boven de Garonne gaat de brug, waarover we vanmorgen Clairac binnenfietsten.
We verlaten Clairac en steken de D217 over. We wandelen over de asfaltweg langs de grote bomenkwekerij van Gravet-des-Coteaux. Daarna gaan we door het langgerekte Seillade.
Voorbij Seillade klimmen we linksaf over een smalle asfaltweg. We passeren achtereenvolgens de gehuchten Thabor, Claustre en Raulin. Bij Thabor ontmoeten we bij één van de akkers drie mannen en een vrouw, die net klaar zijn met het opladen van de grote geoogste tabaksplanten op de aanhangwagen van een tractor. De chauffeur trekt de geladen boerenwagen met de tractor van het land op de asfaltweg. De vrouw en de andere twee mannen nemen aan de zijkant plaats op de boerenwagen en laten zich zo vervoeren. Als ze zien dat we een foto van dit mooie tafereel willen maken, stopt de tractorchauffeur, kan Durkje plaatsnemen naast de drie op de boerenwagen en verkrijgen we zo een mooie foto van dit bijzondere tabakstransport.
Het duurt maar even of één van de mannen komt al weer terug met een tractor.
Hij gaat met een snijmachine langs een lange rij tabaksplanten, om ze vlak boven de grond af te snijden. De anderen kunnen hem dan volgen om de tabaksplanten op een wagen te laden.
Verder wandelend krijgen we uitzichten over de stad Tonneins, over de dalen van de rivieren de Lot en van de Garonne. Voorbij Raulin gaan we verder over een onverharde weg. Rechts van ons zien we in de verte boven op een heuvel het grote kruis van Pech-de-Berre al staan. Die kant gaan we op, maar we dalen eerst in een heuvelkom. Bij een oude wasplaats gaan we het bos in.
We klimmen door het bos tot boven op het plateau. Rondom op het plateau van Pech-de-Berre is overwegend grasland. We steken het plateau over en passeren daarbij een oude boerderijruïne.
Een eind verder komen we langs een kilometragepaal, waarop staat dat het vanaf hier nog 1116 kilometer is naar Santiago de Compostela.
Vlakbij zien we het monumentale kruis van Pech-de-Berre staan. In 1896 is na een missiepreek in alle parochies die uitkeken op deze hooggelegen plek van Pech-de-Berre gecollecteerd voor dit metalen kruis. Het blauwe kruis is 18 meter hoog en aan het kruis hangt een wit beeld van Jezus Christus. Boven Jezus’ hoofd hangt het welbekende tekstbordje ‘INRI’.
Het kruis staat op een gemetselde verhoging. Het kruis is op de Paasmaandag in het jaar 1897 geïnaugureerd. Met een ingemetselde stenen trap kun je van binnenuit en buitenom naar boven klimmen, waar een plateau is, waarover je een rondgang rond het kruis kunt maken. Achter het kruis staat een overdekte markthal.
Tegenover het kruis nemen we een dalende asfaltweg met haarspeldbochten. Halverwege de afdaling gaan we verder dalend over een onverhard veldpad. Diep beneden in het dal zie je de samenloop van de rivieren de Lot en de Garonne. Beneden komen we langs de begraafplaats in het dorpje Nicole. Daar steken we de N113 over en gaan we onder de spoorlijn door.
Vanuit de spoortunnel krijgen we vóór ons het zicht op de brede rivier de Garonne.
We lopen over het oud geplaveide jaagpad langs de Garonne. Rechts vóór ons zien we Ile Saint Sébastien liggen. Dit riviereilandje wordt afgesneden van de vaste wal door de Canalet, het kleine kanaal, waardoor de schepen de samenloop van de Garonne en de Lot zonder problemen kunnen passeren.
Aan deze zijde ligt een sluis, die de overgang vormt van de Canalet naar de Garonne.
We gaan verder langs de Canalet. We passeren een boomgaard met bomen die vol kiwi’s hangen.
Voorbij deze boomgaard moeten we onder langs de rivierdijk lopen. Als we een asfaltweggetje oversteken, zien we links hoog boven ons het kruis van Pech-de-Berre boven op de heuvel staan.
Aan de overzijde van het asfaltweggetje ligt een hele grote boomgaard. We moeten tussen de percelen met de rijen bomen door. De bomen en de vruchten zijn aan de bovenzijde en aan de zijkanten afgedekt met enorme netten. Links en rechts hangen veel kiwi’s, maar hier en daar komen we ook langs rijen appelbomen. Mooie rode appels hangen hier aan de bomen.
Voorbij de boomgaard en een lange woonstraat aan de voet van de rivierdijk komen we bij de brug over de Lot. Voorbij de brug zien we de electriciteitscentrale en de camping van Aiguillon.
Over deze brug zullen we de Lot oversteken om in Aiguillon aan te komen.
Direct na de brug arriveren we in Aiguillon en gaan we bij het brughoofd naar beneden, richting stadscentrum.
We hebben al ruim drie uren zonder pauze gelopen, dus het wordt zo langzamerhand wel eens tijd om te rusten en wat te eten en te drinken. In een oude stadswijk vinden we tussen twee rijen oude huizen een heel smal grasplantsoen met aan beide zijden een laag muurtje, de ene in de volle zon, de andere in de schaduw. Een hele mooie plek om even te pauzeren, in de schaduw, want het is al warm op dit moment van de dag.
De bastide Aiguillon is in het jaar 1300 gesticht door Philips de Schone. De stad heeft een hertogenkasteel, dat nu Lyceum is. De vesting is hier gesticht vanwege de samenloop van de twee rivieren de Lot en de Garonne. Na onze rustpauze lopen we door het centrum. We bezoeken ook de grote stadskerk met de vele glas-in-loodramen. Daarna wandelen we langs onder andere de watertoren, via de brug over de N113 en door de buitenwijk de stad uit. Bij de nieuwbouwwijk gaat de verharde weg over in een veldpad. Daarna klimmen we over een asfaltweg via de gehuchten Ranse, Le Chey en Salomon. Voorbij Salomon gaat het verder over een onverharde weg op de flank van de helling.
In het veld hogerop moeten we even goed zoeken om bewegwijzeringstekens, maar die vinden we niet. De routekaart laat echter zien dat we langs een bosperceel moeten klimmen, volgens de beschrijving langs een boomgaard, maar dat blijkt een perceel met maïs te zijn. Tussen twee percelen met hoogopgaande maïs gaan we boven verder. Na een bocht tussen de akkers blijven we tussen maïsvelden doorlopen, onder een beregeningsinstallatie door tot over het erf van de boerderij van Perneau.
Op het erf van de boerderij Perneau gekomen, kruipen twee honden blaffend door het gat van een staldeur en blijven daar blaffend staan kijken, totdat we de bocht om zijn en hun erf verlaten. We gaan zigzaggend via een asfaltweg naar beneden, het dal in. Daar lopen we langs het door de bomen aan het zicht onttrokken Chateau des Palais. Vervolgens gaat het via veldpaden tussen de velden door dalend en stijgend naar de volgende heuvelrug. Van bovenaf op de heuvelrug verkrijgen we een schitterend uitzicht over het Garonnedal. In de verte zien we ook twee rokende schoorstenen van een kerncentrale.
In de afdaling volgen we een panoramaweg met mooie uitzichtspunten. Dan dalen we tweemaal steil het dal in. We zijn nu ter hoogte van de plaats Port-Sainte-Marie aangekomen.
Als we een scherpe bocht uit komen, staat ongeveer twintig meter vóór ons een hert, dat heel even stilstaand, ineens in de bossage verdwijnt. We volgen de D304 en komen langs een oude wasplaats. De wasbassins staan beide geheel droog. De plaats Port-Sainte-Marie is vroeger gebouwd op de kruising van drie Romeinse wegen. De havenstad aan de Garonne is ook lang een bedevaartsplaats geweest voor aakschippers, die hier in de kerk de maagd Maria aanbaden om het gevaarlijke stuk van de Garonne naar Bordeaux behouden door te mogen varen. Voorbij het treinstation gaan we rechtsaf onder de spoorlijn door. We komen bij de brug die de plaatsen Port-Sainte-Marie en Saint-Laurent aan beide zijden van de Garonne verbindt. We lopen naar de overzijde.
Aan de andere zijde van de Garonne, arriveren we in Saint-Laurent, onze bestemming voor vandaag. Hier staat de auto geparkeerd. We rijden eerst nog naar Clairac om onze fietsen daar af te halen. Daarna gaan we weer terug naar Saint-Laurent, om daar weer op onze kampeerplaats van camping Moulin Saint-Laurent te arriveren. In iets minder dan 6 uren hebben we de route van vandaag over een afstand van 23 kilometer afgelegd. Ook vandaag weer een hele mooie route met veel verrassende zaken onderweg.
Sentier vers Saint-Jacques-de-Compostelle; via Vézelay
Van Clairac naar Saint-Laurent
Woensdag 10 augustus 2011 – 23 km.
Dag 104: 2192,5 – 2215,5 km.
Om 7.30 uur brengen we de auto eerst vanaf de camping Moulin Saint-Laurent naar Saint-Laurent. Op de fiets gaan we vervolgens door de redelijk dichte ochtendmist vanuit Saint-Laurent naar Clairac. Bij een waterbron in het centrum van Clairac hangt een model van een Jacobsschelp, waaraan twee kranen zijn bevestigd. Uit één van de kranen stroomt een beetje water.
In het centrum op het terras van het café drinken we eerst een kop koffie. Tegenover het terras wordt de plaatselijke slager bevoorraad. Een vleeswagen staat vóór de winkeldeur en de chauffeur sjouwt op zijn schouder en rug achtereenvolgens twee zware bouten vlees vanuit de koelwagen in de slagerswinkel.
Durkje en ik starten onze wandeling vanuit Clairac om 9.20 uur. De mist is dan al opgetrokken. De zon heeft het gewonnen van de bewolking en de temperatuur die vanmorgen vroeg op de fiets nog maar 9 graden Celsius was, is tijdens onze fietstocht en de koffiepauze erna al opgelopen tot 20,5 graden Celsius. Het is schitterend weer om onze wandeling te beginnen. De lucht is nagenoeg onbewolkt en de temperatuur loopt dan ook vandaag op tot 27 graden Celsius. In het centrum van Clairac passeren we oude vakwerkhuizen.
Tussen de mooie oude panden staan ook enkele panden leeg. Ramen zijn al dan niet dichtgetimmerd en het geheel van niet onderhouden exterieurs en interieurs maakt een nogal verwaarloosde indruk.
We passeren ook het oude huis van Montesquieu. Daarna lopen we langs de abdij de trappen af naar de oever van de rivier de Garonne, die door Clairac stroomt. Bij het strand van Clairac arriveren we bij de oever van de Garonne.
Vanaf het strandpaviljoen zien we in de Garonne de wateroverloop en ver boven de Garonne gaat de brug, waarover we vanmorgen Clairac binnenfietsten.
We verlaten Clairac en steken de D217 over. We wandelen over de asfaltweg langs de grote bomenkwekerij van Gravet-des-Coteaux. Daarna gaan we door het langgerekte Seillade.
Voorbij Seillade klimmen we linksaf over een smalle asfaltweg. We passeren achtereenvolgens de gehuchten Thabor, Claustre en Raulin. Bij Thabor ontmoeten we bij één van de akkers drie mannen en een vrouw, die net klaar zijn met het opladen van de grote geoogste tabaksplanten op de aanhangwagen van een tractor. De chauffeur trekt de geladen boerenwagen met de tractor van het land op de asfaltweg. De vrouw en de andere twee mannen nemen aan de zijkant plaats op de boerenwagen en laten zich zo vervoeren. Als ze zien dat we een foto van dit mooie tafereel willen maken, stopt de tractorchauffeur, kan Durkje plaatsnemen naast de drie op de boerenwagen en verkrijgen we zo een mooie foto van dit bijzondere tabakstransport.
Het duurt maar even of één van de mannen komt al weer terug met een tractor.
Hij gaat met een snijmachine langs een lange rij tabaksplanten, om ze vlak boven de grond af te snijden. De anderen kunnen hem dan volgen om de tabaksplanten op een wagen te laden.
Verder wandelend krijgen we uitzichten over de stad Tonneins, over de dalen van de rivieren de Lot en van de Garonne. Voorbij Raulin gaan we verder over een onverharde weg. Rechts van ons zien we in de verte boven op een heuvel het grote kruis van Pech-de-Berre al staan. Die kant gaan we op, maar we dalen eerst in een heuvelkom. Bij een oude wasplaats gaan we het bos in.
We klimmen door het bos tot boven op het plateau. Rondom op het plateau van Pech-de-Berre is overwegend grasland. We steken het plateau over en passeren daarbij een oude boerderijruïne.
Een eind verder komen we langs een kilometragepaal, waarop staat dat het vanaf hier nog 1116 kilometer is naar Santiago de Compostela.
Vlakbij zien we het monumentale kruis van Pech-de-Berre staan. In 1896 is na een missiepreek in alle parochies die uitkeken op deze hooggelegen plek van Pech-de-Berre gecollecteerd voor dit metalen kruis. Het blauwe kruis is 18 meter hoog en aan het kruis hangt een wit beeld van Jezus Christus. Boven Jezus’ hoofd hangt het welbekende tekstbordje ‘INRI’.
Het kruis staat op een gemetselde verhoging. Het kruis is op de Paasmaandag in het jaar 1897 geïnaugureerd. Met een ingemetselde stenen trap kun je van binnenuit en buitenom naar boven klimmen, waar een plateau is, waarover je een rondgang rond het kruis kunt maken. Achter het kruis staat een overdekte markthal.
Tegenover het kruis nemen we een dalende asfaltweg met haarspeldbochten. Halverwege de afdaling gaan we verder dalend over een onverhard veldpad. Diep beneden in het dal zie je de samenloop van de rivieren de Lot en de Garonne. Beneden komen we langs de begraafplaats in het dorpje Nicole. Daar steken we de N113 over en gaan we onder de spoorlijn door.
Vanuit de spoortunnel krijgen we vóór ons het zicht op de brede rivier de Garonne.
We lopen over het oud geplaveide jaagpad langs de Garonne. Rechts vóór ons zien we Ile Saint Sébastien liggen. Dit riviereilandje wordt afgesneden van de vaste wal door de Canalet, het kleine kanaal, waardoor de schepen de samenloop van de Garonne en de Lot zonder problemen kunnen passeren.
Aan deze zijde ligt een sluis, die de overgang vormt van de Canalet naar de Garonne.
We gaan verder langs de Canalet. We passeren een boomgaard met bomen die vol kiwi’s hangen.
Voorbij deze boomgaard moeten we onder langs de rivierdijk lopen. Als we een asfaltweggetje oversteken, zien we links hoog boven ons het kruis van Pech-de-Berre boven op de heuvel staan.
Aan de overzijde van het asfaltweggetje ligt een hele grote boomgaard. We moeten tussen de percelen met de rijen bomen door. De bomen en de vruchten zijn aan de bovenzijde en aan de zijkanten afgedekt met enorme netten. Links en rechts hangen veel kiwi’s, maar hier en daar komen we ook langs rijen appelbomen. Mooie rode appels hangen hier aan de bomen.
Voorbij de boomgaard en een lange woonstraat aan de voet van de rivierdijk komen we bij de brug over de Lot. Voorbij de brug zien we de electriciteitscentrale en de camping van Aiguillon.
Over deze brug zullen we de Lot oversteken om in Aiguillon aan te komen.
Direct na de brug arriveren we in Aiguillon en gaan we bij het brughoofd naar beneden, richting stadscentrum.
We hebben al ruim drie uren zonder pauze gelopen, dus het wordt zo langzamerhand wel eens tijd om te rusten en wat te eten en te drinken. In een oude stadswijk vinden we tussen twee rijen oude huizen een heel smal grasplantsoen met aan beide zijden een laag muurtje, de ene in de volle zon, de andere in de schaduw. Een hele mooie plek om even te pauzeren, in de schaduw, want het is al warm op dit moment van de dag.
De bastide Aiguillon is in het jaar 1300 gesticht door Philips de Schone. De stad heeft een hertogenkasteel, dat nu Lyceum is. De vesting is hier gesticht vanwege de samenloop van de twee rivieren de Lot en de Garonne. Na onze rustpauze lopen we door het centrum. We bezoeken ook de grote stadskerk met de vele glas-in-loodramen. Daarna wandelen we langs onder andere de watertoren, via de brug over de N113 en door de buitenwijk de stad uit. Bij de nieuwbouwwijk gaat de verharde weg over in een veldpad. Daarna klimmen we over een asfaltweg via de gehuchten Ranse, Le Chey en Salomon. Voorbij Salomon gaat het verder over een onverharde weg op de flank van de helling.
In het veld hogerop moeten we even goed zoeken om bewegwijzeringstekens, maar die vinden we niet. De routekaart laat echter zien dat we langs een bosperceel moeten klimmen, volgens de beschrijving langs een boomgaard, maar dat blijkt een perceel met maïs te zijn. Tussen twee percelen met hoogopgaande maïs gaan we boven verder. Na een bocht tussen de akkers blijven we tussen maïsvelden doorlopen, onder een beregeningsinstallatie door tot over het erf van de boerderij van Perneau.
Op het erf van de boerderij Perneau gekomen, kruipen twee honden blaffend door het gat van een staldeur en blijven daar blaffend staan kijken, totdat we de bocht om zijn en hun erf verlaten. We gaan zigzaggend via een asfaltweg naar beneden, het dal in. Daar lopen we langs het door de bomen aan het zicht onttrokken Chateau des Palais. Vervolgens gaat het via veldpaden tussen de velden door dalend en stijgend naar de volgende heuvelrug. Van bovenaf op de heuvelrug verkrijgen we een schitterend uitzicht over het Garonnedal. In de verte zien we ook twee rokende schoorstenen van een kerncentrale.
In de afdaling volgen we een panoramaweg met mooie uitzichtspunten. Dan dalen we tweemaal steil het dal in. We zijn nu ter hoogte van de plaats Port-Sainte-Marie aangekomen.
Als we een scherpe bocht uit komen, staat ongeveer twintig meter vóór ons een hert, dat heel even stilstaand, ineens in de bossage verdwijnt. We volgen de D304 en komen langs een oude wasplaats. De wasbassins staan beide geheel droog. De plaats Port-Sainte-Marie is vroeger gebouwd op de kruising van drie Romeinse wegen. De havenstad aan de Garonne is ook lang een bedevaartsplaats geweest voor aakschippers, die hier in de kerk de maagd Maria aanbaden om het gevaarlijke stuk van de Garonne naar Bordeaux behouden door te mogen varen. Voorbij het treinstation gaan we rechtsaf onder de spoorlijn door. We komen bij de brug die de plaatsen Port-Sainte-Marie en Saint-Laurent aan beide zijden van de Garonne verbindt. We lopen naar de overzijde.
Aan de andere zijde van de Garonne, arriveren we in Saint-Laurent, onze bestemming voor vandaag. Hier staat de auto geparkeerd. We rijden eerst nog naar Clairac om onze fietsen daar af te halen. Daarna gaan we weer terug naar Saint-Laurent, om daar weer op onze kampeerplaats van camping Moulin Saint-Laurent te arriveren. In iets minder dan 6 uren hebben we de route van vandaag over een afstand van 23 kilometer afgelegd. Ook vandaag weer een hele mooie route met veel verrassende zaken onderweg.
Abonneren op:
Posts (Atom)