zaterdag 21 oktober 2023

Luisteren naar kleurrijke verhalen uit de Friese kerkgeschiedenis

Zaterdag 21 oktober 2023
 
Lezing van Marie-Anne de Harder in Tresoar

















Kleurrijke verhalen
In haar boek ‘Kleurrijke verhalen uit de Friese kerkgeschiedenis na 1580’ besteedt onderzoekster-schrijfster Marie-Anne de Harder aandacht aan mensen die in de kerk werken, bijvoorbeeld: de dominee en het kerkpersoneel zoals de koster, de voorzanger, de stovenzetster, de domineesvrouw en vele anderen. 
Al deze mensen hadden zo hun eigen hebbelijkheden, waardoor het in de kerk nooit saai was. In de communicatie tussen deze werkers konden gemakkelijk, al dan niet opzettelijk, misverstanden ontstaan die leidden tot vermakelijke situaties. 
Ook de Friese taal in de kerk, lange tijd omstreden, wordt in haar boek besproken, en evenzo de kerkelijke twisten in relatie tot de plaatselijke gang van zaken in de kerk. 
Dit boek geeft ook een inkijkje in het interieur van enkele Friese kerken; zelfs daarover zijn kleurrijke verhalen te vertellen.

Friese kerkgeschiedenis
De afdeling Fryslân van de Nederlandse Genealogische Vereniging organiseert vanmiddag een lezing over dit onderwerp. De NGV is het kenniscentrum voor Genealogie, Heemkunde, Genetica en Heraldiek.
Voor deze NGV-themalezing heeft de NGV publiciste Marie-Anne de Harder uitgenodigd. De lezing vindt vanmiddag plaats in Tresoar te Leeuwarden.
Marie-Anne de Harder (1950) studeerde eerst aan de lerarenopleiding VL-VU in Amsterdam. Daarna is ze lange tijd docente geschiedenis geweest in Utrecht. Pas op latere leeftijd heeft ze haar studie geschiedenis afgerond aan de Rijksuniversiteit van Groningen met een proefschrift over de Friese rode dominee Albertus van der Heide. Vooral de Friese kerkgeschiedenis heeft haar belangstelling.

Marie-Anne de Harder verhaalt over werkende kerkmensen
Marie-Anne de Harder vroeg zich af waarom kerkgeschiedenis bijna nooit gaat over de mensen die hun werk in de kerk doen. Om wel te gaan schrijven over deze mensen die de hoognodige klussen in kerken doen, ging ze dit onderzoeken, schreef ze er boeken over, en verzorgt ze deze lezing. Het gaat hierbij vooral over kerkpersoneel dat van groot belang is geweest. En over al díe mensen gaat ze ons vanmiddag vertellen.
In haar lezing passeren de werkers in de kerk de revue, en elke keer vertelt ze daarbij met de nodige humor allerlei verhalen omtrent het al dan niet functioneren van deze werkende kerkmensen.

Koster en stovenzetters
  • De koster heeft in en rond de kerk veel te doen, zoals bijvoorbeeld het luiden van de klokken. 
  • Toen in vroeger tijden er nog geen taakomschrijving was voor de koster, was de koster verantwoordelijk voor het verrichten van alle aan hem opgedragen taken. Zo moest de koster bijvoorbeeld ook de stookoven opstoken. 
  • De stovenzetster haalde daarna de hete kolen uit de stookoven en bracht ze in de kerk. Stovenzetsters waren vaak oude vrouwen van goed zedelijk gedrag, die hiermee iets bij konden verdienen. Ze hielden na de kerkdienst hun handje op om te ontvangen wat de verwarmde kerkganger haar dan schonk voor haar werk.
  • Het reserveren en huren van vaste zitplaatsen in de kerk was af en toe aanleiding tot gedoe in de kerkzaal. Belijdende leden kregen bijvoorbeeld de beste plaatsen; dat zou een stimulans zijn om belijdenis te doen.
Voorlezers en voorzangers
Men dacht altijd dat de kerkdienst niet door kon gaan zonder de dominee. Maar ja, er waren en (er zijn nog) veel andere werkers in de kerk, die ook van doorslaggevend belang zijn. 
  • Zo begon vroeger de kerkdienst met de voorlezer, die uit de Bijbel voorlas voordat de dominee in beeld kwam.
  • De voorzanger zong voor in de kerkdienst, omdat het orgel – dat toen nog werd gezien als een instrument van de duivel – aanvankelijk niet werd gebruikt. De Reformatie had namelijk bepaald dat het in de kerk alleen maar gaat om het Woord, en niet om iets anders, zoals een orgel. Later kwam het orgel wel in beeld, maar (goede) organisten waren er doorgaans (nog) niet.
  • De organist werd bijgestaan door orgeltrappers (pûstertreders op z'n Fries) die lucht in het orgel trapten. Maar door de invoering van elektriciteit in de kerk (ook voor het orgel) raakten zij hun orgeltrappersbaantje kwijt 
  • Groot probleem was het slapen in de kerk. Dan was er een zogenoemde stokman die slapende kerkgangers met een lange stok wekte. 
De predikant en zijn werk
  • Er waren vroeger twee mogelijkheden om een nieuwe predikant aan te trekken. Of een kandidaat-dominee kon gaan 'preken op beroep', òf er gingen hoorders naar een kerkdienst van een predikant die in beeld was voor een beroep.  
  • Na de eerste kennismaking met een mogelijk nieuwe predikant ontstond tijdens het koffiedrinken na de kerkdienst bij de dominee thuis een vraaggesprek. Allerlei vragen werden dan aan de predikant gesteld. Na het beroep van de kerkelijke gemeente moest de dominee beslissen om al dan niet te komen. 
  • Kinderen van zo'n predikantsgezin zagen dit natuurlijk allemaal aan, en zagen dan bijvoorbeeld dat vader veel aan het bidden was, maar dat moeder ondertussen de (verhuis)dozen al aan het inpakken was in de aanloop naar de acceptatie van een uitgebracht beroep.
  • In de 19e eeuw droeg de dominee nog geen toga, maar een ambtsgewaad met driekantige steek op zijn hoofd.
Verhaaltjes over predikanten, in het kort
  • Een ouderling van dienst wenste de voorgaande dominee voorafgaand aan de kerkdienst een "Gezegende stoelgang" bij het betreden van de preekstoel.
  • Het verhaal gaat over twee predikanten in één dorp, die niet goed met elkaar konden opschieten. De één kreeg en accepteerde een beroep elders, en koos toen als Bijbeltekst voor zijn preek: "Blijf gij hier met de ezel”.
  • Toen een bruidspaar moest trouwen wegens haar zwangerschap, koos een predikant voor de Bijbeltekst: "Gedenk niet meer aan het kwaad dat wij bedreven. Ons euveldaad wordt ons uit gunst vergeven." 
  • Een andere predikant koos als bijbeltekst voor een huwelijksdienst voor: "Geniet het leven met de vrouw die gij lief hebt".
  • De beroemde dominee Zelle koos altijd preekteksten waarvan hij dacht dat die de jeugd zouden aanspreken, en dat waren lang niet altijd bijbelteksten, maar teksten zoals: 'Piet Pelle op zijn Gazelle' of 'Jan Publiek heeft altijd gelijk'.
  • Verder horen we over een bijbelvoorlezing met de verspreking als bijbeltekst van "Waar kan men beter toeven dan in 'een herenhuis', in plaats van in 'des Heren huis'".
  • Sommige predikanten - vooral ook beginnende - hadden de gewoonte om hun vermeende korte preken te rekken met foefjes als bij het woord 'woestijn'. Dat werd dan: 'De woestijn met alleen maar zand voor je, zand achter je, zand aan je linkerzijde, zand aan je rechterzijde; aan alle kanten zand'. Een andere manier die door predikanten wel werd toegepast, was bijvoorbeeld door te zeggen: "Ik geloof niet dat jullie het begrijpen, dus ik vertel het nog een keer".
  • Preken was voor een predikant een groot avontuur, want ze doen het bijna nooit goed. Of de preek is te saai, te droog, òf de dominee was in de ogen van de kerkganger geen goed spreker. Was je teveel de theoloog, dan greep je te hoog. Preekte je te populair, dan vertelde je maar praatjes, en was er geen sprake van preken.
  • Pepermunt was - vooral voor de kinderen - hèt medicijn ter verdraging van de lange preek. Stef Bos noemde in zijn song dat kerkpepermunt derhalve: "protestantse cocaïne voor de gereformeerde junk, de witte pillen die alle pijn verzachtten".
  • Al te overdreven gesticuleren van predikanten tijdens hun preek werd beschouwd als dwaas gedrag.
  • Dominee Zelle, die eens een hele grote steen meenam op de preekstoel, en vertelde dat die steen tijdens zijn preek wonderen zou gaan verrichten, vroeg na de preek of men het wonder van de steen had gezien. Maar niemand had het wonder gezien, waarop Zelle zei dat tijdens zijn preek niemand - nieuwsgiering naar het aangekondigde wonder - in slaap was gevallen, en daarop zei: "Is dát geen wonder?"
  • De zandloper op de preekstoel van het Friese Hegebeintum was afgesteld op anderhalf uur, om de kerkdienst niet te lang te laten worden. Maar ja, dan draaide de dominee die zandloper om, en sprak uit: "We nemen nog een glaasje". 
  • Voorafgaand aan deelname aan het avondmaal moest je vroeger eerst belijdenis van het geloof afleggen. Maar ja, wat trek je aan nette kleren daartoe aan als je geen geld had voor nette kleding. Dan kozen die arme kerkgangers ervoor om maar geen belijdenis doen. 
  • En tegenwoordig over de collectezak: bijna niemand heeft nog contanten op zak. Resultaat is veelal dat dat de lage opbrengst van collectes bedroevend maakt.
Meer dan alleen maar preken
  • Belangrijk in de kerk was ook het handhaven van de tucht. Om bijvoorbeeld te onderzoeken of iemand mee mocht aan het avondmaal werd een rondgang gemaakt van zo'n vijf minuten per huisgezin om te controleren of er belemmeringen waren om aan het komende heilig avondmaal deel te nemen.
  • Het huisbezoek werd later daarentegen meer ingezet om het contact met de gemeenteleden te onderhouden. Maar ja, dan kreeg je er weer mee te maken dat al teveel of al te weinig bezoek niet werd gewaardeerd.
  • De catechisatie was óók een taak van de predikant om de christenjeugd met hun olijke zielen toch te voeden met de zuivere leer. Meestal werd zoiets dan gedaan in de vorm van het zogenoemde vraagleren, waarbij met name de Heidelbergse Catechismus moest worden geleerd en nadien werd overhoord. 
Domineesvrouw
  • De domineesvrouw was een zeer belangwekkende figuur, want zij verzorgde dominees kleding, en zij zorgde ervoor dat de dominee de kerkdienst kort hield. Haar geldt vooral de roem, maar het was een niet te benijden taak. 
  • Indertijd verscheen het boek ‘De Predikantsvrouw’, waarin werd beschreven hoe het allemaal hoort voor een domineesvrouw. Bijvoorbeeld hoe ze haar werk in de gemeente moet organiseren bij allerlei gelegenheden. Ze moest onder andere de hele gemeente bezoeken, maar dan ook weer niet te veel bij deze en gene, èn ze mocht zich daarbij niet laten leiden door standsverschil. En vriendschap kon al snel leiden tot jaloezie en kwaadspreken. Dus ja, doe het maar eens goed dan.
  • Ook bij overlijden moest domineesvrouw meelopen in de rouwstoet: eerst haar man - de dominee en dan de mannen, gevolgd door de vrouwen met dan domineesvrouw voorop. Het inkomen van de jonge predikant was er vroeger niet naar voor de domineesvrouw om bij alle gelegenheden goed passende kleding te kopen. In grotere gemeenschappen leenden predikantsvrouwen elkaar dan wel eens kleding om er in haar geheel toch goed uit te zien.
  • Van de predikantsvrouw werd ook verwacht de voorzitster van de meisjesvereniging te zijn. Dat betekende twee avonden buitenshuis bezig te zijn in het eind van de 19e eeuw, want je had een Martha-meisjesvereniging (bedrijvige meisjes, gericht op diaconale taken), en een Maria-meisjesvereniging (stilzittende meisjes, gericht op luisteren en vorming).
  • Leidinggeven voor de domineesvrouw betekende: precies op tijd beginnen, het te laat komen van de meisjes beboeten, eerst een kwartier intro, dan een uur inhoudelijk programma, vervolgens 5 minuten pauze, en dan restte na die pauze nog 40 minuten voor breien, haken, een opstel voor laten lezen, en een gedicht of proza voor laten lezen.
Pastorie: niet de meest idyllische plek op aarde
  • Marie-Anne de Harder vertelt het verhaal van de 'blikken' dominee, die verliefd werd op één van zijn catechisanten, die hij bij zich in huis nam als bediende. Ze kregen - ondanks zijn huwelijk - een relatie, die twee jaar duurde. Hij schoot haar dood toen zij de relatie verbrak.
  • De domineesvrouw werd geadviseerd om thuis een heel klein eigen hoekje in de studeerkamer te reserveren voor zichzelf. Daar moet ze dan altijd een boek of een handwerkje laten liggen, opdat ze zonder haar man - de dominee -  te storen daar haar nuttig werk kon doen. Ze diende bij haar man in de studeerkamer stil binnen te treden, en ervoor te zorgen dat haar man op zijn bureau - ongestoord - een kopje thee van haar kreeg.
  • Voor de domineeskinderen was het ook niet altijd leuk om in een pastorie te wonen. Vader was namelijk weinig thuis, en de kinderen moesten thuis vaak stil zijn in huis, vooral aan het einde van de week, als vader aan de preek werkte. De studeerkamer werd gezien als het keukentje van God, waar het hemelse gerecht voor komende zondag werd klaargemaakt.
  • Domineeskinderen moesten elke zondag naar de kerkdienst, waar alle ogen van de daar ook aanwezige gemeenteleden het domineesgezin en hun gedrag nauwlettend beoordeelden.
  • Doordeweeks was de dominee druk met zijn pastorale taken, maar dat ging ook wel eens al te enthousiast, waarover bijvoorbeeld Boudewijn de Groot humoristisch zingt met zijn lied 'De dominee van Amersfoort'. 
Echtparen in de pastorie
  • Het aantal echtscheidingen van predikantsechtparen nam in de loop der jaren fors toe. Maar ja, kon dat eigenlijk wel, en hoe moest dat dan? Dat was het probleem, want de domineesvrouw moest dan de pastorie uit; zij raakte haar status kwijt, en zij had geen inkomen.
  • Er kwam derhalve een zelfhulpgroep voor gescheiden domineesvrouwen, genaamd 'Vasthi' (naar de bijbelse vrouw die haar man niet wilde gehoorzamen). 
  • De traditionele rol van de klassieke domineesvrouw was sinds de zestiger jaren vrijwel uitgespeeld.
  • Er kwamen daarnaast vrouwelijke dominees. En er waren vrouwelijke dominees die hun vrouw meenamen, en mannelijke dominees die hun man meenamen in de pastorie. Zo veranderde er veel in de pastorie.
Herrie in de kerk
  • De anarchist-socialist dominee Domela Nieuwenhuis – ús ferlosser – kwam naar Sint-Annaparochie, en preekte daar over de zogenoemde '5 K’s': Kerk, Kazerne, Koning, Kapitaal, Kroeg. Hij preekte over de verlossing.
  • Dominee Boers was indertijd de initiatiefnemer van café 'De Blauwe Tent' in Reduzum. Hij werd dan ook wel de blauwe dominee genoemd, maar hij was ook felrood als socialist, en hij werd lid van de communistische partij. Dat gaf kerkelijk een probleem in Reduzum. Dominee Boers vond dat de sociale zaken in het socialisme en in het çommunisme beter op zijn plaats waren dan in de kerk. Toen hij afscheid moest nemen in Reduzum klonk tijdens zijn afscheidsdienst het socialistische lied 'De Internationale'.
  • De Friese dominee Wumkes begon zijn kerkdienst in Tzum eens in het Fries. Maar kon dat wel? De reactie van een kerklid dat daarop de kerkdienst verliet: "Hawwe wy no ek al kommeedzje yn de tsjerke?"
  • Voorheen werd geen Fries gebezigd in de kerkdienst, want - zo werd geredeneerd - "ús leave Hear is in Hollanner." En er waren geen Friestalige begrafenisdiensten, want: dan zou het allicht wat te persoonlijk worden.
  • Herrie in de kerk, in de jaren 20 in Jorwert. Dominee Cornelis Hille Ris Lambers (1907-1927) was vrijzinnige predikant, en hing het spiritisme aan. Deze dominee hield séances in de kerk.
  • Maar er was ook herrie - of eigenlijk een oorverdovende stilte - in de Gertrudiskerk van Workum, toen een bekende NSB-er in de kerk breeduit plaatsnam. Als reactie daarop kwam de dominee op de preekstoel, en er gebeurde niets. Het bleef doodstil in de kerk. Toen - in die stilte - zei de dominee dat iedereen wel weer naar huis kon gaan, omdat er een man met verkeerde bedoelingen in de kerk zat. De kerkgangers verlieten toen in dezelfde stilte - die indrukwekkend was - de kerk.
  • Kerkgeschiedenis is dus meer dan kerkscheuringen. Immers ‘kerk’ gaat ook over de mensen in de kerk.
Veel moois in de kerken
  • Er is volgens De Harder veel moois te vertellen over de kerken. De Harder: "Bezoek de kerk, bijvoorbeeld in de zomer via Tsjerkepaad." 
  • De preekstoel valt in de tegenwoordige kerken altijd op. Preekstoelen worden vergeleken met een hoge berg, die je op moet klimmen. Predikanten met hoogtevrees durfden soms niet de al te hoge preekstoelen op te gaan.
  • Op het bankje in de preekstoel van de kerk van Bitgum lag een kussentje, met daarop geborduurd de tekst: 'Och, dat ik ene had die mij hoorde'.
  • In sommige kerken hebben de vrouwenbanken - in tegenstelling tot de mannenbanken - geen rugleuning. Er werd gezegd dat dat was omdat vrouwen veel rokken droegen, die ze dan wel kwijt konden over de zitting heen. Maar dat is een fabeltje. Vrouwen hadden - in tegenstelling tot mannen - ook geen plankje aan de bank om hun Bijbeltje op te leggen; die moesten ze vasthouden tijdens de dienst.
  • Soms hadden kerken ook armenbanken, en ook die hebben helemaal geen rugleuning. 
  • De wereldlijke gezaghebbenden hadden herenbanken in de kerk, en zij moesten veelal hoger zitten dan het geestelijk gezag, dus zelfs hoger dan de dominee op de preekstoel.
  • Kerken lopen leeg. Maar wat moeten we dan met al die prachtige gebouwen doen. We luisteren naar een pleidooi voor de Stichting Alde Fryske Tsjerken, die oude Friese kerken behoedt voor verval en afbraak. Zij zorgen voor het levend houden van de stenen, door kerken een nieuwe bestemming te geven. Laten we zorgen voor een serieuze herbestemming van onze kerken. Piter Wilkens zingt daarover zijn song: 'Libbene stiennen'. 
  • Laten we ons ervan bewust zijn en laten we ervan doordrongen zijn dat Friese kerken beeldbepalend zijn voor het landschap en voor onze provincie. 
"Op in hegere wâl by in kwelder ...
Hjir lizze libbene stiennen ...
It sit hjir fol mei ferhaal ...
Sjochsto de skjintme fan ús tsjerke ...
Alles fan leafde is kwetsber ...
dus hâld dit gebou yn 'e kuer,
monument fan leauwen en skiednis,
hert fan uze kultuer."


(Libbene stiennen - Piter Wilkens)



Geen opmerkingen: