Zondag 1 mei 2016
Via de Ponte Velha over de Rio Nabão in Tomar |
Caminho Portugués de Santiago van Tomar naar
Alvaiázere
Zondag 1 mei 2016 – 30,9 km.
Dag 8: 151,3 – 182,2 km
Dag 8: 151,3 – 182,2 km
Een vroeg ontbijt in Tomar
Omdat we ook voor vandaag met 30,9 kilometers weer een lange etappe voor de boeg hebben van Tomar
naar Alvaiázere, willen we graag om 7.00 uur ontbijten. Regulier begint het
ontbijt in ons hostel Cavaleiros de Cristo op zondag pas om 8.00 uur, maar het is
geen enkel probleem om een uur eerder te ontbijten.
De wekker wekt ons om 6.15
uur en om 7.00 uur melden we ons bij de nachtportier voor het ontbijt. Hij
begeleidt ons vanuit de receptie naar de ontbijtkamer op de derde verdieping,
waar hij vanmorgen een buitengewoon goed ontbijt voor ons heeft klaargezet. We
genieten derhalve van een stevig en gevarieerd ontbijt, en dan staan we om 7.30
uur al buiten, klaar voor vertrek voor onze volgende etappe. Vanaf ons hostel
zijn we direct al bij de Ponte Velha, de brug waarmee we de Rio Nabão
oversteken.
Zoek de uitgang van de stad
Aan de overzijde staat een
gebouw met een bijzondere gevel. We lopen er bij langs op de in onze wandelgids
aangegeven route, maar de welbekende gele caminopijlen zien we nog niet.
De gids beschrijft wel enkele
route-opties, maar voor wie de gele richtingwijzers wil volgen, is het
onmogelijk om de route te vinden. Er zijn namelijk geen caminopijlen te zien.
We ontmoeten eerst de Slowaakse
pelgrim, later de Ierse en de Zweeds-Amerikaanse, en bij de militaire basis ook
nog een Zwitserse pelgrim. En allemaal kunnen we er geen touw aan vastknopen op
welke wijze en waar we eigenlijk de stad moeten verlaten. De kaartjes in de
routegids spreken elkaar ook tegen.
Ik vraag onderweg een
bediende in een café, een medewerker van een benzinepomp en de soldaat die bij
de ingang van de kazerne de wacht houdt. Alle drie willen ze graag helpen, maar
taal en onwetendheid voor wat betreft de route staat ook hen in de weg. Toch
lukt het ons om stukje bij beetje weer dichter bij de rivier te komen, die we
de stad uit moeten volgen. Als we vlakbij het riviertje komen, ontmoeten we
daar ook weer de twee Belgische pelgrims. We zijn dan allen weer ‘en route’.
Ponte Peniche
Het heeft ons allen de nodige
moeite gekost om op het goede pad te komen, maar dan heb je ook wat, want nu we
de gele caminopijlen weer kunnen volgen, wandelen we over een prachtig
hellingpad langs het riviertje.
We passeren onder andere een
oude stuw in de rivier.
Een heel mooi punt van dit
stuk van deze route is Ponte Peniche, waar we ook over heen moeten. Dit is zo’n
prachtig middeleeuwse stenen boogbrug, die je ook in Spanje op de camino’s af
en toe passeert.
Op zoek naar Soianda
En dan gaat het toch weer
mis. Uit tegenovergestelde richting komt de Zwitserse pelgrim aanlopen. Hij
heeft al lang geen caminopijlen meer gezien en is er stellig van overtuigd dat
we letterlijk weer het verkeerde pad op zijn gegaan. Ook de Belgische pelgrims
zijn erbij, en na enig overleg besluiten we dit eenmaal gevolgde pad toch
geheel uit te lopen. Ook al zou het verkeerd zijn, dan nog komen we straks bij
een doorgaande asfaltweg. Als we die volgen, zouden we verderop toch wel weer
op het goede pad kunnen komen. We lopen door totdat we bij een brug over het
riviertje arriveren, met aan de overzijde een dorpje. Nu buigen we af naar
rechts om over de asfaltweg weer op het verderop kruisende pelgrimspad te
komen. We weten nu in elk geval dat we verkeerd lopen, omdat ook hier weer geen
of geen duidelijke bewegwijzering is. Als iedereen tot hier verkeerd loopt,
moet er toch iets niet goed zijn aan de bewegwijzering, of hebben al deze
ervaren pelgrims het dan allemaal niet goed gedaan?
Op de asfaltweg vlak voorbij
een afslag komt ons een jongedame tegemoet. Gelukkig spreekt ze Engels, en op mijn
vraag naar de juiste weg vertelt ze dat we het beste even met haar mee kunnen
lopen, want dan brengt ze ons op weg naar Casais, en van daaruit kunnen we dan
wel naar Soianda doorgaan, en dan zitten we weer op de goede route. We volgen
haar, en gaan verder op de door haar aangegeven weg, als zij bij het huis van
haar zuster stopt. Verderop ontmoeten we een oudere vrouw die de hond uitlaat,
en ergens uit een zijpad komt. Als ik haar de weg vraag, vertelt ze dat ze uit
Soianda komt en daar nu weer heen gaat, dus we kunnen met haar meelopen via
Casais naar Soianda. Dat doen we dan ook in optocht, met twee pelgrims uit
Nederland, twee uit België, één uit Zwitserland en één uit Slowakije. Half
Europa achter een Portugese vrouw met hond aan. En het komt wel weer goed, want
voorbij Casais zijn we heel snel in Soianda.
Bermplanten als caminopijl
De Zwitser en de Slowaak
pauzeren in het café van Soianda, en Durkje en ik lopen met de twee Belgen
verder naar Calvinos, want daar – ruim twee kilometer verder – willen wij onze
eerste koffiestop nemen in het dorpscafé. Daar aangekomen drinken we gevieren
gezellig koffie in een heel klein dorpscafé.
De Belgen willen nog iets
langer blijven, en Durkje en ik gaan verder. We lopen dan onder andere door
Alviobeira.
Verderop is het met de
bewegwijzering op een T-spitsing weer mis. Weer geen caminopijl, dus weer
zoeken in beide richtingen. Durkje vindt links de eerste gele pijl, en dan leg
ik op het wegdek een sliert hoge bermplanten neer, om de vandaag nog volgende
pelgrims alvast de goede weg te wijzen.
We komen door een klein
buurtschap met een smalle doorgang, en verderop weer langs een doorgaande
verkeersweg.
Stevig klimmen
Dan is het tijd om te
klimmen. Ons routeboekje had ons al aangegeven dat we af en toe behoorlijk
moeten klimmen, van 75 meter naar ten hoogste 310 meter. Onderweg kun je –
ondanks de warmte van vandaag – dan onderweg boven op de hellingpaden wel
genieten van de prachtige uitzichten.
We komen door diverse
buurtschappen met hele moderne, maar ook hele oude en vervallen en verlaten
huizen.
Onderweg passeren we ook de
Hongaarse pelgrim, die we enkele dagen geleden ontmoetten in Verdelha de Baixo.
We komen door het dorpje
Daporta.
Van de alto lopen naar de pomp
Om van Villa Verde naar Tojal
te lopen, moeten we off road verder met een behoorlijke klim door een bosgebied
van een 305 meter hoge ‘alto’ (heuveltop). Het is een prachtig bospad door een
gevarieerd bos. We komen uit aan de achterkant van een wit kerkje bij een klein
dorp. We pauzeren hier heel kort om een onderweg geplukte sinaasappel te eten.
Daarna lopen we door naar het dorpje Tojal, dat volgens onze routegids een café en een benzinepomp heeft. Dat café blijkt gesloten te zijn, maar bij de shop van de benzinepomp kunnen we wel onze voorraad drinken voor onderweg bijvullen. Dat is wel nodig, want het is weer warm vandaag, en we drinken veel onderweg. De Hongaarse pelgrim komt ook langs om hier bij ons te pauzeren. Later horen we dat de Belgen de benzinepomp helaas niet hebben gezien. Zij zijn iets verderop doorgelopen op de route.
Daarna lopen we door naar het dorpje Tojal, dat volgens onze routegids een café en een benzinepomp heeft. Dat café blijkt gesloten te zijn, maar bij de shop van de benzinepomp kunnen we wel onze voorraad drinken voor onderweg bijvullen. Dat is wel nodig, want het is weer warm vandaag, en we drinken veel onderweg. De Hongaarse pelgrim komt ook langs om hier bij ons te pauzeren. Later horen we dat de Belgen de benzinepomp helaas niet hebben gezien. Zij zijn iets verderop doorgelopen op de route.
Casa Torre in Cortica
Na Tojal hebben we nog zo’n
tien kilometer te gaan. Eerst volgt een lang saai traject door en leeg terrein
langs een niet al te drukke rechte, brede asfaltweg richting Cortica.
Onderweg is niet veel te
zien, totdat we arriveren op de kruising waar de Casa Torre staat.
Bij dit bijzondere bouwwerk
ontmoeten we de twee Belgische pelgrims, die hier bij de Casa Torre nog een
keer kort pauzeren.
De Hongaar en wij gaan met
zijn drieën verder richting onze bestemming van vandaag.
Slapen en dineren in O Brás
Over asfalt, slechte
bestrating en onverharde wegen lopen we langs diverse buurtschappen, daarbij
bijna altijd toe- en nageblaft door waakhonden aan kettingen.
Langs boerderijtjes met waakhonden aan kettingen |
Onderweg raken we de Hongaar
kwijt vanwege zijn knieprobleem, maar de Belgen die ons volgen, halen ons later
weer in. Bij de ingang van onze bestemmingsplaats Alvaiázere nemen we afscheid
van de Belgen. Zij kiezen ervoor om te overnachten in de plaatselijke
brandweerkazerne aan onze linkerhand.
Durkje en ik gaan op zoek
naar pension O Brás, en onderweg ontmoeten we dan de Hongaar weer. Met zijn
drieën bellen we bij O Brás aan, en in dat pension krijgen we alle drie plek in
twee prachtige kamers. Durkje en ik krijgen een ruime driepersoons kamer met
balkon aan de voorzijde, met een schitterend uitzicht op Alvaiázere en de heuvels verderop.
Het is hier prachtig en warm
weer, dus dat balkon, dat zit wel goed. Durkje haalt nog even de boodschappen voor
morgen, en het is maar goed dat ze dat nu alvast doet, want morgen blijkt de
winkel in dit dorp dicht te zijn. Om 19.00 uur worden we beneden in het
restaurant van het pension verwacht voor de warme maaltijd, dus ook dat zit wel
goed.
Vanavond eten we - te midden
van enkele Portugese restaurantgasten - tegelijk met de Hongaarse pelgrim, een
Noorse pelgrim en een Zwitsers pelgrimsstel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten