In subgroepen aan het werk tijdens de netwerkbijeenkomst in Utrecht |
Op weg naar de derde generatie
Hogescholen willen graag naar een efficiënter accreditatiestelsel toe dat het niveau en de kwaliteit van het onderwijs borgt en bovendien een grotere bijdrage levert aan verbetering van de kwaliteit van het onderwijs. Een accreditatiestelsel gebaseerd op vertrouwen heeft daarbij de voorkeur, evenals het maken van onderscheid tussen beoordeling en verbetering.
Instellingsaccreditatie is een manier om het vertrouwen in de professional en in de instelling uit te spreken. Dit is één van de uitgangspunten van de beoogde (pilot) instellingsaccreditatie. Het eigenaarschap van de professional (docent) en de verantwoordelijkheid van de instellingen voor de eigen kwaliteitszorg komen in de beoogde pilot instellingsaccreditatie onder meer tot uitdrukking in de grotere rol die de opleiding - en daarmee de professional - krijgt bij de inrichting van haar opleidingsvisitatie. In de voorstellen voor deze pilot blijft de visitatie door externe ‘peers’ voor elke opleiding bestaan voor de NVAO-beoordelingsstandaarden 1 en 4.
De scepsis voorbij
Er is scepsis over de weg die de Minister met het nieuwe Accreditatiestelsel 3.0 inslaat. Veel instellingen vinden de condities waaronder deze pilots plaatsvinden niet aantrekkelijk genoeg, niet voldoende vertrouwen gevend/gunnend, en soms (principieel) niet acceptabel. Vanmiddag worden we op de hoogte gesteld van de actuele ontwikkelingen in het voorgestelde Accreditatiestelsel 3.0 en in de bijbehorende pilots van 2017. Hierbij wordt vanmiddag ook gebruik gemaakt van de verwerking van de input uit de interactieve workshops die de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) onlangs in Utrecht, Den Bosch en in Zwolle heeft gehouden, en wordt ook de inbreng van de hier en nu aanwezige studenten meegenomen.
Vanmiddag komen er twee sprekers - te weten Paul Zevenbergen (bestuurder van de NVAO) en Wil de Vries-Kempes (hoofd Kwaliteit & Accreditatie van de Hogeschool van Amsterdam) - aan het woord. Zij geven hun visie op de voortgang en de voorbereiding van het Accreditatiestelsel 3.0 en op de pilot instellingsaccreditatie in het bijzonder. In een snel tempo komen langs: verbeterpunten, aandachtspunten, keerpunten, zorgpunten en prachtpunten van de pilot instellingsaccreditatie. Daarna gaan wij met elkaar eerst in subgroepen, en daarna plenair in debat.
Deze netwerkbijeenkomst wordt voor zo’n 50 deelnemers georganiseerd door ons Platform HBO van het Nederlands Netwerk Kwaliteitsmanagement (NNK).
Welkom
Netwerkvoorzitter van het NNK-platform HBO Paul Nieuwenhuis heet alle aanwezigen van harte welkom in één van de zalen van het cursus- en vergadercentrum Domstad te Utrecht.
Daarna volgt de introductie op deze bijeenkomst door de gespreksleider Anneke Vierhout, beleidsadviseur van de Hogeschool van Amsterdam en lid van ons Platform HBO. Deze inhoudelijke inleiding en ook de functie van dagvoorzitter verzorgt Anneke samen met de studente Karlina van haar hogeschool. Eerst wordt in de zaal geïnventariseerd hoeveel procent van de aanwezige hogescholen al dan niet wenst deel te nemen aan de pilot instellingsaccreditatie. Aan het eind van de middag wordt dat wederom gemeten. Maar daarover straks meer.
Actuele ontwikkelingen Accreditatiestelsel 3.0
Paul Zevenbergen van de NVAO gaat in op de vraag hoe de pilot instellingsaccreditatie goed kan worden voorbereid, en hoe de voortgang hiervan effectief te monitoren is. Wat is er bijvoorbeeld tot nu opgehaald om de kwaliteit van de opleidingen te versterken, en welke structurele keerpunten zien wij in het huidige accreditatieregime.
Zevenbergen begint bij de uitgangspunten, die onder andere te maken hebben met items als: verantwoordelijkheid, vertrouwen, verantwoording, doeltreffendheid, toekomstbestendig, de docent als eigenaar, de student centraal, en het verbeterperspectief.
Daarna wordt het doel van de instellingsaccreditatie genoemd, die onder andere is gericht op het borgen van de kwaliteit van het hoger onderwijs. Het accreditatiestelsel is uiteindelijk van ons allemaal, met altijd weer aandacht voor de kwaliteitscultuur van elke instelling.
Drie universiteiten en drie hogescholen mogen - onder gegeven criteria - deelnemen aan de pilot instellingsaccreditatie. De belangstelling lijkt echter nog niet overweldigend te zijn vanuit de instellingen. Is er wellicht nog een verruiming van de ‘krijtlijnen’ nodig om de pilot aantrekkelijker te maken? De pilot kijkt naar de huidige NVAO-standaarden 1 en 4. De beoordeling van de andere NVAO-standaarden 2 en 3 kunnen in een eigen peer review onder de hier ook aangegeven criteria door de instelling zelf worden georganiseerd.
De Minister komt binnenkort met een vervolgbrief naar de instellingen over het voorliggende wetsvoorstel en over deze pilot.
Er zijn nog enkele open vragen die resteren, zoals: wat kun je nu eigenlijk leren van zo’n pilot?
In de onlangs in Zwolle, Den Bosch en in Utrecht door de NVAO georganiseerde workshops werden de eerste uitwerkingsvoorstellen van de nieuwe plannen aangaande de derde generatie van het accreditatiestelsel met een overwegend positief kritische opstelling ontvangen, aldus Paul Zevenbergen.
Instellingsbeoordeling in het nieuwe systeem
Aan de opzet van de instellingsbeoordeling zou je enkele kernwoorden kunnen verbinden, zoals Systeemgeborgen (of gaan we het ‘systeemgeborgde’ noemen?) kwaliteit, Maatwerk, Eigenaarschap, Governance, en natuurlijk ook altijd weer die ‘Kwaliteitscultuur’.
De samenhangende NVAO-standaarden voor de Instellingstoets nieuwe stijl zouden kunnen zijn: Visie & beleid, Uitvoering, Evaluatie & monitoring, Ontwikkelingsgerichtheid.
Bij de beoordelingsschaal wordt gedacht aan: Voldoet, Voldoet ten dele, Voldoet niet. Bovendien kunnen de zogenoemde ‘Good practices’ – die een voorbeeldfunctie kunnen vervullen - een duidelijke plek in de Instellingsaccreditatie krijgen. De beslissing op het oordeel na het onderzoek luidt dan: Positief, Positief onder voorwaarden, of Negatief.
Voor het vorm en inhoud geven van de gebruikelijke Kritische Reflectie komt voor de instelling meer ruimte om dat zelfevaluatieinstrument meer op eigen wijze op te stellen. Je zou daarbij onder andere kunnen denken aan een soort SWOT-analyse (met daarin de vermelding van sterkte, zwakte, kansen en bedreigingen).
Bij de uitloop van de nu geldende Instellingstoets Kwaliteitszorg zal de aanstaande, nieuwe procedure van de instellingstoets/-accreditatie moeten aansluiten op de nog komende wetswijziging(en).
De NVAO wil in april/mei 2016 aan de instellingen voor hoger onderwijs een informatiebrief zenden over de komende ronde van de instellingstoets.
Opleidingsbeoordeling in het nieuwe systeem
Voortaan wil de NVAO werken met één kader voor de Uitgebreide Opleidingsbeoordeling (UOB) èn één kader voor de Beperkte Opleidingsbeoordeling (BOB). Die zouden dan moeten gelden voor alle nieuwe en bestaande opleidingen, met daarbij/daarin dan nog wel een aantal differentiaties, gebaseerd op de variëteit die het hoger onderwijs kent.
“Rust is ook lastenverlichting”, zo wordt in het hoger onderwijs wel gezegd, dus dat is onder andere een goed argument om het aantal en de inhoud van de standaarden van het huidige beoordelingskader niet of (marginaal) te veranderen.
Het is ook nog een goede optie om het aantal standaarden van de uitgebreide opleidingsbeoordeling te verlagen, bijvoorbeeld door enkele van de huidige standaarden samen te voegen.
Duidelijk is ook dat we voortaan graag meer vanuit het opleidingsperspectief gaan werken, met meer regie vanuit de opleiding, met meer keuzemogelijkheden en met meer vrijheid. Om dit allemaal te realiseren kan het helpen – zo men dat wenselijk acht - dat het landelijk opleidingenoverleg ruim voorafgaand aan de visitatie met de NVAO in overleg gaat om in het clusteroverleg af te stemmen hoe al dan niet kan en zal worden gewerkt bij de aanstaande opleidingsbeoordeling binnen het eigen visitatiecluster.
Bij de knip die in het nieuwe stelsel wordt gezet tussen Beoordelen en Verbeteren, acht de NVAO het essentieel dat de NVAO door het visitatiepanel over het verantwoordingsdeel goed wordt geïnformeerd. Als die visitatierapportage voldoet bij het vaststellen van een opleidingsbeoordeling, hoeft de NVAO van het visitatiepanel en van de opleiding niet te weten wat de inhoud van de verbeter- en doorontwikkelingsgesprekken op de visitatiedag is geweest.
Er komt nu op korte termijn overleg met de koepelorganisaties, er komt een brief van de minister en ook een brief van de NVAO (over de huidige en de volgende instellingstoets). Per juli 2016 kan het hele pakket dan naar de minister, en in het najaar kan een en ander dan worden voorgehangen bij de 2e en 1e Kamer. Als alles volgens plan verloopt, zou de pilot in 2017 kunnen starten.
Pleidooi voor de pilot instellingsaccreditatie
Wil de Vries-Kempes maakt namens de Hogeschool van Amsterdam (HvA) van de pilot instellingsaccreditatie een zogenoemd ‘prachtpunt’, en dan houdt zij een beredeneerd pleidooi voor deelname aan de pilot instellingsaccreditatie. Deze biedt volgens haar kansen op versterking van eigenaarschap op opleidingsniveau.
Vraag is of studenten, docenten en beleidsmakers het accreditatiestelsel 3.0 als een versterking van de opleidingskwaliteit ervaren.
De Vries-Kempes wil vanuit haar pleidooi voor de Instellingstoets Kwaliteitszorg (ITK) vanmiddag de aanwezige ‘tegenspelers’ van de ITK-plannen uitnodigen om ‘vriend’ te worden bij het bewerkstelligen van maatwerk in het nieuwe accreditatiestelsel.
Eigenlijk is ze op zoek naar het zogenoemde ‘tipping point’, het punt waarop bijvoorbeeld duwkracht verandert in trekkracht. De spelers van dit tipping point zijn onder andere de politiek en het ministerie, met alle hun eigen visie en standpunt.
We moeten ons afvragen of onze belangen gelijkgericht of tegengesteld zijn, en is er eigenlijk wel sprake van vertrouwen? Kortom ben (en/of word) je in dit krachtenspel tegenstander, coalitiegenoot, vriend of tegenspeler?
Hierna beschrijft Wil (conform een publicatie van Lucien Bollaert, 2014) een aantal ontwikkelingsfasen van kwaliteitszorg, naar Management- en organisatieprocessen en naar Resultaten.
Een andere invalshoek, die je ook zou kunnen kiezen, is het zoeken naar het evenwicht op: (1) Landelijke standaarden en kwaliteitsopvattingen in opleidingsgemeenschappen; op (2) Kwantitatieve en kwalitatieve instrumenten; en op (3) Publieke verantwoording en eigenaarschap van docenten en studenten. Wil zou daarbij graag willen opschuiven naar het als tweede genoemde element van alle drie bovenstaande punten.
Voorts passeren er allerlei begrippen als Prachtpunten, Zorgpunten en Beslispunten.
Wil de Vries-Kempes hoopt in elk geval dat we het tipping point ook echt zullen gaan bereiken, en dat de beweging daarnaar en daarna niet meer te stoppen is.
Een puntig debat
Na de pauze wordt het ‘puntig debat’ geleid door Anneke Vierhout, in nauwe samenwerking met studente Karlina.
Eerst gaan we in vijf subgroepen uiteen, om in kleiner verband met elkaar te praten over twee stellingen. De eerste stelling bijvoorbeeld luidt: ‘Het probleem van lastendruk bij accreditatie ligt niet aan het stelsel, maar bij de instelling. Het accreditatiestelsel 3.0 verandert hier niets aan’.
Karlina zorgt aansluitend in het plenaire deel ervoor dat er vanuit de subgroepen een korte samenvatting wordt gegeven van de bevindingen van deze groepsgesprekken. Ze zorgt er ook voor dat alle aanwezige doelgroepen als student, docent en beleidsmedewerker van hogescholen samen met de medewerkers van de NVAO en van het ministerie op elkaar reageren, en tegen het eind van het middagprogramma – als het eigenlijk al tegen het einde van het programma loopt – krijgt de discussie onder leiding van Karlina en Anneke zowaar het beoogde karakter van een ‘puntig debat’.
Eén van de geruststellende en activerende conclusies vanmiddag is dat je vooral de ruimte moet gaan benutten die het accreditatiestelsel je (al) biedt. Als je dat goed beschouwt, is die ruimte namelijk verrassend groot. Als hogeschool moet je dan ook vooral zelf de regie nemen om je docenten te betrekken bij kwaliteitszorg, visitatie en accreditatie.
Paul Nieuwenhuis sluit aan het eind van de middag het programma af, waarbij hij met recht alle sprekers en deelnemers bedankt voor hun gewaardeerde inbreng van deze interessante netwerkbijeenkomst.
Weet het (nog) (niet)
Karlina en Anneke hebben trouwens aan het begin van de middag via een e-stemronde gepeild hoeveel procent van de aanwezigen graag wil dat zijn/haar hogeschool gaat deelnemen aan de pilot instellingsaccreditatie.
Aan het eind van de middag blijkt daar toch het een en ander in te zijn veranderd, namelijk:
Hogescholen willen graag naar een efficiënter accreditatiestelsel toe dat het niveau en de kwaliteit van het onderwijs borgt en bovendien een grotere bijdrage levert aan verbetering van de kwaliteit van het onderwijs. Een accreditatiestelsel gebaseerd op vertrouwen heeft daarbij de voorkeur, evenals het maken van onderscheid tussen beoordeling en verbetering.
Instellingsaccreditatie is een manier om het vertrouwen in de professional en in de instelling uit te spreken. Dit is één van de uitgangspunten van de beoogde (pilot) instellingsaccreditatie. Het eigenaarschap van de professional (docent) en de verantwoordelijkheid van de instellingen voor de eigen kwaliteitszorg komen in de beoogde pilot instellingsaccreditatie onder meer tot uitdrukking in de grotere rol die de opleiding - en daarmee de professional - krijgt bij de inrichting van haar opleidingsvisitatie. In de voorstellen voor deze pilot blijft de visitatie door externe ‘peers’ voor elke opleiding bestaan voor de NVAO-beoordelingsstandaarden 1 en 4.
De scepsis voorbij
Er is scepsis over de weg die de Minister met het nieuwe Accreditatiestelsel 3.0 inslaat. Veel instellingen vinden de condities waaronder deze pilots plaatsvinden niet aantrekkelijk genoeg, niet voldoende vertrouwen gevend/gunnend, en soms (principieel) niet acceptabel. Vanmiddag worden we op de hoogte gesteld van de actuele ontwikkelingen in het voorgestelde Accreditatiestelsel 3.0 en in de bijbehorende pilots van 2017. Hierbij wordt vanmiddag ook gebruik gemaakt van de verwerking van de input uit de interactieve workshops die de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) onlangs in Utrecht, Den Bosch en in Zwolle heeft gehouden, en wordt ook de inbreng van de hier en nu aanwezige studenten meegenomen.
Vanmiddag komen er twee sprekers - te weten Paul Zevenbergen (bestuurder van de NVAO) en Wil de Vries-Kempes (hoofd Kwaliteit & Accreditatie van de Hogeschool van Amsterdam) - aan het woord. Zij geven hun visie op de voortgang en de voorbereiding van het Accreditatiestelsel 3.0 en op de pilot instellingsaccreditatie in het bijzonder. In een snel tempo komen langs: verbeterpunten, aandachtspunten, keerpunten, zorgpunten en prachtpunten van de pilot instellingsaccreditatie. Daarna gaan wij met elkaar eerst in subgroepen, en daarna plenair in debat.
Deze netwerkbijeenkomst wordt voor zo’n 50 deelnemers georganiseerd door ons Platform HBO van het Nederlands Netwerk Kwaliteitsmanagement (NNK).
Welkom
Netwerkvoorzitter van het NNK-platform HBO Paul Nieuwenhuis heet alle aanwezigen van harte welkom in één van de zalen van het cursus- en vergadercentrum Domstad te Utrecht.
Daarna volgt de introductie op deze bijeenkomst door de gespreksleider Anneke Vierhout, beleidsadviseur van de Hogeschool van Amsterdam en lid van ons Platform HBO. Deze inhoudelijke inleiding en ook de functie van dagvoorzitter verzorgt Anneke samen met de studente Karlina van haar hogeschool. Eerst wordt in de zaal geïnventariseerd hoeveel procent van de aanwezige hogescholen al dan niet wenst deel te nemen aan de pilot instellingsaccreditatie. Aan het eind van de middag wordt dat wederom gemeten. Maar daarover straks meer.
Paul Zevenbergen van de NVAO |
Paul Zevenbergen van de NVAO gaat in op de vraag hoe de pilot instellingsaccreditatie goed kan worden voorbereid, en hoe de voortgang hiervan effectief te monitoren is. Wat is er bijvoorbeeld tot nu opgehaald om de kwaliteit van de opleidingen te versterken, en welke structurele keerpunten zien wij in het huidige accreditatieregime.
Zevenbergen begint bij de uitgangspunten, die onder andere te maken hebben met items als: verantwoordelijkheid, vertrouwen, verantwoording, doeltreffendheid, toekomstbestendig, de docent als eigenaar, de student centraal, en het verbeterperspectief.
Daarna wordt het doel van de instellingsaccreditatie genoemd, die onder andere is gericht op het borgen van de kwaliteit van het hoger onderwijs. Het accreditatiestelsel is uiteindelijk van ons allemaal, met altijd weer aandacht voor de kwaliteitscultuur van elke instelling.
Drie universiteiten en drie hogescholen mogen - onder gegeven criteria - deelnemen aan de pilot instellingsaccreditatie. De belangstelling lijkt echter nog niet overweldigend te zijn vanuit de instellingen. Is er wellicht nog een verruiming van de ‘krijtlijnen’ nodig om de pilot aantrekkelijker te maken? De pilot kijkt naar de huidige NVAO-standaarden 1 en 4. De beoordeling van de andere NVAO-standaarden 2 en 3 kunnen in een eigen peer review onder de hier ook aangegeven criteria door de instelling zelf worden georganiseerd.
De Minister komt binnenkort met een vervolgbrief naar de instellingen over het voorliggende wetsvoorstel en over deze pilot.
Er zijn nog enkele open vragen die resteren, zoals: wat kun je nu eigenlijk leren van zo’n pilot?
In de onlangs in Zwolle, Den Bosch en in Utrecht door de NVAO georganiseerde workshops werden de eerste uitwerkingsvoorstellen van de nieuwe plannen aangaande de derde generatie van het accreditatiestelsel met een overwegend positief kritische opstelling ontvangen, aldus Paul Zevenbergen.
Instellingsbeoordeling in het nieuwe systeem
Aan de opzet van de instellingsbeoordeling zou je enkele kernwoorden kunnen verbinden, zoals Systeemgeborgen (of gaan we het ‘systeemgeborgde’ noemen?) kwaliteit, Maatwerk, Eigenaarschap, Governance, en natuurlijk ook altijd weer die ‘Kwaliteitscultuur’.
De samenhangende NVAO-standaarden voor de Instellingstoets nieuwe stijl zouden kunnen zijn: Visie & beleid, Uitvoering, Evaluatie & monitoring, Ontwikkelingsgerichtheid.
Bij de beoordelingsschaal wordt gedacht aan: Voldoet, Voldoet ten dele, Voldoet niet. Bovendien kunnen de zogenoemde ‘Good practices’ – die een voorbeeldfunctie kunnen vervullen - een duidelijke plek in de Instellingsaccreditatie krijgen. De beslissing op het oordeel na het onderzoek luidt dan: Positief, Positief onder voorwaarden, of Negatief.
Voor het vorm en inhoud geven van de gebruikelijke Kritische Reflectie komt voor de instelling meer ruimte om dat zelfevaluatieinstrument meer op eigen wijze op te stellen. Je zou daarbij onder andere kunnen denken aan een soort SWOT-analyse (met daarin de vermelding van sterkte, zwakte, kansen en bedreigingen).
Bij de uitloop van de nu geldende Instellingstoets Kwaliteitszorg zal de aanstaande, nieuwe procedure van de instellingstoets/-accreditatie moeten aansluiten op de nog komende wetswijziging(en).
De NVAO wil in april/mei 2016 aan de instellingen voor hoger onderwijs een informatiebrief zenden over de komende ronde van de instellingstoets.
Opleidingsbeoordeling in het nieuwe systeem
Voortaan wil de NVAO werken met één kader voor de Uitgebreide Opleidingsbeoordeling (UOB) èn één kader voor de Beperkte Opleidingsbeoordeling (BOB). Die zouden dan moeten gelden voor alle nieuwe en bestaande opleidingen, met daarbij/daarin dan nog wel een aantal differentiaties, gebaseerd op de variëteit die het hoger onderwijs kent.
“Rust is ook lastenverlichting”, zo wordt in het hoger onderwijs wel gezegd, dus dat is onder andere een goed argument om het aantal en de inhoud van de standaarden van het huidige beoordelingskader niet of (marginaal) te veranderen.
Het is ook nog een goede optie om het aantal standaarden van de uitgebreide opleidingsbeoordeling te verlagen, bijvoorbeeld door enkele van de huidige standaarden samen te voegen.
Duidelijk is ook dat we voortaan graag meer vanuit het opleidingsperspectief gaan werken, met meer regie vanuit de opleiding, met meer keuzemogelijkheden en met meer vrijheid. Om dit allemaal te realiseren kan het helpen – zo men dat wenselijk acht - dat het landelijk opleidingenoverleg ruim voorafgaand aan de visitatie met de NVAO in overleg gaat om in het clusteroverleg af te stemmen hoe al dan niet kan en zal worden gewerkt bij de aanstaande opleidingsbeoordeling binnen het eigen visitatiecluster.
Bij de knip die in het nieuwe stelsel wordt gezet tussen Beoordelen en Verbeteren, acht de NVAO het essentieel dat de NVAO door het visitatiepanel over het verantwoordingsdeel goed wordt geïnformeerd. Als die visitatierapportage voldoet bij het vaststellen van een opleidingsbeoordeling, hoeft de NVAO van het visitatiepanel en van de opleiding niet te weten wat de inhoud van de verbeter- en doorontwikkelingsgesprekken op de visitatiedag is geweest.
Er komt nu op korte termijn overleg met de koepelorganisaties, er komt een brief van de minister en ook een brief van de NVAO (over de huidige en de volgende instellingstoets). Per juli 2016 kan het hele pakket dan naar de minister, en in het najaar kan een en ander dan worden voorgehangen bij de 2e en 1e Kamer. Als alles volgens plan verloopt, zou de pilot in 2017 kunnen starten.
Wil de Vries-Kempes van de HvA |
Wil de Vries-Kempes maakt namens de Hogeschool van Amsterdam (HvA) van de pilot instellingsaccreditatie een zogenoemd ‘prachtpunt’, en dan houdt zij een beredeneerd pleidooi voor deelname aan de pilot instellingsaccreditatie. Deze biedt volgens haar kansen op versterking van eigenaarschap op opleidingsniveau.
Vraag is of studenten, docenten en beleidsmakers het accreditatiestelsel 3.0 als een versterking van de opleidingskwaliteit ervaren.
De Vries-Kempes wil vanuit haar pleidooi voor de Instellingstoets Kwaliteitszorg (ITK) vanmiddag de aanwezige ‘tegenspelers’ van de ITK-plannen uitnodigen om ‘vriend’ te worden bij het bewerkstelligen van maatwerk in het nieuwe accreditatiestelsel.
Eigenlijk is ze op zoek naar het zogenoemde ‘tipping point’, het punt waarop bijvoorbeeld duwkracht verandert in trekkracht. De spelers van dit tipping point zijn onder andere de politiek en het ministerie, met alle hun eigen visie en standpunt.
We moeten ons afvragen of onze belangen gelijkgericht of tegengesteld zijn, en is er eigenlijk wel sprake van vertrouwen? Kortom ben (en/of word) je in dit krachtenspel tegenstander, coalitiegenoot, vriend of tegenspeler?
Hierna beschrijft Wil (conform een publicatie van Lucien Bollaert, 2014) een aantal ontwikkelingsfasen van kwaliteitszorg, naar Management- en organisatieprocessen en naar Resultaten.
Een andere invalshoek, die je ook zou kunnen kiezen, is het zoeken naar het evenwicht op: (1) Landelijke standaarden en kwaliteitsopvattingen in opleidingsgemeenschappen; op (2) Kwantitatieve en kwalitatieve instrumenten; en op (3) Publieke verantwoording en eigenaarschap van docenten en studenten. Wil zou daarbij graag willen opschuiven naar het als tweede genoemde element van alle drie bovenstaande punten.
Voorts passeren er allerlei begrippen als Prachtpunten, Zorgpunten en Beslispunten.
Wil de Vries-Kempes hoopt in elk geval dat we het tipping point ook echt zullen gaan bereiken, en dat de beweging daarnaar en daarna niet meer te stoppen is.
Dagvoorzitters Karlina en Anneke |
Na de pauze wordt het ‘puntig debat’ geleid door Anneke Vierhout, in nauwe samenwerking met studente Karlina.
Eerst gaan we in vijf subgroepen uiteen, om in kleiner verband met elkaar te praten over twee stellingen. De eerste stelling bijvoorbeeld luidt: ‘Het probleem van lastendruk bij accreditatie ligt niet aan het stelsel, maar bij de instelling. Het accreditatiestelsel 3.0 verandert hier niets aan’.
Karlina zorgt aansluitend in het plenaire deel ervoor dat er vanuit de subgroepen een korte samenvatting wordt gegeven van de bevindingen van deze groepsgesprekken. Ze zorgt er ook voor dat alle aanwezige doelgroepen als student, docent en beleidsmedewerker van hogescholen samen met de medewerkers van de NVAO en van het ministerie op elkaar reageren, en tegen het eind van het middagprogramma – als het eigenlijk al tegen het einde van het programma loopt – krijgt de discussie onder leiding van Karlina en Anneke zowaar het beoogde karakter van een ‘puntig debat’.
Eén van de geruststellende en activerende conclusies vanmiddag is dat je vooral de ruimte moet gaan benutten die het accreditatiestelsel je (al) biedt. Als je dat goed beschouwt, is die ruimte namelijk verrassend groot. Als hogeschool moet je dan ook vooral zelf de regie nemen om je docenten te betrekken bij kwaliteitszorg, visitatie en accreditatie.
Paul Nieuwenhuis sluit aan het eind van de middag het programma af, waarbij hij met recht alle sprekers en deelnemers bedankt voor hun gewaardeerde inbreng van deze interessante netwerkbijeenkomst.
Weet het (nog) (niet)
Karlina en Anneke hebben trouwens aan het begin van de middag via een e-stemronde gepeild hoeveel procent van de aanwezigen graag wil dat zijn/haar hogeschool gaat deelnemen aan de pilot instellingsaccreditatie.
Aan het eind van de middag blijkt daar toch het een en ander in te zijn veranderd, namelijk:
- Vooraf verklaarde 33% dat men niet wil dat de hogeschool aan deze pilot zal gaat deelnemen, nadien was dat percentage nagenoeg gelijk, namelijk: 34.
- Vooraf verklaarde 20% dat men nog niet weet of men wil dat de hogeschool aan deze pilot gaat deelnemen, nadien was dat percentage behoorlijk gedaald naar: 8.
- Vooraf verklaarde 47% dat men wel wil dat de hogeschool aan deze pilot gaat deelnemen, nadien was dat percentage aanmerkelijk gestegen, namelijk tot: 58.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten