Woensdag 24 januari 2018
|
Lezing van dr. Charles van Leeuwen in Institutio Cervantes te Utrecht |
Wat beweegt de pelgrim?
Ook in 2018 organiseert de Werkgroep Geschiedenis & Cultuur van ons
Nederlands Genootschap van Sint Jacob weer een cyclus van vijf lezingen, met
dit jaar als centraal thema ‘Wat beweegt de pelgrim?’
- ·
Wat inspireert hem of haar? Het gaan naar een heilige plaats? Of naar een
bijzonder persoon, een heremiet bijvoorbeeld, waarvan naam en faam van verre
lokt?
- ·
Is ‘t het avontuur tegemoet te gaan, naar vreemde landen, naar verre
streken?
- ·
Lokt de wildernis?
- ·
Of is het de roem van kunst en cultuur: het zien van mooie steden; oude,
roemrijke kloosters, grootse kathedralen?
- ·
Misschien is het slechts de uitdaging, het sportieve gebeuren?
- ·
Of het innen van persoonlijk belang: boetedoening, het verkrijgen van een
aflaat, het oplossen van een conflict, of eenvoudigweg een zakelijk belang?
- ·
Wellicht ook spelen meerdere motieven tegelijkertijd?
In een vijftal lezingen zullen gerenommeerde sprekers, ieder vanuit de
eigen deskundigheid en met casuïstiek, de beweegredenen van de pelgrim nader
belichten.
Charles van
Leeuwen
Vanavond is de eerste lezing in het
Institutio Cervantes te Utrecht.
Titel van deze avondlezing is: ‘Inspiratiebronnen van de pelgrim’.
Deze lezing wordt verzorgd door dr. Charles van Leeuwen.
Charles van Leeuwen is historicus en verbonden
aan de Universiteit van Maastricht. Eerder werkte hij aan de universiteiten van
Bologna, Padua, Namen, Nijmegen en Louvain-la-Neuve. Zijn belangrijkste publicaties
bewegen zich op het snijvlak van geschiedenis, literatuur en spiritualiteit. In
zijn artikelen over kloostergeschiedenis, monniken en woestijnvaders komen heel
wat pelgrims voor.
Inspiratiebronnen van de pelgrim
Pelgrimeren is van alle tijden, van alle culturen. Pelgrimeren omvat meer
dan ons traditionele Santiago de Compostela. Ook in vroegere tijden en andere
culturen pelgrimeerden mensen naar heilige plaatsen: een afgelegen plek met een
bijzondere natuurlijke gesteldheid, een hermitage of een klooster rondom een
bijzonder persoon of leefgemeenschap. Vanaf de vroeg-christelijke tijd hebben
bijvoorbeeld de woestijnvaders een grote aantrekkingskracht gehad. Hun
levenswijze, ver weg van het dagelijks gebeuren, kunnen we als een voorbeeld
zien van de vele inspiratiebronnen, die mensen in de loop van de eeuwen op
pelgrimspad hebben doen gaan. Spreker Charles van Leeuwen gaat vanavond op
enkele voorbeelden daarvan nader in.
Het fenomeen pelgrimeren
De lezing van vanavond gaat over de veelkleurigheid, veelzijdigheid en de enorme
verbreiding van het fenomeen ‘pelgrimeren’
in de oudste christelijke tijd.
De betekenis van je pelgrimstocht
wordt mede verdiept
door wat je er later
over hoort, ziet en leest.
Daarom spreekt Van Leeuwen vanavond over
inspiratie’bronnen’. Daarmee wordt (het verhaal van) je eigen pelgrimstocht een
breder, gedeeld verhaal, met daarin de ervaringskennis van een grote
pelgrimsgemeenschap. Daarom zijn ontmoetingen met andere pelgrims en ook met
andere culturen en tradities belangrijk.
Het fenomeen pelgrimeren is nooit verworden tot een dogmatische geheel. Het
verschijnsel pelgrimeren viel namelijk niet te reguleren en niet vast te leggen
in beperkende bepalingen.
Waarom op bedevaart?
Op de vraag wat de pelgrim beweegt om op bedevaart te gaan, geeft Van
Leeuwen enkele antwoorden, waaronder:
- ·
In het bewegen ligt een diep verlangen verborgen;
- ·
De verhalen en ontmoetingen van onderweg;
- ·
De liederen die worden gezongen en de gebeden die worden uitgesproken;
- ·
Op grond van tradities, en wellicht ook (in de oudheid althans, zie
Deuteronomium) gebaseerd op verplichtingen van de gelovige;
- ·
Vooral ook de herhaling, want pelgrimeren werkt absoluut verslavend.
Waarom gingen mensen in de vroeg-christelijke tijd op bedevaart? Volgens Theodoretus
(5e eeuw) was dat: om zich geestelijk te voeden, om te aanschouwen, te
kijken, te zien, en om spiritueel te genieten.
In de eerste eeuwen van onze jaartelling ging het de pelgrim meer om op de
heilige plek aan te komen, maar tegenwoordig is het (avontuur van het) ‘op weg
zijn naar’ belangrijker dan het aankomen op het eindpunt.
Wat is een bedevaart?
Aan de hand van een algemene definitie van Alan Morinis wijst de spreker
ons op enkele aspecten die van de reis naar een heilige plaats een bedevaart
maken, zoals: het is (1) een reis (2) op zoek (3) naar een plaats die (4) een
bepaald ideaal belichaamt. Je kunt thuis niet pelgrimeren, maar het heeft voor
jou thuis wel betekenis.
Het gaat bij een bedevaart om een transformatie, van je identiteit. Je komt
als een ander mens aan en terug, dan dat je op weg ging.
Het weerhouden van het pelgrimeren
Er waren vroeger ook wel degelijk aarzelingen jegens het pelgrimeren, want
– zo werd beweerd - je kunt niet naar God gaan, want God komt naar jou toe als
je ziel een ruimte van gastvrijheid heeft waar God in kan rondtrekken). Verder
bestond er vroeger een rem op het pelgrimeren; er waren zelfs preken tegen het
pelgrimeren, en – werd geadviseerd - het was verstandig je testament op te
maken voordat je op weg ging. Het was immers alleszins onzeker of je weer
levend terug zou keren van je pelgrimage.
Het begin van het pelgrimeren in de vierde eeuw was tamelijk explosief, met
name naar Jeruzalem (naar Het Heilige Land, van Abraham, Jacob en Jezus), naar Egypte
(op bezoek bij de woestijnvaders en -moeders), naar Syrië (naar plaatsen van
heiligen), en naar Rome (naar de graven van de apostelen Petrus en Paulus).
Lineair en circulair pelgrimeren
Je kunt onderscheid maken tussen lineair (westers) en circulair (veelal
oosters, ook boeddhistisch) pelgrimeren. Circulair pelgrimeren in rondtrekkende
routes was belangrijker in de vroeg-christelijke tijd dan het lineaire
pelgrimeren, zoals wij dat bijvoorbeeld doen naar (alleen) Santiago de
Compostela. Onze actuele lineaire Santiago-traditie komt dus niet overeen met
het vroeg-christelijk circulaire pelgrimeren.
In de vroege pelgrimages was het gebruikelijk om in de voetsporen van
voorgaande, beroemde pelgrims te lopen, zoals bijvoorbeeld Hiëronimus en Keizerin
Helena (haar legendarische reis naar de sporen van het leven van Jezus, naar
Jeruzalem), zoals de adellijke vrouw Egeria (die behalve dat ze naar Jeruzalem ging,
ook trendsettend was door eveneens Egypte en Syrië ‘nog even’ mee te nemen in
haar (daardoor circulaire) pelgrimage). Zo volgden onder ander ook monniken en
veel bisschoppen de beschreven paden ‘in de voetsporen van …’.
Je bereidde je er als vroege pelgrim wel goed op voor, door bijvoorbeeld de
klassieke bronnen (zoals oude reisverhalen en de Bijbel) te raadplegen. Interessante
vraag is bijvoorbeeld of de Wijzen uit het Oosten (in de Bijbel) wellicht ook
pelgrims op weg naar Jeruzalem zijn geweest.
De eerste pelgrims waren vooral ‘deftig publiek’, met velen in hun gevolg
om die voorname pelgrim onderweg goed te verzorgen.
Pelgrimage als reiservaring en
leeservaring
Karakteristiek voor de oud-christelijke bedevaarders was hun bijbelse
referentiekader. De Bijbel hadden ze onderweg (deels) fysiek bij zich of hadden
ze paraat in hun geheugen.
Pelgrimeren had indertijd dus ook al een literair karakter (en voor velen ook nu nog
steeds), gestuurd door teksten van de Bijbel en van andermans verhalen. Het
zijn teksten die je blik sturen en verdiepen, zonder dogmatisch te zijn.
Het boek/Boek dat je
meeneemt
(ook vandaag de dag)
bepaalt enorm de tocht
die je gaat.
Hoe beleefde men de pelgrimage?
Veelal begon de bedevaart met rondreizen, om alle plaatsen te zien, met een
brandend enthousiasme. Men kuste, aanbad, wachtte, kwam aan, en huilde. In al
die zaken krijg je te maken met het zintuiglijke karakter van de pelgrimstocht.
De plaats van bestemming wil je zien; het is de plek waar je offert en
bidt, waar je anderen ontmoet, waar je ‘hèt’ ziet, een plek voor allerlei
rituele handelingen.
Pelgrimsplaatsen zijn heel fysieke plaatsen, maar dat niet alleen, want evenals
vroeger is het bedevaartsoord ook plaats van ontmoeting.
Rijk versus arm
Arme pelgrims hadden het geld niet om te pelgrimeren, maar rijken
daarentegen waren volop in de gelegenheid om de lange bedevaart te ondernemen.
In de Bijbel kom je die tegenstelling van arm en rijk - bijvoorbeeld van de
herders en de wijzen uit het oosten - in het geboorteverhaal van Jezus ook
tegen.
Op oud-christelijke mozaïeken zie je veelal rijke pelgrims, met goed
schoeisel, in keurige gewaden, met veel sieraden, die ook zeker mee gingen op
hun pelgrimstocht.
De middeleeuwse symboliek van barrevoets gaan, de staf, engelen nabij, en schelpen
zie je op die vroeg-christelijke afbeeldingen niet.
|
Charles van Leeuwen |
Let op: gevaar!
Charles van Leeuwen vertelt ons van de 8 gevaren die pelgrims toen liepen,
namelijk: honger, dorst, vermoeidheid, de weg kwijtraken, drijfzand en moeras, gevaarlijke
oversteken van rivieren, onbetrouwbare boten die kapseizen, rovers die je te
lang en te ver lieten rennen voor je leven, geen overnachtingsplaats kunnen
vinden, en wilde dieren zoals bijvoorbeeld de krokodillen op drinkplaatsen.
Voor elk van die gevaren is er een psalmvers dat je daartegen kunt bidden.
Niet alle gevaren staan hier bij, want zo onderscheiden we bijvoorbeeld ook
nog de depressie die je onderweg kon oplopen, en het donker waarin je gevaar
liep, en waar(in) je de weg kwijt kon raken.
De pelgrim op weg
We onderscheiden voor de pelgrim verschillende middelen van transport,
zoals: te paard, per boot, en op kamelen.
Wat nam je indertijd onderweg mee?
Wij menen tegenwoordig heel goed te weten wat we tijdens onze pelgrimstocht
allemaal mee moeten en willen meenemen. Natuurlijk veel te veel, dus je moet vooral
op het mee te dragen gewicht letten.
Pelgrims konden in de tijd van de vroege bedevaarten niet veel (geld) meenemen. Maar in de vroeg-christelijke traditie was het noemen van je naam of
van iemand die je kende al voldoende om een overnachtingsplek te vinden.
En hoe kwamen pelgrims van hun bedevaart terug?
Van Leeuwen gebruikt bij de beantwoording daarvan het bijbelse beeld van de
goede en de slechte verspieders van Jericho, want er zijn zowel goede als verkeerde
manieren om terug te komen van je pelgrimstocht.
Souvenirs die je vanuit Het Heilige Land mee moest of mee wilde meenemen, waren
bijvoorbeeld relieken (zoals een stukje van Jezus’ houten kruis) en kruikjes
met gezegende olie, om er op belangrijke momenten een lampje mee te laten
branden, Later nam men ook wel pelgrimskoeken en –broden mee naar huis.
Infrastructuur voor de reiziger
Onderweg op je pelgrimstocht passeerde je grote en kleine pleisterplaatsen;
waar je gastvrijheid genoot, zoals bijvoorbeeld in het ‘xenodocheio’. En er
waren plaatsen waar je water kon krijgen voor jezelf en voor je dieren.
Je moest je overigens noodgedwongen wel aan de vaste etappeplaatsen houden,
want er tussenin vond je vrijwel niets.
In die toevluchtsoorden voor pelgrims was de opvang bij aankomst, kon je baden,
rusten & overnachten, kon je eten en ook souvenirs kopen; je kreeg de
nodige reisinformatie en kon er offeren. Niet alleen voor toen, maar ook allemaal
nog heel herkenbaar in de tijd waarin wij tegenwoordig pelgrimeren.
Als pelgrim kwam je terug, thuis, met (ook geschreven) verhalen van grote
dingen, van merkwaardige dingen, zelfs wonderen.
Tradities
De christelijke traditie combineerde verschillende eeuwenoude tradities,
bijvoorbeeld van Joodse en Griekse oorsprong. En er ontstonden ook nieuwe
tradities, van kluizenaars en van het bezoeken van graven. Als pelgrim was je
op naar heiligdommen en heiligen, zocht je de plaatsen van (verwachte/gehoopte)
genezing en heling.
Zo kent de Joodse traditie bijvoorbeeld drie pelgrimage-momenten per jaar
(Pasen, Pinksteren, Loofhuttenfeest). Grote aantallen pelgrims gingen op weg en
kregen aan het eind van hun bedevaart tijdelijk opvang in Jeruzalem. Ook je reiniging
hoorde erbij, met veel baden.
In de woestijn
Essentieel voor de pelgrimstochten naar en in de woestijn waren de ontmoetingen
met de woestijnvaders en/of woestijnmoeder. Daar mocht je ongeveer drie dagen
blijven, en als je langer wilde blijven, moest je er aan het werk, iets doen
voor de kost.
Pelgrims gingen op zoek en op bezoek bij hen voor een woord, een vraag, voor
iets essentieels, als godsverlangen en op zoek naar een godservaring. Daar, bij
die kluizenaars en in die woestijngemeenschappen, dáár gebeurt ‘het’.
Zo werd de pelgrimstocht een ware ervaring. De reis was en is op zich al
een vorm van ascese. Men ervoer diep de stilte (van de woestijn en in de
bergen), die op zich al helend en stimulerend is.
Centraal stonden begrippen als barmhartigheid, nederigheid, en ook gastvrijheid,
want het aantal gasten van deze woestijnvaders en –moeders was nogal aanzienlijk
Woestijnpelgrims waren op zoek naar bekering, genezing, bevrijding, met
verlossing op langere termijn. Deze gezochte reiniging en genezing waren veelal
gebaseerd op de bekende bijbelse verhalen.
Verhalen over pelgrimstochten
stimuleren ons
om zelf weer op reis te gaan.