Vurig betoog van Stenden-lector Albert Weishaupt |
Studiebijeenkomst
Onderwijsprofessionals hebben professionele ruimte nodig om hun vak vorm en inhoud te kunnen geven op een kwalitatief hoog niveau. Maar hoe verhoudt die professionele ruimte zich tot de eisen die door wet- en regelgeving en/of door het beleid van de eigen onderwijsorganisatie worden opgelegd?
De besturen van de sectorgroepen ‘Hoger Onderwijs’ en ‘Onderwijsdienstverlening’ nodigde haar sectorleden en overige belangstellenden uit om de thematiek van professionele ruimte met elkaar te verkennen tijdens haar gemeenschappelijke studiebijeenkomst vandaag in het CNVO-kantoor te Utrecht.
Deze bijeenkomst wordt geopend door Francis Huisman, voorzitter van de CNVO-sectorgroep Onderwijsdienstverlening. Ze opent met enkele citaten uit de Bildungskalender, onder andere over het begrip vrijheid in relatie tot onderwijs en vorming, met een citaat afkomstig van Von Humboldt.
Francis geeft daarna het woord aan Albert Weishaupt, die bij Stenden Hogeschool lector ‘Professionele Onderwijsorganisaties’ is, en tevens directeur-bestuurder van het Roelof van Echten College in Hoogeveen.
Weishaupt start met de volgende beginzin: ‘We nemen onze verantwoordelijkheid’, maar, is dat wel zo? En kunnen we dat wel? En waarvoor nemen we eigenlijk onze verantwoordelijkheid? Wellicht hebben we hier een probleem en een uitdaging. Dat vraagt om een zoektocht, en die moeten we samen doen.
Goed onderwijs
Ons onderwijs is goed, maar toch is er vaak nog een roep om verbetering van het onderwijs, en een roep om professionalisering van docenten. Gek eigenlijk, want zijn onze docenten dan niet professioneel? Jawel, toch?
Vaak zien we onderwijsinnovatietrajecten vastlopen. En we zouden ook in het onderwijs meer gebruik moeten maken van nieuwe wetenschappelijke inzichten.
We moeten zorgen voor rust en herbezinning. We moeten eens gaan nadenken waar we hier voor zijn in het onderwijs. Wat is ons doel als docent in het onderwijs? En welke soort docent heb je daar dan voor nodig? En hoe moet die docent zich dan verder ontwikkelen?
Wat is goed onderwijs? Onderwijs is een proces, van een startpunt naar een eindpunt. Het moet aansluiten bij de menselijke conditie. Dat is een risicovol proces, want je kunt het niet echt plannen en het dan in de hand houden. Er komen allerlei zaken bij kijken, zoals de student, pedagogiek, didactiek en al die onderwijsleerinhouden.
Onderwijs moet door een democratische dialoog tot stand komen, het kan (dus) niet als een geïsoleerd proces worden gecreëerd. Weishaupt verwijst onder andere naar het gedachtengoed van Gert Biesta, bijvoorbeeld over Socialisatie (zorg voor de wereld), over Subjectwording (verschijnen) en over Kwalificatie (werken). Bij goed onderwijs moet je altijd aan alle drie elementen aandacht geven.
Professionele docent
Bij het formuleren van de kenmerken van professionele docenten, zou je kunnen beginnen bij de vraag wat docenten daar zelf van vinden. Zij willen hun lesgeven steeds verbeteren. Als het goed is, zijn ze daarbij onderzoekend en maken ze gebruik van getoetste kennis.
Albert Weishaupt roept docenten op om in en als een team te werken, dat zich richt op het verbeteren van haar onderwijs. Participeer in je beroepsgroep, en vooral ook buiten je eigen school, want je hebt daar ook anderen voor nodig. De docent moet zich altijd publiek kunnen en willen verantwoorden voor wat hij doet.
Je moet als bestuur en management docenten wel faciliteren om aan teamvorming te werken, om zich in die teams te professionaliseren. Van zogenoemde ‘negatieve professionele ruimte’ is sprake als de ruimte wel wordt gegeven, maar als die ruimte vervolgens niet wordt genomen. Alleen de positieve professionele ruimte brengt ons verder, waar dus de geboden ruimte wèl wordt genomen.
Vraag is nu of professionaliseringsconcepten gezamenlijk het antwoord vormen, ofwel, gaat het dan per definitie wel goed? Nee dus, het gebeurt namelijk niet vanzelf. Docenten moeten zelf in actie (willen en gaan) komen. Je moet actie/beweging zelf creëren. Daarin zit nu juist die positieve professionele ruimte.
Het is wel mooi dat we in het HBO docenten laten studeren tot ze allen tenminste een Master degree hebben en daarna wellicht ook nog promoveren. Maar als ze dan met hun nieuwe graad terugkomen, en je doet er verder niets mee als docent en als hoger onderwijsinstelling, als er dus dan niets verandert, dan helpt al dat professionaliseren helemaal niet. Maar, als er daarentegen wel iets wordt gedaan met de nieuwe ‘drive’ en met nieuwe toekomstbeelden, dan is de kans groot dat professionalisering kan en gaat bijdragen aan een structuur- en cultuurverandering binnen je school. Trap niet in de valkuil dat je begint met een structuuraanpassing, maar ga dus primair iets veranderen op grond van je passie en drive en je (nieuwe) toekomstdroom.
Albert Weishaupt |
- Kinderen vallen veel teveel uit in het onderwijs. Dat mag niet, en daar doen we te weinig aan.
- De huidige docenten uit het HBO hebben hun sporen verdiend.
- De rol van docenten is onontbeerlijk bij onderwijs; toch worden docenten vaak buitenspel gezet
- Bestuurders zijn eigenlijk ballast, en dienen zich ook als zodanig te gedragen. Zij moeten hun rol pakken om alle docenten hun werk goed te laten doen. Bestuurders moeten hun docenten faciliteren in tijd, ruimte, kennis, geld, etc.
- Scholen weren kinderen als ze slecht zijn voor de opbrengsten, ofwel voor de rendementen van het onderwijs. Kinderen zijn er niet voor de school; de school is er voor alle kinderen.
- Resultaten van wetenschappelijk onderzoek worden binnen het onderwijs nog niet breed gebruikt. Maar dat is niet de schuld van de docenten. Onderwijsonderzoek sluit ook niet aan bij de dagelijkse onderwijspraktijk. Docenten maken daarentegen wel gebruik van praktijkkennis (inzichten en vaardigheden). Docenten zouden onderzoek als dagelijks werk beter moeten positioneren, dat koppelen aan de dagelijkse vraagstukken.
- Management is een menselijk probleem. Dat moet je wel goed begeleiden. Wanneer is er sprake van professioneel management? Dat schept bijvoorbeeld ruimte om een team te kunnen vormen, door bijvoorbeeld mensen en middelen bij elkaar te brengen ten behoeve van waarde-creatie.
- We moeten stoppen met denken als kip zonder kop.
- Bij moeilijke werkvragen kan ik niet het enig juiste antwoord geven, wel kan ik over mijn ervaring vertellen, kan ik een verhaal vertellen.
- Als je kijkt naar de rol van de vakbonden, dan zit hier een kans, om samen op weg te gaan, met besturen en met docenten. Als we dat niet doen, zijn we over vijftien jaar met zijn allen nog niets opgeschoten. Het vraagt ook van bestuurders dat zij hun docenten (h)erkennen als de professionals, en als ze dat nu eerst doen, dan wordt het leven van een bestuurder uiteindelijk ook veel prettiger.
Tiny Hekkenberg sluit voorafgaand aan de pauze het presentatiedeel af. Een welverzorgde maaltijd staat voor ons klaar, en dat biedt ons tegelijk ook mooi de gelegenheid om in kleine groepen aan tafels met elkaar door te praten over de inhoud van de presentatie van Albert Weishaupt. Aangenaam en nuttig gaan zo prima samen. Het is goed om elkaar in zo’n positieve sfeer te ontmoeten.
Ander perspectief op professionele ruimte
Na de pauze volgt eerst een presentatie van Katalin de Kleuver, beleidsmedewerker van CNV Onderwijs. Zij gaat eerst in op de terminologie van vanavond, geeft daarbij de nodige begripsverduidelijking, en plaatst daarna de thematiek van professionalisering en professionele ruimte van onderwijsprofessionals in een breder verband, met daarbij specifiek aandacht voor het rapport van de Onderwijsraad van september 2016, handelend over het advies van de Onderwijsraad over een ander perspectief op professionele ruimte in het onderwijs.
Professionele ruimte gaat veel verder dan professionele ontwikkeling. De Onderwijsraad noemt in dit verband de term ‘Handelingsvermogen’, dat ontstaat als mensen hun werk zelf mede vorm kunnen geven, als de combinatie van de drie dimensies Competenties, Structuur en Cultuur op elkaar worden en zijn afgestemd.
Zorg ervoor dat de verdere versterking van de competenties van de leraar vanuit de kracht van het team komt. Professional governance moet dan wel het uitgangspunt zijn voor de structuur en cultuur. De cultuur (organisatiecultuur / kwaliteitscultuur / teamcultuur) bepaalt of het mogelijk is voor de docent om de (positieve) professionele ruimte ook daadwerkelijk te pakken.
Katalin de Kleuver (CNVO) |
Dan volgt het laatste programmadeel, over de visie van CNVO met betrekking tot professionele ruimte.
Eerst passeren de rollen de revue van bestuur, management, team en individuele medewerker met betrekking tot professionele ruimte. Soms is er sprake van een verstoord evenwicht, door bijvoorbeeld (te) weinig vertrouwen en (te) veel controle.
Verder moet je oog hebben voor en rekening houden met diverse spanningsvelden, zoals bijvoorbeeld tussen kaders en regels, tussen doelen en belangen, en tussen sturing en aansturing.
En dan komt in de zaal als vanzelf de hamvraag: wat kunnen we hier nu mee? De groepsdiscussie begint op gang te komen in de zaal. Daarin worden onder andere de sleutelkenmerken van empowerment genoemd, zoals bijvoorbeeld: eigen kracht, zelfbeschikking, persoonlijk overwicht, betekenis en vertrouwen.
Ondertussen mengen ook David Bruning en Dorien Reijn zich in het plenaire groepsgesprek. Beiden zijn bestuurder van CNV Onderwijs, vandaag hier eveneens aanwezig om als CNVO-bestuurders over deze problematiek met de aanwezige leden en overige gasten in gesprek te gaan.
De discussie komt vanavond vaak toch weer terug bij de rol van het middenmanagement – tussen bestuur en docenten – dat meer ruimte moet vragen, krijgen en moet bieden in de professionele ruimte die er zit tussen de ruimte die bestuur biedt en de ruimte die docenten willen nemen. Kortom, een ware uitdaging voor het middenmanagement, dat al te vaak nog als obstakel wordt gezien tussen bestuur en docenten, die het als twee partijen vaak wel verrassend met elkaar eens zijn op drive en droom.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten