donderdag 15 oktober 2015

Kwaliteitscultuur, advies en ervaring

Donderdag 15 oktober 2015
Presentatie door Bert Dekker van Hogeschool Leiden















Kwaliteitscultuur in het hoger onderwijs
De betekenis van een kwaliteitscultuur voor onderwijskwaliteit staat op alle niveaus in het hoger onderwijs prominent op de agenda. Iedereen lijkt het er over eens te zijn dat die kwaliteitscultuur van doorslaggevende betekenis is; dat we moeten blijven zoeken naar de juiste balans tussen control en vertrouwen, dat we vooral het gesprek met elkaar moeten voeren over de betekenis van onderwijskwaliteit, en dat kwaliteit altijd mensenwerk blijft.
In de netwerkbijeenkomst van het Platform HBO van het Nederlands Netwerk voor Kwaliteitsmanagement verkennen we vandaag in Utrecht die kwaliteitscultuur in het hoger onderwijs; zowel vanuit het bredere perspectief van de organisatiecultuur, als vanuit de dagelijkse praktijk van het onderwijs.
Hoe komen we van ‘vinken naar vonken’? 
Wat is het belang van een externe oriëntatie op de kwaliteitscultuur? 
En vooral: wat kunnen kwaliteitsadviseurs doen om de kwaliteitscultuur te bevorderen, met respect voor de verantwoordelijkheid in het primaire proces? 
Wat kunnen kwaliteitsadviseurs meer of minder doen, en wat moeten ze misschien wel laten?

Welkom en inleiding
Platformvoorzitter Paul Nieuwenhuis heet iedereen van harte welkom in een volle zaal, waarin ongeveer 50 deelnemers zitten. Daarna neemt Platformorganisator Ouke Pijl de leiding van deze middag over als dagvoorzitter. Hij introduceert de vier sprekers van deze bijeenkomst. We beginnen met een presentatie van de Onderwijsraad, waarna een presentatie wordt verzorgd door de Hogeschool Leiden.

Organisatiecultuur en kwaliteitscultuur
De eerste twee sprekers zijn dr. Raymond Kubben en dr. Stijn Verbeek, beiden lid van het projectteam van de Onderwijsraad, die in augustus 2015 haar adviesrapport publiceerde met als titel ‘Kwaliteit in het hoger onderwijs – Evenwicht in ruimte, regels en rekenschap’. 

Stijn Verbeek: 

  • Dit adviesrapport vraagt zich af op welke manier de kwaliteit van het hoger onderwijs op een verantwoorde manier kan worden geborgd en verbeterd. 
  • Werk in het kwaliteitsbeleid van een hogeschool en opleiding voortdurend aan evenwicht met betrekking tot: Doelen, Instrumenten (kwantitatieve en kwalitatieve), Actoren en hun rollen (met evenwicht tussen verantwoording en eigenaarschap).

Raymond Kubben:
Onder de noemer ‘sterke versus zwakke kwaliteitscultuur’ gaat hij eerst nader in over hoe de Onderwijsraad aankijkt tegen kwaliteitscultuur. Het begrip ‘kwaliteitscultuur’ heeft ook een normerende en disciplinerende werking.
Als elementen van kwaliteitscultuur worden in ‘de zeven lessen’ van de Onderwijsraad genoemd:

  • Een duidelijke, gedeelde en doorleefde onderwijsvisie - voortkomend uit een open dialoog - die ook doorwerkt in het onderwijs.
  • Verbeteringsgerichtheid vanuit collectief en individueel lerend vermogen, in een lerende organisatie.
  • Leiderschap, ook op het lagere opleidingsnivo van het onderwijsleiderschap.
  • Een ondersteunende organisatiestructuur, die aanzet tot teamwerk en samenwerking.
  • Een dragend HRM-beleid, dat het opleidingskwaliteitsbeleid ondersteunt.
  • Een grote studentenbetrokkenheid, met bijvoorbeeld ook gemeenschapsvorming. 
  • Externe oriëntatie, gericht op signalen en feedback van buiten de hogeschool. (Een groep duale studenten kan bijvoorbeeld heel goed iets van buiten naar binnen halen).

Discussiestellingen
Daarna volgen enkele Discussiestellingen, over bijvoorbeeld de rol van de kwaliteitsadviseur in opleidingsgemeenschappen, de doorwerking van kwaliteitsbeleid, over het lerend vermogen van opleidingen, de relatie van personeelsbeleid met het algemene kwaliteitsbeleid, de medeverantwoordelijkheid van studenten, en over de externe oriëntatie van opleidingen.
De Onderwijsraad beschouwt in haar adviesrapport een ‘opleiding’ als een gemeenschap van studenten, docenten, management, en daarbij ook de kwaliteitsadviseurs. Een opleiding is in haar ogen dus meer dan een curriculum, meer dan al die onderwijscomponenten waaruit een opleiding bestaat.
Eén van de aanwezigen in de zaal roemt deze adviesnota van de Onderwijsraad, vooral waar die in gaat op het vragen om aandacht voor ook de pedagogische rol van de docent in diens relatie met de student. Als je echt contact hebt met je studenten, weet je heel goed van je studenten wat de beleefde kwaliteit van je onderwijs is; daar heb je dan geen grote onderzoeken voor nodig. Voorts maakt hij onderscheid tussen ‘tevredenheid’ en ‘kwaliteit’, want – zo zegt hij - je kunt als student ook wel ontevreden zijn over een kwalitatief goede opleiding.

Kwaliteitscultuur vanuit perspectief opleiding en instelling
Het tweede deel van deze middag wordt verzorgd door Leny Baas, (kwaliteitscoördinator van het cluster Management en Bedrijf) en Bert Dekker (kwaliteitszorgcoördinator van de cluster Techniek), beiden werkzaam bij de Hogeschool Leiden.
De titel van hun presentatie is ‘Het ongrijpbare … handen en voeten geven’.
Bij de Hogeschool Leiden kwam het begrip ‘kwaliteitscultuur’ vooral naar boven tijdens de voorbereiding van de Instellingstoets Kwaliteitszorg. Men heeft een notitie geschreven over ‘kwaliteitscultuur’, met daarbij ook een ‘plan van aanpak’, dat uit gaat van een olievlekwerking. Vanuit een zogenoemd ‘Leernetwerk’ met uiteenlopende deelnemers uit de hele hogeschool leert men betreffende verschillende kwaliteitsthema’s van elkaar en deelt men de resultaten daarna in de eigen werkomgeving.

Leidse lessen in kwaliteitscultuur, tussen leefwereld en systeemwereld
In de genoemde Leidse notitie wordt vooral ook aandacht gevraagd voor de volgende items:

  • In Leiden is men zich er ten volle van bewust dat je als collega’s en afdelingen van elkaar afhankelijk bent, wat voorwaardelijk is voor een lerende organisatie. 
  • Je moet de ander open en onbevooroordeeld tegemoet treden en het ook ‘gewoon leuk’ hebben met elkaar. Daarbij hoort ook wel degelijk dat je elkaar tussentijds feedback geeft. Daar moet je dan allen wel voor open staan. 
  • Je moet elkaar kennen en je gekend voelen; je moet leren van elkaar en leren met elkaar.
  • Leg de te nemen besluiten eerst aan elkaar voor, en onderbouw ook waarom je die besluiten wilt nemen. Blijf elkaar inspireren en enthousiasmeren. Hanteer consequent dezelfde stappen in je protocol voor besluitvorming, dus bij het voorbereiden, het besluiten en bij het communiceren.
  • Zorg voor realistische doelen, voor heldere kaders en voorwaarden, en wees resultaatgericht.
  • De ontwikkel-, functionerings- en beoordelingsgesprekken moeten leiden tot concrete resultaatafspraken; met ruimte voor innovatie, creativiteit en flexibiliteit.

Rol van kwaliteitsadviseurs in opleiding en instelling
Na een korte pauze begint de derde ronde van deze bijeenkomst, in een meer workshop-achtige setting. Hier en nu gaat het over onze eigen rol als kwaliteitsadviseur. Dat doen we aan de hand van de volgende gespreksvraag: Wat kunnen kwaliteitsadviseurs doen om de kwaliteitscultuur te bevorderen; wat kunnen zij meer of minder doen, en wat moeten ze misschien wel laten?
In de eerste ronde wordt begonnen met gesprekken in tweetallen over deze gespreksvraag. Daarna is er plenair gelegenheid om aan elkaar vragen te stellen. Een vraag gaat bijvoorbeeld over hoe je bij de resultaten van een studententevredenheidsonderzoek omgaat met nogal kritische opmerkingen over het functioneren van een individuele docent. Spreek je dan die docent daar op aan en/of krijgt iedereen die kritiek zo ook te zien; of cluster je een aantal van die netelige kwesties en ga je daar dan geanonimiseerd als docententeam met elkaar over in gesprek? Heeft de kwaliteitszorgmedewerker hierin eigen wel een rol? En welke rol en taak heeft een opleidingsmanager in dezen? Op zo’n moment is het van belang om je ervan bewust te zijn wie in de organisatie in de lijn, en wie in de staf werkt. Lijn en staf hebben elk een eigen verantwoordelijkheid, die ze ook beide zelf voor hun eigen rekening zouden moeten nemen.

Uitkomsten workshop
Tenslotte volgt plenair een inventarisatie van wat we nu meer en minder zouden moeten doen als kwaliteitsadviseur? Dat levert onder andere de volgende resultaten van de deelnemers:

Meer

  • Meer onderdeel zijn van de opleiding waarvoor je werkt.
  • Meer met elkaar in gesprek zijn.
  • Uitkomsten van evaluaties meer gebruiken.
  • Meer informeel met elkaar in gesprek zijn.
  • Meer inspireren door creatieve werkvormen te gebruiken om resultaten op te roepen.
  • Meer stimuleren en breder delen van plannen, informatie en resultaten.
  • Meer vertrouwen geven.
  • Meer faciliterend werken naar een opleiding.
  • Mensen meer in hun kracht zetten.
  • Meer jezelf de vraag stellen wat het onderwijs beter wordt van jouw inbreng.
  • Meer accepteren dat onderwijskwaliteit feitelijk niet echt meetbaar is.
  • Haal de individuele en de collectieve kwaliteitsbeleving van docenten naar boven, en combineer die dan met het kwaliteitsbeleid van de opleiding.

Minder

  • Minder op papier zetten.
  • Minder moeten, en minder dwingend zijn.
  • De verantwoordelijkheid van de lijn minder op je nemen, en die als stafmedewerker ook niet van een lijnmanager overnemen.
  • Minder controleren, en minder beoordelen.
  • Minder in plannen van aanpak denken, 
  • Minder uitvoerende taken op je nemen.
  • Minder verbeterpunten benoemen vanuit negatieve gevoelens.


1 opmerking:

Unknown zei

Hallo Wiep. Snel en zeer informatief verslag! Dank. Ouke Pijl