zondag 9 juni 2024

Pelgrimeren van Villaharta naar Calatraveño

Pelgrimsroute van Almería (S) naar Santiago de Compostela (S)
Camino Mozárabe van Almería naar Merída
Van Villaharta naar Calatraveño
Woensdag 15 mei 2024 – 18,0 km.
Dag 20: 417,8 – 435,8 km.
 
Over de stapstenen van de doorwaadbare plaats in de Río Gualdalbarbo

















Spaanse Camino Mozárabe
Vanuit het zuiden van Spanje lopen verschillende Spaanse pelgrimsroutes naar Santiago de Compostela.
Eén van die aanlooproutes naar Santiago de Compostela is de zogenoemde ‘Camino Mozárabe’, die begint in Almería, en dan ongeveer 630 kilometer noordwestelijker eindigt in Merída, waar de Camino Mozárabe aansluit op de Via de Plata, die bij Astorga in het noorden van Spanje aansluit op de Camino Franchés, richting Santiago de Compostela.
Durkje en ik hebben ervoor gekozen om vanuit het zuiden van Spanje te gaan pelgrimeren op deze Camino Mozárabe.
Vandaag lopen we daarvan onze 20e etappe, over een afstand van 18 kilometer, van Villaharta naar Calatraveño. We stijgen daarbij van ongeveer 610 naar 750 meter hoogte.

Late start in Villaharta
Om 7:00 uur gaat onze wekker af in Hostal La Buhardilla Mozárabe in Villaharta, waar wij vannacht hebben overnacht. 
Na het ontbijt verlaten we om 8:10 uur onze overnachtingslocatie. 
We gaan tenminste een uur later weg dan voor ons te doen gebruikelijk, omdat we vandaag maar zo’n 16 kilometer hoeven te lopen. 
Het is nog geen tien graden als we vertrekken, en de temperatuur stijgt ook niet sterk, want er waait een frisse wind, en ondanks dat het maar heel licht bewolkt is, en de zon wel aangenaam schijnt, wordt het niet heel warm, mede omdat we vandaag in de bergen lopen op hoogtes die schommelen tussen ongeveer 500 en 750 meter.
In Villaharte is het gemeentehuis al open, dus daar halen we eerst een gemeentestempel voor onze pelgrimspaspoorten.
Vlak boven de deur van het gemeentehuis hebben zwaluwen rond een plafondlamp enkele nesten gebouwd. De zwaluwen vliegen af en aan om voer in de nesten te bezorgen. 
Ook hangt er een informatiebord voor pelgrims aan de muur van het gemeentehuis.
Wij lopen het dorp uit, en beginnen aan een lange klim over de asfaltweg van de CO-6410.

De paden op de bergen in
Waar we van de weg af gaan, dalen we naar een hele grote picknickplaats met veel tafels en barbeque-plekken. 
Voorbij deze recreatieplek gaat het pad weer omhoog, naar de doorgaande asfaltweg. Als we daar aankomen, zien we dat we direct al diagonaal over kunnen steken naar de andere kant van deze weg, waar we onze route vervolgen over een hellingpad naar boven.
Dit smalle pad gaat tussen de hoge begroeiing door, alsmaar naar boven.
Dat pad brengt ons naar een breed en steenachtig pad, dat bergopwaarts gaat. Rechts van het bergpad zien we de ruïnes van twee vervallen gebouwtjes.
We volgen dit brede pad heel lang, totdat we op grotere hoogte bij het bord met opschrift ‘Monte Toro’ dit brede bergpad moeten verlaten, om rechtsaf over te stappen op een karrenspoor. 
Maar enkele minuten later geeft de bewegwijzering van de camino heel duidelijk aan dat we een smal hellingpad op moeten gaan, dat door een bos van kurkeiken loopt.
Niet alle bomen zijn trouwens in goede staat, want we zien ook veel bomen die lijden aan de vele parasieten op de boomtakken.

Río Guadalbarbo doorwaadbaar met stapstenen
Na een hele mooie tocht over smalle hellingpaden door hellingbos, zien we na een lange afdaling onder in het dal een rivier stromen. Dat is de Río Guadalbarbo, waar onze route doorheen gaat. Om het voor pelgrims mogelijk te maken hier over te steken,  heeft men grote stapstenen dwars door de rivier gelegd.
Nu het rivierwater laag staat, steken de stapstenen ruim boven het langsstromende rivierwater uit.
Daardoor kunnen we zondermeer met droge voeten de Río Guadalbarbo oversteken.
Op de andere oever aangekomen, zien we alweer zo’n mooie picknickplek, die we op meerdere plekken langs deze camino al hebben zien staan. Het is nu net na tien uur in de ochtend, dus we lopen door het hoge gras naar die picknickplek om hier iets te eten en te drinken.

De Valle del Gualdalbarbo uit
En ja, als je een lange afdaling achter de rug hebt naar een rivier, weet je in de bergen vrijwel zeker dat er weer een klim op volgt. Zo ook hier, want we moeten nu een lange klim maken om de vallei van de Valle del Guadalbarbo weer uit te komen.
Ook hier weer lopen we tussen de prachtige kleuren van de rijke flora door.
Na een fikse klim over mooie smalle bergpaadjes gaan we boven de vallei weer uit. 
Hier staat een informatiebord over de vallei, waarop op een foto ook is te zien dat het in andere jaargetijden nodig is om de schoenen uit te doen om de rivier beneden in de vallei over te steken.
Dan gaan we over op alweer een breed bergpad, met rechtsonder ons op een gegeven moment ook olijfgaarden. We horen bellen rinkelen en zien dan schapen grazen in een olijfgaard.
Dit pad brengt ons naar een heel breed steenachtig pad, dat we geruime tijd bergop en bergaf volgen. We stijgen en dalen hier wel voortdurend, maar het is nooit steil op dit stuk.

Richting Minas del Puerto Calatraveño
Tegen 12:00 uur komt daar verandering in, want dan verlaten we dit brede bergpad, om dan over een karrenspoor verder te gaan tussen olijfgaarden door.
Zo nu en dan moeten we kleine beddingen van waterstroompjes oversteken, en het pad waarop wij nu lopen, verandert af en toe van samenstelling, van rode aarde tot grove stenen.
Dit pad gaat over in een steenachtig pad, door een beboste berghelling. 
Verderop wordt dan de klim weer ingezet, over een rotsachtig bergpad bergopwaarts.
We blijven klimmen, totdat we de pas over gaan.
Net over de pas is een informatiepunt van de Camino Mozárabe, waar onder andere informatie wordt gegeven over de Minas del Puerto Calatraveño, over de voormalige mijn verderop, waar onder andere kwarts werd gewonnen. Dit was één van Spanjes belangrijkste mijnen vroeger.
Op dit punt staat ook aangegeven dat ons overnachtingsadres nog maar één kilometer verderop is.
Verder geeft een afstandspaal aan dat het vanaf hier nog 19 kilometer is naar Alcaracejos.
Op dit punt zien we ook enkele ruïnes staan van vervallen huisjes.

Een etappe van twee dagen
De routegidsen geven aan dat de etappe van Villaharta naar Alcaracejos in principe in één keer gelopen moet worden. Er zijn namelijk geen dorpen met voorzieningen op deze etappe, dus je zou in één keer door moeten gaan.
Maar de camino-host Nelly vertelde ons drie weken geleden – toen we nog in Almería waren – dat er halverwege toch wel een overnachtingsmogelijkheid is bij een zekere Rosa, die bij de voormalige mijn Minas de Calatraveño woont. Die staat niet in de ons ter beschikking zijnde routegidsen, maar met de aanduiding ‘Mina Guilermin’ hebben we dat adres op internet toch gevonden. Als we daar kunnen overnachten, kunnen we deze lange etappe opdelen in twee mooie dagtrajecten, want voor ons is pelgrimeren geen prestatieloop; en een dag meer lopen, zien we qua dagen als een mooie verlenging van deze camino.
Dus we hebben Rosa eergisteren gebeld, en met haar app-verkeer gehad, waarna zij ons uitnodigde om bij haar te overnachten, en zij zal dan vanavond zorgen voor een maaltijd, want winkels en horeca vind je in dit onherbergzame gebied in de Sierra Morena niet.
We moeten alleen even goed opletten, waar we de route verlaten, want Rosa woont een eindje van de route af, het mijnterrein op. Maar dat blijkt geen probleem te zijn, want bij haar oprit aangekomen, staat daar een groot bord met de aanduiding van de overnachtingsplek voor pelgrims.

Mina Guilermin in Calatraveño
Het ijzeren hek dat toegang geeft tot het mijncomplex is afgesloten met een ketting en slot. We bellen Rosa, en dan vertelt ze met welk codegetal we het slot en dan het hek kunnen openen.
Over het mijnterrein lopen we naar het woonhuis, maar daar treffen we alleen twee herdershonden aan die hier rondlopen, en geen Rosa.
Na enig zoekwerk, en daarna de appjes die loskomen van Rosa, komen we erachter dat ze elders nog aan het werk is, en waar we (onder een bloempot) de huissleutel kunnen vinden, en waar en hoe we ons alvast kunnen installeren in haar woning.  
We gaan naar binnen, en komen in een heel groot woonvertrek met daarin een grote open haard van zo’n twee bij drie meter, en aan de andere kant van de kamer een grote keuken, met daarin ook allerlei levensmiddelen die ons ter beschikking staan.
We hebben de hele bovenverdieping tot onze beschikking, waar we kunnen douchen en de aangegeven slaapkamer in gebruik kunnen nemen.
De rest van de middag kunnen we in alle rust verblijven in het huis en op het uitgestrekte terrein, en Rosa meldt dat ze rond 19:00 uur thuis zal komen om voor ons te koken.
Rond 17:30 uur komt er trouwens ook nog een jongeman aan, die er eerst maar eens werk van gaat maken dat er een voortdurend fladderende vogel zit opgesloten in de luchtkoker van de afzuiginstallatie van de keuken. Deze jongeman blijkt de vriend van Rosa te zijn, tevens de eigenaar van dit huis en het mijnterrein, dat zijn vader vroeger heeft gekocht.
’s Avonds arriveert Rosa, kookt voor ons, en na het avondeten in de woonkeuken, checken we in en betalen we haar voor de overnachting en de warme maaltijd.
Na een korte wandeling over het mijn-complex gaan we vroeg naar bed.

Geen opmerkingen: