woensdag 7 mei 2025

Tot vanavond en lief zijn hoor

Woensdagavond 7 mei 2025
 
Salo Muller in De Beurs van Leeuwarden

Oorlogsverhaal van Salo Muller
Durkje en ik zijn vanavond bij de lezing van Studium Generale Leeuwarden in De Beurs van Leeuwarden. Daar vertelt Salo Muller zijn persoonlijke verhaal over de Tweede Wereldoorlog en wat daar op volgde.
Het thema van zijn verhaal luidt: ‘Tot vanavond en lief zijn hoor’.
Salo Muller (1936) is Holocaust-overlevende en voormalig fysiotherapeut van Ajax. Hij zet zich in om de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog levend te houden. 
Van zijn zesde tot zijn negende jaar zat Salo op verschillende plekken in Fryslân ondergedoken. Zijn laatste onderduikadres was in Ureterp. 

Verder leven na de oorlog
Na de oorlog kwam een tante om hem op te halen, want zijn ouders hadden de oorlog niet overleefd. 
Salo Muller: “Ik wilde helemaal niet weg uit Ureterp. Ik kon alleen nog maar Fries praten, wist niet meer hoe ik echt heette en wanneer ik jarig was. Ik heb zó hard gehuild.” 
Na een moeilijke periode wist Muller zijn leven opnieuw vorm te geven, en werd hij een belangrijk onderdeel van het succes van Ajax in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw.
Eind 2024 verscheen van zijn hand het boek ‘Mijn geschiedenis’, een trilogie met daarin twee eerder gepubliceerde boeken en erbij een nieuw verhaal.
Tegenwoordig deelt Salo Muller zijn levensverhaal als gastspreker op scholen en bij bedrijven en organisaties. Zijn verhaal raakt, inspireert en zet aan tot nadenken over het verleden en de wereld van vandaag.

Levensloop 
De 89-jarige Salo Muller begint te vertellen, een uur lang, als volgt:
  • We moeten ook 80 jaar na de Tweede Wereldoorlog nog steeds over die moeilijke tijd blijven praten, vooral ook voor de Joden in onder andere Amsterdam, die het nog steeds moeilijk hebben. Elke dag wordt op de Amsterdamse Dam wel een Israëlische vlag verbrand. Mannen durven er momenteel al geen keppeltje meer te dragen. Joodse kinderen gaan naar zwaar beveiligde scholen. Veel Amsterdamse Joden vragen zich al af of ze wel in Amsterdam kunnen/willen blijven wonen.
  • Alles wat je mag doen, hoef je niet te doen, want er is ook nog zoiets als fatsoen.
  • In 1935 moesten de Duitse Joden hun staatsburgerschap inleveren, en kregen ze in de samenleving veel beperkingen opgelegd vanwege de Rassenwetten van Neurenberg, die ook in Nederland werden ingevoerd in 1942. 
  • Als kind was ik in het begin van de oorlog nog trots op het dragen van dat bijzondere Jood-logo, later niet meer.
  • "Tot vanavond en lief zijn hoor", dat waren de laatste woorden die mijn moeder tegen mij sprak. Ik ging naar school, en mijn moeder ging naar haar werk. Daar werd mijn moeder afgevoerd naar de Hollandse Schouwburg in Amsterdam. De buurman haalde Salo later die dag van school, en bracht Salo naar de zus van zijn moeder, naar Salo’s tante dus. 
  • De kleine Salo vroeg zich voortdurend af waar zijn vader en moeder waren. 
  • Een Duitse soldaat nam Salo mee in de overvalwagen, waarin hij werd meegenomen bij een razzia bij zijn oom en tante thuis. Hij kwam evenals zijn ouders ook in de Hollandse Schouwburg terecht, waar allemaal Joden zaten te huilen. Daar zag Salo toen ook zijn vader en moeder staan, maar hij werd meegenomen naar de kindercrèche, omdat kinderen en ouders in de Hollandse Schouwburg werden gescheiden. Daar bleef hij vier dagen, terwijl zijn ouders direct al waren afgevoerd met de trein naar Westerbork, waar ze negen weken hebben verbleven in barak 65, waarna ze naar Nieuweschans werden getransporteerd, en door gedeporteerd naar Auschwitz, waar zijn moeder op 10 februari 1943 en zijn vader op 30 april 1942 werden vergast. 
  • Hij kwam weer terug bij zijn oom en tante. Tante ging een tas inpakken met kleren voor Salo en daarbij ook een speelgoedtreintje. Ome Ko - de Amsterdamse melkrijder - kwam om Salo af te halen bij oom en tante, nam hem mee naar zijn huis. Salo bleef in die dagen voortdurend de hele boel bij elkaar schreeuwen. 
  • Toen kwam ‘oom’ Piet Bosboom (Piet Bakker) langs, die hem eerst in een Amsterdams gastgezin bracht, waar hij streng werd behandeld, en sliep in de hal van het huis, waar het te koud was om te slapen. Zijn Jodenster werd van de jas gehaald, en hij ging met oom Piet in de trein naar Amersfoort, en kwam daar terecht in een gastgezin. Daar werd hij tweemaal zwaar mishandeld door de zoon des huizes. De dokter nam hem toen mee uit dat huis, en kwam bij de dokter thuis, waar oom Piet toen kwam om hem naar Koog aan de Zaan te brengen, waar hij zijn tante en nichtje weer zag. Het hoofd van de christelijke basisschool daar was zijn gastouder, die van de Joodse Salo een christelijk jongetje maakte; hij leerde er bijvoorbeeld bidden.
  • Maar toen openbaarde zich daar de dreiging door een buurjongetje, dat hij de Joden in huis van deze gastouder waarschijnlijk zou gaan verraden. Tante en nichtje werden daarop naar Nederhorst den Berg gebracht, en Salo kwam terecht in Westzaan, waar hij achter het huis in een speelgoedfabriek kon spelen. Maar, in die fabriek werkten ook NSB-ers, dus Salo werd veiligheidshalve een paar straten verder gebracht naar de zus van zijn gastvrouw. 
  • Weer kwam oom Piet, die hem naar Fryslân bracht, naar een boerderij in Ureterp bij de familie Vellinga, waar ze alleen maar Fries spraken.
  • Salo sliep daar in de bedstee, vond dat doodeng, riep, maar niemand hoorde hem, en plaste herhaaldelijk in bed. Daardoor kreeg hij op den duur eczeem.
  • Salo werd in Fryslân voortaan Jaap/lytse Jaap, Jaapje, Japje genoemd.
  • Hij sprak echter Hollands met de paarden van de boer, gaf ze elke dag een wortel. Hij ging eens met paard en wagen met de boer naar Drachtster Compagnie, waar ze dingen konden kopen die ze thuis en in Ureterp niet hadden.
  • Salo verhuisde naar boer Wiegersma in Frieschepalen, die een grote boerderij had, waar hij een tijd verbleef. In die tijd was Salo eigenlijk nooit schoon, dus zijn exceem bleef aanhouden.
  • Het Duitse Kamp Trimunt was daar vlakbij. De Duitse soldaten kwamen af en toe op de boerderij van Wiegersma, om er een geslacht varken te halen, waar de soldaten van aten. Op die momenten moest Salo in de bedstee, waarin in de loop der tijd zijn matras door bedplassen doorweekt raakte van de urine. Als de soldaten er waren, werd Salo ook wel onder de houten vloer gelegd, om hem te verbergen voor de Duitse soldaten, waar hij werd gebeten door ratten/muizen.
  • In Drachtster Compagnie kwam Salo later terecht bij Klaas Vellinga, die getrouwd was met Pietje Bosch, en waar ook nog een ander Joods jongetje verbleef. Hij noemde hen omke en beppe.
  • Salo werd daar elke ochtend gewassen met petroleum, heel pijnlijk, maar de eczeem verdween daardoor wel. Salo bleek allergisch te zijn voor gras en hooi. Als er visite kwam, werd hij verstopt in het kippenhok. Salo sprak toen al uitsluitend Fries.
  • Beppe zei hem op een gegeven moment dat de oorlog was afgelopen, en vanaf dat moment mocht hij naar de christelijke school in Drachtster Compagnie. Salo kon goed leren; moest er psalmversjes opzeggen, hetgeen hem goed af ging. 
  • Op zeker moment kwam dokter Bergsma Japje ophalen voor een verrassing, maar Salo wist niet wat een/die verrassing was, en toen bleek zijn tante in huis te zitten. Hij schrok zo, dat hij er geelzucht kreeg. Salo en tante verstonden elkaar echter niet meer, want Salo sprak en verstond alleen nog Fries. Zijn tante wilde Salo meenemen, wat hij niet wilde, maar uiteindelijk werd hij later wel naar Amsterdam gebracht, naar tante. Daar bleek dat hij alle luxe van Amsterdam helemaal niet meer (her)kende (zoals bijvoorbeeld een doorspoel-wc en een douche).
  • Steeds vroeg Salo in die tijd of zijn pappa en mamma terug zouden komen, wat hem dan wel werd beloofd, en waar hij stiekem een jaar voor heeft gebeden, wat hij had geleerd in Fryslân. Maar zijn ouders kwamen niet terug. 
  • Salo lustte het eten van tante niet, want was het andere eten van beppe in Fryslân gewend. De kinderarts had tante gezegd dat ze Salo het uitgekotste eten verplicht moest laten opeten, waartoe hij werd gedwongen. Daarna at Salo alles.
  • Toen moest hij op een gegeven moment voor zijn gezondheid met 40 zieke kinderen naar Basel in Zwitserland. Daar kon hij ’s nachts de wc niet vinden, plaste toen in de gang, vond de weg naar de slaapzaal niet terug, en viel in de gang in slaap, koud.
  • Daarna werd hij naar Luzern overgebracht, waar hij bij orthodoxe Joden kwam inwonen. 
  • Vervolgens ging hij door naar Davos, wat hoger lag, hetgeen gezonder voor hem was. Daar kreeg hij ’s morgens les, en ’s middags hadden ze sport en moest hij op de veranda op een stretcher liggen te rusten. Op een dag moest hij daar plassen, maar kon zijn slaapzaal niet uit, dus plaste hij over het balkon in de sneeuw, kreeg daar straf voor: elke avond na het eten de afwas afdrogen.
  • Na vier maanden mocht hij weer naar huis, althans naar zijn tante, en toen sprak hij vloeiend Duits. Bij tante terug in Amsterdam ging hij naar school, waar hij onder andere lezen en schrijven leerde, weliswaar met extra bijles, want hij had de nodige achterstand opgelopen.
  • Vervolgens kwam hij terecht op het Amsterdams lyceum, wat fantastisch was, maar, na vier jaar wilde hij niet meer zijn best doen op school. 
  • In die periode kreeg Salo te horen dat zijn ouders overleden (vergast) waren. Oom en tante werden toen voor hem de tweede pappa en mamma, wat voor hem heel goed voelde.
  • Salo moest van school, kwam tussentijds nog op een handelsschool, en kwam uiteindelijk terecht bij een opleiding voor heilgymnastiek & massage. Dat vond hij fantastisch. Salo zijn massageleraar was ook masseur van Ajax, die Salo meenam naar Ajax als stagiair. Na twee jaar mocht Salo zijn taak overnemen, en zo is hij 14 jaar fysiotherapeut van Ajax geweest.
  • Na die 14 jaar bij Ajax ging hij er weg, en begon zijn eigen praktijk, wat een hele grote, fantastische praktijk werd. 
  • In die tijd behandelde hij ook wel mensen thuis, zo ook een vrouw die een nichtje in Canada had, een Joods meisje wiens ouders in Sobibor waren omgekomen. Toen hij haar eens ontmoette, vond hij haar direct het mooiste meisje, is verliefd op haar geworden, en na twee jaar met haar getrouwd. Ze kregen een dochter en een zoon, die óók kinderen kregen. Hun zoon hertrouwde en kreeg daardoor ook nog twee bonuskinderen erbij, dus zo langzamerhand is de familie weer behoorlijke uitgebreid.
Dit levensverhaal vertelde Salo in de loop der jaren op universiteiten en scholen, vooral ook in groep 8 van basisscholen. Bijna elke dag geeft hij gastlessen. Ook heeft hij elf boeken geschreven.
In de Tweede Wereldoorlog moesten alle Joden hun bezittingen afgeven bij de Lippmann-Rosenthal-bank, waardoor die bank een gigakapitaal verkreeg uit Joodse bezittingen. De Duitsers betaalden in die tijd aan de Nederlandse Spoorwegen het treintransport van de Joden met het geld van de Joden van die bank. Salo sprak op zeker moment de NS daarop aan, en eiste het geld op dat de NS van de Duitsers voor het Jodentransport had gevraagd en gekregen. Twee jaar lang kreeg Salo daarop nul op het rekest. 
Toen benaderde hij Roger van Boxtel die indertijd ook commissaris was van Ajax, legde Van Boxtel uit wat hij wilde. Hij vertelde Roger zijn levensverhaal, hetgeen leidde tot een naar gesprek over het opeisen van de gelden van de NS. Een compensatie zou er niet van kunnen komen, aldus Roger van Boxtel, maar Roger las wel het boek van Salo, en kwam toen toch terug op de eis van Salo. 
Salo nam toen een advocaat mee naar het gesprek met Roger, en ook iemand van de televisie. Ze zaten aanvankelijk niet op één lijn, maar uiteindelijk kwam het goede nieuws, toen Roger van Boxtel aangaf dat de NS toch wel over zou gaan tot betaling mèt een excuusbrief erbij. Een commissie werd toen samengesteld, met drie vrouwelijke juristen en Job Cohen, met als gevolg dat de NS uiteindelijk 55 miljoen beschikbaar stelde voor de nabestaanden van de Joodse mensen die in de concentratiekampen om het leven waren gebracht in de Tweede Wereldoorlog.
Dit kunstje wil Salo Muller overigens ook nog in Duitsland herhalen.
In Jeruzalem heeft Salo de Yad Vashem-onderscheiding postuum laten uitreiken aan zijn Friese gastouders. Daarnaast heeft Salo Mulder het leggen van struikelstenen geregeld voor zijn gedeporteerde en vergaste ouders.

Geen opmerkingen: