zondag 11 mei 2025

De nacht der Girondijnen

Zondag 11 mei 2025
 
Cover van 'De nacht der Girondijnen'

Boekenweekgeschenk met prijsvraag
Aan dit boekenweekgeschenk van het jaar 1957 werd een prijsvraag voor het publiek verbonden, waarbij de lezers van dit boek werd gevraagd om vast te stellen door wie deze novelle was geschreven.
Daartoe werden de namen - en enkele van hun publicaties - van de schrijvers die een manuscript indienden ter publicatie van dit boekenweekgeschenk achterin dit boek vermeld, waaruit de lezer dan de keus had.
Later in het jaar werd de naam van de auteur bekend gemaakt, en dat was professor dr. Jacob Presser, hoogleraar geschiedenis.
De titel van het boek 'De nacht der Girondijnen' verwijst naar de laatste nacht van de Girondijnen, ten tijde van de eerste fase van de Franse revolutie. De laatste maaltijd van deze Girondijnen werd in het cachot aangericht; met uitgezochte spijzen, kostbare bloemen, en zeldzame wijnen, maar daarna werden de eenentwintig girondijnen onthoofd onder de guillotine, omdat ze de eenheid en ondeelbaarheid van Frankrijk in gevaar hadden gebracht.

Onontkoombaar
Dit verhaal heeft het drama van Westerbork, het doorgangskamp voor de transporten van Joden naar de Duitse 'Vernichtungslager' (Auschwitz / Sobibor) tot onderwerp. 
Het leven in Kamp Westerbork met het uitzicht op de onontkoombare wekelijkse treintransporten, waardoor alle handelingen en verhoudingen bepaald werden, en de positie van de Joodse ordedienst, die in het cynische Duitse oorlogssysteem van ontmenselijking een zo tragische rol speelde, wordt in dit boek met doordringende kracht beschreven.

Levenswendingen
Jacques (Jacob) Suasso Henriques is in Amsterdam een jonge geschiedenisleraar van Portugees-Joodse afkomst. Via één van zijn leerlingen, en diens vader, komt Jacques in de Tweede Wereldoorlog in het Drentse Kamp Westerbork bij de ordedienst terecht. Hij zorgt - in opdracht van de Duitsers - mede voor het samenstellen van de transportlijsten van Joden die worden weggevoerd naar de concentratiekampen van Auschwitz (en later Sobibor). Daarmee hoopt Jacques zijn eigen bestaan (zijn leven) zo lang mogelijk te rekken. 
Wanneer echter na enige tijd kamp-werk een bevriende 'rabbijn' - 'rebbe' Jeremia Hirsch - mishandeld wordt door Jacques' baas Siegfried Israël Cohn, slaan bij Jacques de stoppen door. 
Zijn leven neemt dan direct een heel andere wending, maar voor hij zelf de reis naar het Oosten (Sobibor) begint, schrijft Jacques zijn kamp-ervaringen op.

Jacques Suasso Henriques (Jacob):
  • De eerste wet van dit Kamp (Westerbork): zij of ik.
  • Weten doet niemand iets, echt weten.
  • Ik doe het vuile werk - ander werk bestaat hier trouwens niet.
  • De kleinste Ariër hier (in Kamp Westerbork) is machtiger dan de grootste Jood.
  • Wij allen leven hier (in Kamp Westerbork) bij de week.
  • Ja jongen, ik weet ook wel dat het zo mooi is, maar ik gà kapot of ik máák kapot.
  • Ik heb me wel eens afgevraagd of de volmaaktheid zelf van het systeem niet de lekken mogelijk maakt.
  • Succes betekent (in Kamp Westerbork) promotie.
  • Deze hel is alleen heden. Er is geen verleden en geen toekomst; dat weet iedereen in zijn hart.
  • Elke barak, propvol met mensen, is al een ellende van hebzucht, zelfzucht, heerszucht, bemoeizucht, en zucht betekent nog altijd ziekte.
  • Ik elke barak kunnen brave, welopgevoede mensen in no time worden tot tirannen, leugenaars, proleten, dieven.
  • En ik las: 'De Here God is met u alom, waar gij henen gaat'.
  • Je hebt er geen idee van, hoeveel prikkeldraad in onze joodse historie voorkomt, je reinste prikkelidylle. Maar binden doet het en stevig. Als je er maar aan blijft hangen. En dat doe je, vroeg of laat.
  • Blijf vertrouwen op je medemensen. En vooral op de gewone mensen.
  • Zelfs hier, wat nòg erger is dan Sodom en Gomorra bijelkaar, zelfs hier vind je nog een paar rechtvaardigen.
  • Het is goed om op de gewone mensen te vertrouwen, en je zult leren dat je met jouw hoogmoed nergens blijft.
  • Voor mij is de trein in dit kamp (Westerbork) geworden tot het symbool van leed en ongeluk, van de dood, neen, van het kwaad zelve.
  • De trein, de trein. Hij komt en gaat, maar nog onduldbaarder dan die aankomst, dan dat vertrek, is de regelmaat, waarmee ze plaatsvinden. Het mag stormen, sneeuwen, ijzelen; de trein rijdt.
  • De trein is de duivel.
  • Maar het is hier al net als op school: men wil even geloven, even genieten van de korte dagdroom, zich even wiegen in de illusie.
  • Een klok kan nog stilstaan, maar de trein komt.
  • Allerlei mensen, heel verschillend, mannen en vrouwen, ouden en jongen, maar allen nu verenigd en gescheiden in de ene siddering.
  • De kat krijgt eenmaal de muis; dat is kampwet nummer zoveel - ik ben de tel kwijtgeraakt.

Geen opmerkingen: