Pelgrimsroute van Sevilla (S) naar Santiago de Compostela (S)
Vía de la Plata van Sevilla naar Astorga
Van Aldeanueva del Camino naar Calzada de Béjar
Woensdag 9 april 2025 – 21,9 km.
Dag 20: 412,3 – 434,2 km.
Spaanse Vía de la Plata
Vanuit het zuiden van Spanje lopen verschillende Spaanse pelgrimsroutes naar Santiago de Compostela.
Eén van die aanlooproutes die Durkje en ik in 2024 richting Santiago de Compostela al liepen, is de zogenoemde ‘Camino Mozárabe’, die begint in Almería, en dan ongeveer 630 kilometer noordwestelijker eindigt in Merída, waar de Camino Mozárabe aansluit op de ‘Vía de la Plata’, die bij Astorga in het noorden van Spanje aansluit op de Camino Franchés, richting Santiago de Compostela.
Durkje en ik hebben ervoor gekozen om dit jaar (2025) te beginnen met de Vía de la Plata, ook vanuit het zuiden van Spanje, en ook richting Santiago de Compostela. De ‘Vía de la Plata’ is de ongeveer 680 kilometer lange pelgrimstocht van Sevilla naar Astorga.
Vandaag lopen we daarvan onze 20e etappe, over een afstand van 21,9 kilometer, van Aldeanueva del Camino naar Calzada de Béjar. We stijgen daarbij van ongeveer 524 naar 787 meter hoogte. Onze routegids meldt 260 daal-meters en 520 klim-meters, kortom het was een ware klim-dag vandaag.
Vertrek uit Albergue La Casa de Mi Abuela in Aldeanueva del Camino
Onze wekker gaat vanmorgen af om 6:15 uur in de pelgrimsherberg La Casa de Mi Abuela in Aldeanueva del Camino.
Voor zover ons bekend, waren er naast ons vijf andere pelgrims die hier hebben overnacht, waaronder Steven, de Italiaanse pelgrim Rosanne en de Franse pelgrim Michel.
Letterlijk vertaald betekent de naam van deze herberg ‘het huis van mijn oma / it hûs fan myn beppe’; maar beppe hebben we niet gezien, dus dat is vast iets van vroeger.
Om 7:00 uur ontbijten we in de woonkeuken van deze pelgrimsherberg. We maken dan ook het lunchpakket voor onderweg gereed.
Om 7:35 uur verlaten we deze pelgrimsherberg van Aldeanueva del Camino. Het is dan al licht.
Aan de rand van de bebouwde kom staat een prachtige plaatsnaam, verlicht met wisselende kleuren. Een mooie uitzwaaier voor ons.
Route N-630
We kruisen de A-61 en volgen dan de asfaltroute van de N-630. Bij het benzinestation halen we onze laatste boodschappen, en dan steken we de Río Ambroz over.
Links van de weg passeren we een boomgaard, waarvan de fruitbomen mooi wit in de bloesem staan.
In de berm achter de vangrail ligt een dood wild zwijn, die getuige het bloed op het asfalt en de staat van het kadaver nog niet zo lang geleden dodelijk is aangereden.
Het is inmiddels 8:40 uur en dit is het moment dat de zon eindelijk boven de bergtoppen rechts van ons tevoorschijn komt. De zonnige en aangenaam warme dag van vandaag is nu echt begonnen.
Dan komen we langs de camping die aan deze verkeersweg ligt. De camping ligt natuurlijk niet voor niets op deze plek, want erachter ligt een heel groot stuwmeer.
Dat we ons nog altijd bevinden op de Romeinse weg, blijkt wel uit het feit dat we de mijlpaal Miliarios nummer 127 passeren.
Links en rechts van de weg grazen koeien op de bergweiden. Bergen, inderdaad, want zo hoog lopen we nu de hele dag.
En we blijven maar doorklimmen, hoger en hoger.
Op een gegeven moment zien we in de verte links van ons de A-66 langs de bergwand lopen. De vrachtauto’s rijden zichtbaar langzaam bergopwaarts, naar de col waar ze de bergrug oversteken.
Als ik daar een foto van maak, zie ik achter een bermmuur iets roods liggen. Even kijken wat dat is, en dan zie ik dat daar een pelgrim ligt te slapen in zijn slaapzak, met zijn hoofd op een reiskussen, en zijn rugzak en spullen naast zich. Mooi laten slapen, want hij ligt zo stil en ontspannen in het gras, ondanks alle verkeerslawaai van de voorbijrijdende auto’s.
Als we bijna aan het eind ervan zijn gekomen, zien we links in de diepte de uitloper van de langgerekte stuwmeer, de Embalse de Baños.
Baños de Montmayor
Om 9:30 uur naderen we de plaats Baños de Montmayor, en dan zien we een eind vóór ons de Italiaanse pelgrim Rosanne het dorp binnenlopen.
We volgen haar en lopen even later ook Baños de Montmayor binnen.
Eén van de eerste gebouwen die we passeren, is een ermita rechts van de weg.
Vlak erna komen we langs een omgevallen bermmuur. Men heeft de neergestorte keien over de stoep bij een zitbankje laten liggen, en daar wat lint omheen gespannen, om voorbijgangers te waarschuwen voor het gevaar ervan.
Bij de ingang van Baños de Montmayor staat een zuil, waarop is aangegeven dat het nog 569 kilometer is naar Santiago de Compostela.
Direct na de zuil passeren we de kerk van het dorp.
De groenteboer staat in de straat met een vrouw te overleggen over fruit, en over een fikse baal met hele dikke aardappelen, als we hen passeren.
De straten zijn versierd met diverse formaten en vormen vlaggen die het Romeinse imago van deze Romeinse thermen-plaats benadrukken.
Zoals zo vaak in Spaanse plaatsen staan ook hier veel panden leeg, waaronder soms ook hele mooie woningen, waar echt nog wel iets moois van te maken is.
Op een plein vraagt Durkje aan een passerende man of hier een bar-café open is waar we onze koffiepauze zouden kunnen houden. De man wijst waar we naar toe kunnen gaan.
Langs een kerk met een boven de bebouwing uitstekende kerktoren lopen we door de straten naar de hoofdstraat, waar we bij het busstation het gevraagde café vinden. Hier genieten we van een heerlijke koffiepauze met koffie, een toastbrood met tomatenpulp en een portie tapas erbij.
Gesterkt door deze pauze lopen we eerst naar de Coviran-supermarkt om hier nog de boodschappen te halen die we eerder vanmorgen niet in de tankshop konden kopen. In de supermarkt ontmoeten we een jongeman, ook een pelgrim, die we nog niet eerder hadden gezien.
De slapende Belgische pelgrim
Buiten – als we de boodschappen in onze rugzakken doen – raken we in gesprek met deze jonge pelgrim. Ik vraag hem of hij wellicht de jongeman was die vanmorgen achter de bermmuur lag te slapen in het gras. Hij lacht, en zegt dat hij inderdaad die slaper was, en dat hij ondanks alle verkeerslawaai daar als een baby zo vast doorheen slaapt, ook al omdat hij gisteren moe was van zijn etappe. Bij mooi weer slaapt hij buiten (want zijn tentje is kapot gegaan onderweg) en bij slecht weer zoekt hij een herberg om er te slapen.
Als we hem vragen of hij het dode zwijn ook heeft gezien, vertelt hij dat hij erbij was op de weg toen een man dit wild zwijn met zijn auto aanreed. De man was geschrokken, en zijn auto had forse schade, maar toen de jongeman de Spanjaard had voorgesteld om het wild zwijn in zijn auto mee te nemen om het te slachten en op te eten, had de automobilist aangegeven het beest niet mee te willen nemen. De jongeman vindt deze bijzondere combinatie van het wild zwijn en het feit dat ik van hem als slapende pelgrim een foto had gemaakt (die hij graag even wilde zien) heel vermakelijk, en had daar de grootste lol in.
Na deze vrolijke ontmoeting met de Belgische pelgrim die in het zuiden van Spanje aanving, en doorloopt tot in Santiago de Compostela, gaan wij verder, en dan komen we over de warenmarkt verderop.
We lopen langs de kraampjes, en zien daar een kraam met heel veel kruiden, waaronder ook een grote variëteit aan pimentón, het streekproduct van deze regio bestaande uit gerookte paprikapoeder, heel populair bij het eten van bijvoorbeeld vlees en aardappelen.
Vanaf de markt gaan we de Calle Camino de Santiago in.
Hier en daar zien we smalle zijstraatjes, of liever steegjes genoemd.
Klimmen op de Calzada Romana
Dan volgt een lange klim het stadje uit.
De tocht gaat voort over de zogenoemde Calzada Romana.
Dat is een door de Romeinen met grote stenen geplaveide weg, waaraan de Vía de la Plata ook haar naam ontleent.
En over die Calzada Romana gaat het alsmaar hoger en hoger.
Deze Romeinse weg is ook nog eens een Vía Pecuaria, ofwel een hele oude veedrijversroute, getuige de informatie die bij een waterbron onderweg wordt gegeven.
Ook hier wordt met gele caminopijlen voortdurend de richting aangegeven, alhoewel je op dit pad eigenlijk alleen maar het bergpad kunt volgen.
Entree in de provincie Salamanca
Dit pad komt uit op de D-630 en dan gaat het een heel eind voort langs die brede asfaltweg.
Duidelijk wordt aangegeven dat we om 11:30 uur de autonome regio Castila y León binnenwandelen, en daarmee ook de provincie Salamanca binnen gaan.
Een kwartiertje later passeren we een huis met de bijbelse naam Sion.
Daarna komen we door het buurtschap El Chusco.
Op dat moment komen ons verschillende terreinvoertuigen tegemoet.
De eerste is een quad.
Daarna volgen een aantal verschillende soorten open terreinwagens, waarmee men in tweetallen graag offroad rijdt.
Verrassende ontvangst in de pelgrimsherberg van Puerto de Béjar
En we blijven alsmaar klimmen, tot op de col van Puerto de Béjar.
Rechts van de weg zien we iets lager een pelgrimsherberg staan.
De afbeeldingen op de herberg maken duidelijk dat deze herberg vooral voor pelgrims is bedoeld.
We blijven even staan bij een huis met een devotie-nis in de gevel.
Dan komt een auto ons op het pad tegemoet. De automobilist stopt bij ons, en nodigt ons uit om vooral even te komen kijken in de pelgrimsherberg, waar we van hem dan sowieso en herbergstempel krijgen in onze pelgrimspaspoorten.
De man rijdt naar de herberg, en wij gaan op de uitnodiging in.
Ook op de muren van deze pelgrimsherberg staan veel symbolen en teksten die verwijzen naar pelgrimeren, de pelgrim, het pelgrimspad en het feit dat dit een pelgrimsherberg is.
Als ik daar een foto van maak, verschijnt een andere hospitalero in het raam, die roept dat ik hem zeker mag fotograferen, wat ik doe.
Binnen ontmoeten we de beide heren, die ons een herbergstempel geven in onze credentials.
De woonkeuken van de herberg is overigens smaakvol ingericht met allerhande pelgrimszaken.
De hospitalero die zojuist in het raam verscheen, blijkt een hele goede kennis te zijn van Nely, Paco en Mercedes, die er vorig jaar voor ons waren om ons op weg te helpen en op weg te houden op de Camino Mozárabe. Durkje toont enkele foto’s van onze camino van vorig jaar, en dan blijkt dat wij vorig jaar vlakbij de man zijn huis langs zijn gelopen.
Als we dan ook noemen dat we zelf een refugio hebben, zijn we helemaal binnen, want – zo zegt de Spaanse automobilist-hospitalero ook verwijzend naar dat wij zelf pelgrimeren – dan zijn wij ‘honderd procent pelgrim’.
Omdat de hospitalero uit Guadix goed Engels spreekt, praten we honderduit over allerlei zaken die met pelgrimeren te maken hebben, en we moeten ons zo fatsoenlijk mogelijk losweken uit het gesprek, want de heren vinden dit veel te mooi om te stoppen. Ze stoppen ons bij vertrek nog een appel toe, en dan nemen we afscheid na deze wel heel hartelijke ontvangst in deze pelgrimsherberg.
Een schilderachtige route naar de Puente de Malena
Net buiten Puerto de Béjar moeten we onder het viaduct van de A-66 door.
Op de muur onder het wegdek heeft men een langwerpig figuur aangebracht, die de route van de Vía de la Plata verbeeldt.
Aan de andere zijde van het viaduct komen we bij de Fuente de Peregrino, waar een rustpunt is met picknickbanken.
En dan gaan we de Romeinse weg weer op, en komen we daarmee in een schitterend landschap. Dat hadden de beide hospitalero’s ons al aangekondigd.
In de verte zien we koeien in de wei.
Nu zetten we een lange afdaling in.
Een jong stel komt ons tegemoet. Ik vraag hen of we verderop de rivier in de vallei kunnen oversteken. “No problem’, is het resolute antwoord. Daar hoeven we ons dus geen zorgen over te maken.
Dan ontmoeten we een man die wilde bosasperges zoekt voor consumptie-doeleinden. Als we daarover met hem in gesprek gaan, biedt hij ons zijn wandel-oogst aan. We bedanken de man vriendelijk, omdat we er toch geen gelegenheid voor hebben om deze versgeplukte bosasperges vanavond te gaan eten. Ook vertelt de man dat hij wel eens in Groningen is geweest, omdat zijn zoon daar studeerde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Met zijn combinatie van Engels, Duits en Spaans kunnen we een prima gesprek met de vriendelijke man voeren.
We dalen af over een breed steenachtig pad, met rechts van ons het zicht op het hoge valleiviaduct van de A-66.
In een bocht van het pad krijgen we een prachtig uitzicht over de vallei die we straks gaan betreden.
Dan zien we een aankondigingsbordje langs het pad dat we over 300 meter een café zullen passeren.
Als we daar aankomen, blijkt het een klein huisje op de heuvelhelling te zijn, waar de inwoners een overdekte koffieplek aanbieden aan de padzijde van hun woning.
Aan de overzijde van de Río de Cuerpo de Hombre
Dan komen we bij de Puente de Malena, de oude stenen rivierbrug over de Río de Cuerpo de Hombre.
Via deze brug steken we de rivier over.
Langs de oever van de rivier zien we de paarse bloemen bloeien die we hier in Spanje al zoveel hebben gezien.
Dan nemen we plaats op een bermmuurtje in de schaduw, voor onze lunchpauze op deze idyllische plek in de diepe riviervallei.
Na deze lunchpauze gaan we het dal weer uit, dus dat betekent weer klimmen.
Dat doen we op de smalle asfaltweg, waarop iemand van sinaasappelschillen een mooie oranjegele caminopijl heeft gemaakt.
Links van de weg is de heuvelwand vol van grote rotsblokken.
We zouden eigenlijk op het onverharde pad van de camino onderaan deze weg willen lopen, maar dat is niet te doen, omdat op veel plekken het pad over meer dan de volle breedte is overstroomd.
Even na 14:00 uur passeren we de Ermita de San Fransisco; eigenlijk niet meer dan een ruïne.
Daarna komen we langs het koloniehuis van San Fransisco.
Waarschijnlijk hoorde die vroeger bij de ermita.
Steile klim naar Calzada de Béjar
In de bocht van het plaatsje Casa de Molinos verruilen we de asfaltweg voor een bergpad.
Links van het pad staat een oud landbouwwerktuig te verroesten.
Het pad is aanvankelijk nogal nat en drassig, vooral in de wagensporen.
Hoe hoger we komen, hoe beter dat wordt. Dan is het pad nogal steenachtig-rotsachtig.
Rechts van ons zien we heel in de verte de sneeuw liggen op de hoge bergtoppen.
Dan komen we langs het eerste informatiebord van onze overnachtingsaccommodatie voor vannacht.
Links van het pad liggen enorme rotsblokken, waarvan je hoopt dat ze nog wel even blijven liggen tijdens je passage.
Wederom zien we over de vallei heen, in de verte de besneeuwde bergtoppen,
Bij een huis aan het pad hangt een houten bordje, waarop is aangeduid dat het vanaf hier nog 541 kilometer is naar Santiago de Compostela.
En dan, om 14:45 uur, krijgen we Calzada de Béjar in zicht.
Bij de splitsing vóórin het dorp staat een tweede informatiebord van onze overnachtingsplek voor de komende nacht. De richtingwijzer daarvan volgen we heuvelopwaarts.
In de berm, tussen het pad en een boerderij staan twee koeien ons nieuwsgierig gade te slaan.
Ernaast staat een ezel, die ons ook niet ongemerkt voorbij laat gaan.
Buitengewoon gastvrij Casa Rural Jorge in Calzada de Béjar
Om 14:50 uur arriveren we bij Casa Rural Jorge, waar we zullen verblijven.
De eigenaar staat boven op het balkon, en vraagt of wij gereserveerd hebben voor deze casa rural.
Dan komt hij naar beneden, en laat hij ons de ingang van onze accommodatie zien om de hoek van het woonhuis.
We komen binnen in een woonkamer, en lopen door naar de keuken, waarnaast de badkamer is.
Boven is onze slaapkamer, en daarboven is de slaapkamer van de Amerikaanse pelgrims Trudy & Ann, die pas later vandaag zullen arriveren en inchecken.
Als we binnen zijn, komt even later de vrouw des huizes – Esther – met een fles bronwater voor ons aanlopen. We checken bij haar in voor 49 euro, en maken afspraken over de wasmachine, over het avondeten, over het ontbijt, en over de plek waar we morgenochtend de sleutel kunnen achterlaten.
Aan het eind van de middag hangt de was aan het balkon te drogen, en die is in heel korte tijd in de zon met het frisse windje droog.
Vanavond komt Esther ons vieren in de keuken de avondmaaltijd serveren: eerst gemengde salade, gevolgd door een heerlijk bord paëlla, met een toetje erbij.
’s Avonds komt ze het klaargemaakte ontbijt voor morgenochtend alvast langsbrengen, en dan kunnen we haar vertellen dat we vanavond met zijn vieren een gezellige avondmaaltijd hebben gehad, met heel lekker eten.
Het is de afsluiting van een hele mooie pelgrimsdag.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten