“De Vrije Universiteit loopt voorop in ‘diversiteit’, in een poging oplossingen te zoeken voor de problemen die ontstaan wanneer opvattingen over mens en maatschappij, moraal en ethiek flink op elkaar botsen. Het klinkt waarschijnlijk vaag en multicultureel (dat schijnt tegenwoordig een vies woord te zijn), maar de benadering van dat begrip diversiteit is buitengewoon pragmatisch. Zo pragmatisch dat grote bedrijven op de nabijgelegen Zuidas al diversiteitsmanagers aanstellen. En dat is weer heel logisch, want er studeren heel veel jonge, talentvolle allochtonen af en die zijn zeer gewild bij banken, verzekeraars, advocatenkantoren en dergelijke. Om sociale frictie te voorkomen en op te lossen, zijn mensen nodig die het waardepluralisme van Isaiah Berlin in praktijk kunnen brengen.”
Zo luidt de omslagtekst van het essay “Een lange weg”, geschreven door Marcel Möring (1957). Hij is de auteur van succesromans en publiceert artikelen en essays, ondermeer in NRC-Handelsblad en in Vrij Nederland. Inmiddels debuteerde hij ook als dichter. Exclusief voor de Vrije Universiteit te Amsterdam (VU) schreef hij dit essay. Dit boek gaat onder andere over de moeite die Nederlanders hebben om ‘het vreemde’, de vreemdeling (de “ander”) en “De Ander” een volwaardige plaats te geven in de eigen samenleving. Dit boek was in december 2008 het Kerstgeschenk van de VU aan haar medewerkers en haar relaties. De Faculteit der Letteren van de VU bood het toen aan haar studenten aan en de Vereniging VU-Windesheim zond het als Kerst- en Nieuwjaarswens aan haar Verenigingsleden.
Marcel Möring fungeerde in de VU - in navolging van Abdelkader Benali (De Soefi) - als tweede (in de serie van de vijf) “Schrijver op Locatie” in de periode van 1 februari 2008–1 februari 2009, om een indruk van de academische wereld van de VU te krijgen. In dit essay beschrijft hij de moeizame en lange tocht (“Een lange weg”) van integratie van zijn (Joodse) voorvaderen in de (ook Nederlandse) samenleving. Hij houdt ons een spiegel voor wat betreft onze vermeende tolerantie.
Möring vraagt zich ook af of die Nederlandse tolerantie na de ontzuiling vanuit desinteresse in de ander is ontstaan. Eigenlijk is het hele boek een pleidooi voor openstaan voor andere invloeden, voor het niet verdelen van de samenleving in "wij" en "zij"; een betoog over aanpassen en inpassen en bovendien over het hebben van geduld bij dergelijke, generaties durende processen. Het is een boeiend en helder betoog, dat je ook weer aan het denken zet over je eigen kennis, inzicht en denkbeelden.
Möring over “Het (de integratie; van ook zijn Joodse voorouders) is een lange weg geweest” in hoofdstuk 1:
- “De aansluiting bij het leven in Holland was moeizaam, ….”;
- “Migratie plaatst het individu bovendien in de moeilijke positie van de ander: ….”;
- “Identificatie met een identiteit is een vorm van zelfobjectificatie: het individu reduceert zichzelf …..”;
- “Bovendien kan het individu zich door zelfobjectificatie buiten de gemeenschap plaatsen waarvan hij nog niet zo lang geleden deel uitmaakte.”:
- “Laat ons allen zwervers op de wereld zijn en geen rechten ontlenen aan of trots zijn op de toevalligheid van onze afkomst of geboorteplek.”;
- “Omdat ik mij niet thuis voelde wilde ik zo anders zijn dat ik kon denken dat zij mij niet afwezen, maar ik hen.”;
- “Identificatie met een identiteit begint altijd daar waar de voordelen van zo’n identiteit het grootst zijn”.;
- ….. aan alles ontlenen mensen (delen van) hun identiteit.”.
In hoofdstuk 2 schrijft Marcel Möring dat de huidige studentenpopulatie van het “University College of London” (waar hij eerder al “writer in residence” was) een logisch gevolg is van de ideeën (van Jeremy Bentham) die 170 jaar geleden ten grondslag hadden gelegen aan de oprichting van het UCL en dat dit UCL als het ware een ingebouwd soort gevoeligheid heeft voor de kwesties waarmee “zij die anders waren” te maken hadden.
Möring over de Nederlandse mythe:
- “…..”iets” ben je thuis en in het publieke domein ben je net als alle anderen “niets”.;
- “Uiteindelijk leidt de Nederlandse voorkeur voor ongedefinieerdheid er toe dat de afkeer van het vreemde, of de vreemdeling, in dit land moeilijk zichtbaar is.”;
- “Deze nieuwe groepen, oude allochtonen en nieuwe vluchtelingen, werden niet geabsorbeerd door het neutrale publieke domein. ….. Zij waren niet van plan om niets te zijn”;
- “Wij hebben ons ontworsteld aan het idee dat je je identiteit aan de groep ontleent en nu komen zij (lees: immigranten) en willen juist dat?”;
Möring over de VU:
- “Er is een borstbeeld van de oprichter Abraham Kuyper, maar dat staat lichtelijk verdekt opgesteld …..”;
- “Er is een kerkzaal, helemaal bovenin het gebouw, die vooral lijkt te fungeren als opslagplaats …..”;
- De andere uitingen van het particuliere, de gebedsruimtes voor moslims en de stilteruimte, zijn evenzeer weggemoffeld.”;
- Er is van alles, maar wat we te zien krijgen lijkt op niets.”;
Ik vraag me af: zou dat laatste ook de foto op de omslag van dit boek verklaren?
In hoofdstuk 3 schrijft Möring over het denken van de Britse politieke filosoof Isaiah Berlin (1909) als volgt:
- “niet alle werkelijke of ware menselijke waarden zijn verenigbaar”;
- “waardeconflicten zijn reëel en onontkoombaar en bestaan soms zonder uitzicht op een bevredigende oplossing”;
Beschaving is volgens Möring:
- wat mensen vrijwillig doen en laten om de ander ruimte ten vrijheid te geven en
- wat het geheel van de samenleving doet en laat om het individu ruimte en vrijheid te verschaffen.
- het andere (leefwijze, cultuur, gevoeligheden en trots) van je naaste kennen (in plaats van je blik afwenden en net doen of die “anderen” er eigenlijk niet zijn).
“Zo raakten wij verder van elkaar verwijderd, zij en wij”, schrijft Möring; en dan vervolgens:
- “Wij in de nieuwe vrijheid, èn nieuwe zakelijkheid, van het publieke domein,
- zij in de beschutting van de zuilen die zij begonnen te vormen om zich te wapenen tegen de kille wind die waaide op dat publieke plein”.
Möring bepleit de methode van Berlin, die al onze verschillende waarden naast elkaar wil laten bestaan, “in het besef dat wij allen tastend door het duister lopen, op zoek naar de lichtknop”.
En tenslotte wijdt Marcel Möring het hele vierde en laatste hoofdstuk van dit boek aan de VU, waar hij onder andere schrijft:
- “De VU is ….. in meer dan één opzicht bijzonder”;
- “De VU is de meest gemengde universiteit van Nederland.”;
- “….. het nog steeds wat brave imago van de VU, maar dat is achterhaald.”;
- studenten met exotische achtergronden kiezen voor de VU, omdat de VU ook “ergens vandaan komt”.;
- De VU maakt een ongedefinieerde indruk en presenteert het eigen gereformeerde verleden low profile;
- De benadering van het begrip “diversiteit” van de VU is buitengewoon pragmatisch;
- De VU loopt het risico zelf aan identiteit in te boeten. “Ik geloof dat dat zelfs al het geval is”;
- De wortels van de VU liggen diep verborgen. “Studenten weten vagelijk dat de VU van huis uit “christelijk” is, maar zien dat slechts als het verleden; ze merken er zelf niet veel van.”;
- Ik geef de voorkeur aan de Engelse methode, waarbij een buste of beeltenis van de grondlegger (lees: Abraham Kuyper) een prominente plaats krijgt.”
- en over het verwachte succesverhaal van de VU aan de Amsterdamse Zuidas: “Maar de vraag is waar de herinnering blijft ….” aan de oprichters en oprichting van de VU.
Möring noemt die geschiedenis van de VU “een lange weg” en een lang verhaal, maar het lijkt hem wel “een weg die herinnerd en een verhaal dat verteld moet worden”.
Marcel Möring heeft de VU al meer dan een jaar geleden weer verlaten.
De VU is nu aan zet!
De Vereniging VU-Windesheim is daarmee ook aan zet!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten