maandag 10 juni 2024

Pelgrimeren van Hinojosa del Duque naar Monterrubio de la Serena

Pelgrimsroute van Almería (S) naar Santiago de Compostela (S)
Camino Mozárabe van Almería naar Merída
Van Hinojosa del Duque naar Monterrubio de la Serena
Zaterdag 18 mei 2024 – 32,4 km.
Dag 23: 476,2 – 508,6 km.
 
Lunchpauze bij het veldkruis met uitzicht over de Río Zújar



















Spaanse Camino Mozárabe
Vanuit het zuiden van Spanje lopen verschillende Spaanse pelgrimsroutes naar Santiago de Compostela.
Eén van die aanlooproutes naar Santiago de Compostela is de zogenoemde ‘Camino Mozárabe’, die begint in Almería, en dan ongeveer 630 kilometer noordwestelijker eindigt in Merída, waar de Camino Mozárabe aansluit op de Via de Plata, die bij Astorga in het noorden van Spanje aansluit op de Camino Franchés, richting Santiago de Compostela.
Durkje en ik hebben ervoor gekozen om vanuit het zuiden van Spanje te gaan pelgrimeren op deze Camino Mozárabe.
Vandaag lopen we daarvan onze 23e etappe, over een afstand van 32,4 kilometer, van Hinojosa del Duque naar Monterrubio de la Serena. We dalen daarbij van ongeveer 560 via 540 naar 555 meter hoogte.

Eerst weer naar de kathedraal van Hinojosa del Duque
Om 5:30 uur gaat onze wekker af in het Hostal Restaurant El Calzador in Hinojosa del Duque, waar wij vannacht hebben overnacht. 
Na het ontbijt verlaten we om 6:40 uur onze overnachtingslocatie, en brengen we de kamersleutel naar de medewerker in de bar van het hostal.
Daar zitten dan de twee Spaanse fietspelgrims te ontbijten, die gisteren hier incheckten toen wij een kop koffie in de bar dronken aan het eind van de middag. Zij vertellen dat ze een rondrit maken van Almería naar Santiago de Compostela, en dat ze de ongeveer drieduizend kilometer pogen af te leggen in zo’n 50 dagen van ongeveer 60 kilometer per dag. Ook vertellen ze dat ze de asfaltwegen mijden, omdat ze zoveel mogelijk de wandelroute willen blijven volgen. Het zou dus kunnen zijn dat zij ons later vanmorgen nog voorbij zullen fietsen als wij al een eindje op weg zijn.
Als we naar buiten gaan, is het eerste dat we buiten zien de gloed boven de horizon van de bijna opkomende zon.
We verlaten het hostal en lopen van de rand van de stad naar het centrumplein, waar de Catedral de la Sierra staat. Hier vervolgen we klokslag zeven uur de route van gisteren.

Spaanse nonnen en fietspelgrims
Eerst wandelen we om de kathedraal heen, want daar achter gaat de camino verder.
Bij de 16e eeuwse kloosterkerk van El Monasterio de las Concepcionistas gaan we even naar binnen om de kerk te bekijken. De zusters van het convent komen één voor één binnen in het koor van de kerk, waar ze achter het hek hun plaatsen innemen voor het ochtendgebed. Dan vertrekken wij, om door te gaan met onze camino-etappe.
Aan de rand van de stad staat een welbekend cortex-stalen kunstwerk, waarop staat dat het vanaf hier nog 903 kilometer is naar Santiago de Compostela.
We lopen de stad uit, en komen op de asfaltweg van de A-3279, die we bijna een kilometer moeten volgen. Dan gaan we van het asfalt af, en stappen we over op een kilometers lang onverhard veldpad door het open veld van de dehesa op de hoogvlakte van Andalucia. 
Vrij snel nadat we dat pad hebben verlaten, en een steenachtig pad op zijn gegaan, komen we bij een doorwaadbare plaats van een riviertje. Op het moment dat we via de stapstenen oversteken, horen en zien we de twee Spaanse fietspelgrims van vanmorgen vroeg in het hostel achter ons. De leeftijden in ogenschouw nemend, zouden het vader en dochter kunnen zijn. De dochter roept ‘agua’ naar achteren, en beiden stappen ze af bij het water van de doorwaadbare plaats. We helpen hen dan enigszins, zodat zij met hun fietsen ook droog over kunnen komen.
Daarna praten we nog even na over hun en over onze pelgrimage.

Over prachtige veldpaden
Zij stappen weer op de fiets, en fietsen bergopwaarts, en wij volgen hen lopend. Boven aangekomen, passeren we een weiland, waarin enkele koeien lopen, en ook een kalf.
Ze zien ons rustig komen en gaan.
Daarna komen we langs een boerderijruïne, die een eindje verderop in het veld staat.
We steken de CO-9041 over en gaan dan een met allerlei planten overwoekerd veldpad op. Links en rechts staan de hoog opgaande kardoens in bloei.
Even later komen we langs een graanveld, met prachtig gekleurde bloemen in de berm.
Waar het graan al is geoogst, liggen de stropakken nog op de graanstoppelakkers.
Er staat een auto op het pad verderop. Een boer is daar aan het werk aan de omheining van een weiland. In dat weiland loopt een kudde schapen, en die worden bewaakt door twee grote honden, die ons net zolang toeblaffen, totdat we het weiland met de schapen zijn gepasseerd.
Dan wordt het weer stil om ons heen. En weer komen we langs stropakken op graanstoppelakkers.
Nog eens komen we op een met hoge grassen en andere planten overwoekerd veldpad.
Ook rechts van het pad liggen stropakken, maar nu opvallend kriskras op een tamelijk rechte lijn dwars over de akker.
Waar het pad vele meters breed is geworden, komen we langs een boerderij, boven op een bergrug.
De schapen lopen aan de andere kant van het pad, zo hoog mogelijk, en vooral ook onder de bomen, want het is vandaag een zonnige, en daarmee aangenaam warme dag.

Het spoor kruisen bij een treinstationsruïne
Nu steken we de verkeersweg van de CO-9011 over. Het pad dat we dan op gaan, is niet geschikt voor fietspelgrims, dus die worden geadviseerd om rechtsaf de asfaltweg op te gaan.
Maar wij lopen verder op de camino over veldpaden, soms stijgend, en dan weer dalend.
Vóór ons zien we op een gegeven moment de ruïne van wat hier ooit een treinstation is geweest. Het hele oude ijzeren Andreaskruis waarschuwt nog wel voor de trein, maar van een officiële oversteekplaats voor al het overige verkeer is hier al lang geen sprake meer.
We steken bij de ruïne het spoor over, en pauzeren even naast het voormalige treinstation.
Het spoor links en rechts van het vervallen station ziet er nog wel goed uit, alsof het spoor nog wel wordt gebruikt, of tenminste kan worden gebruikt.
Achter het station gaan we een helling op door het hoge gras.
Van een pad is hier eigenlijk geen sprake, maar we kunnen wel van gele caminopijl naar pijl lopen, om zo de juiste richting aan te houden. 
Zo komen we ook langs een akker die door een boer zo rigoreus is gemaaid, dat hier al helemaal geen pad meer zichtbaar is. We lopen langs de akker verder, nemen de bocht, en komen zo iets hogerop op een veldpad, waar een caminopijl ons weer de weg wijst.

Over bergtoppen op de hoogvlakte
Een heel eind verder steken we wederom een asfaltweg over, en dan komen we langs twee huizen, waarvan één is bewoond. Een vrouw met een mondmasker op is onkruid aan het wieden. Ze wenst ons tijdens ons voorbijgaan een ‘Buen Camino’.
Achter het volgende huisje staat een heel oud gebouwtje, dat heel lang geleden al is gebouwd van kleine en grote rotsstenen. Over een houten dak liggen in cement gelegde oude dakpannen.  
Nadat we weer een heel eind naar beneden zijn gegaan, een rivierdal in, komen we langs de doorwaadbare plaats van de Río Zújar.
Daarna moeten we de groene vallei uit, door een eind naar boven te klimmen over goed toegankelijke hellingpaden. Als we over de top zijn, hebben we weer een prachtig uitzicht over het bergachtige gebied van deze Spaanse hoogvlakte.
We lopen hier over hele mooie hellingpaden, met prachtige vergezichten.
Dan gaan we door een openstaand ijzeren hek, en wijst de gele caminopijl ons een rots op. Er is geen pad, dus we zoeken zelf een goede route over deze rotshelling.
Tot onze verrassing zien we dan van grote hoogte in het rivierdal de Río Zújar stromen.
Deze rivier meandert hier sterk door het dal.
Op deze plek staan we overigens bij een groot wegkruis, bovenop een witgeschilderde paal en onderstel.
Daarop nemen we plaats voor onze broodjespauze. Eindelijk – na ruim vijf uren lopen – een mooie plek om even comfortabel te gaan zitten voor onze lunchpauze. We schatten in dat we nu zo ongeveer op tweederde deel van deze etappe van vandaag zijn.

Monterrubio de la Serena komt in zicht
Na deze pauze gaat het een fiks eind naar beneden, en daarna dan toch ook weer omhoog, waar we onder langs de Ermita de la Virgen de Alcantarillas lopen.
Daarna gaat het verder over een breed veldpad, hoog over de hoogvlakte, soms stijgend, soms dalend, maar altijd met een prachtig uitzicht.
En nog hoger dan waar wij lopen, zien wij een bunker boven op een bergtop, en deze bunker en het informatiepaneel langs ons pad getuigen van het vroegere oorlogsverleden van deze streek.
We moeten nu de EX-211 op, maar welke kant op? Waar het pad bij de asfaltweg komt, zien wij geen wegwijzer, dus we gaan eerst rechtsaf, om te onderzoeken of we iets verderop wellicht een bevestigende caminopijl zien. Maar we zijn nog maar net op de asfaltweg, of twee mannen in een witte auto stoppen naast ons, en vragen waar wij naar toe willen lopen. Als we vertellen dat we naar Monterrubio de la Serena willen, vertellen ze dat we dan de andere kant op moeten lopen. Als ik vertel dat er op de T-kruising geen wegwijzer staat, antwoord één van de mannen dat die er wel staat. Zij rijden terug naar die hoek, en wij volgen. De man stap uit de auto, en tovert te midden van de hoge begroeiing inderdaad een wegwijzer tevoorschijn. Die hadden wij dus gemist, maar nu kunnen we dan toch de goede kant op, richting Monterrubio de la Serena. En dan om 14:15 uur hebben we Monterrubio de la Serena vóór ons in zicht.
Hier ergens zijn we ook overgegaan van de Spaanse autonome regio Andalucia naar Extramadura, dus we hebben vandaag Andalucia vaarwel gezegd.

In Monterrubio de la Serena 
In een ietwat verlaten en vervallen bedrijventerrein komen we de plaats binnen.
Links van de weg staat een oude machine in de buitenlucht te verroesten. 
Heel mooi is het witte gebouwtje met een muurschildering van pelgrims, en de wereldberoemde pelgrimsspreuk (1912) van de Spaanse schrijver Antonio Machado (1875-1939), met daarbij een hartelijk welkom aan alle pelgrims in Monterrubio de la Serena.
Dat het nu nog 882 kilometer is naar Santiago de Compostela vertelt het cortex-stalen kunstwerk voorin de plaats aan de route.
In het centrum lopen we voorbij de Fuente de los Leones om de oude dorpskerk, de Nuestra Señora de la Consolación.
Aan de gevel van het gemeentehuis hangen twee wegwijzers voor pelgrims, en dan komen we onderweg langs een prachtig gedecoreerde gevel van één van de grote panden in het centrum.
We volgen in het centrum de wegwijzers naar de herberg, en een passerende automobilist wijst ons ook nog in de goede richting.

Warm welkom bij de pelgrimsherberg
Bij de pelgrimsherberg – die we overigens niet hadden gereserveerd – zit de deur op slot, en een bord maakt er melding van dat we tussen 16:00-19:00 uur een aangegeven nummer kunnen bellen om binnen te komen.
Maar wij willen nu niet ook nog een keer een uur wachten, dus ik loop enkele panden terug, en ga bij een ambulance-post naar binnen, waar ik te woord wordt gestaan door de vrouw die hier telefoondienst heeft. Zij geeft aan dat om vier uur vanmiddag de contactpersoon beschikbaar is, maar als ik vraag of dat nu ook eerder kan, neemt ze contact op met die contactpersoon, en krijgt te horen dat die man pas om 18:00 uur kan komen.
Dan blijkt dat zij óók een sleutel heeft van de pelgrimsherberg, en dan na enig heen en weer lopen – eerst met de verkeerde sleutel, en later met de sleutel in een blokkerend slot – lukt het toch om de deur van de herberg open te krijgen. 
De vrouw die even mee was gelopen, geeft ons het linnenpakket van de herberg, en vertelt dat we ons kunnen installeren, en ons alvast kunnen douchen. Na 18:00 uur zal zij dan langskomen voor het inchecken.
Zo doen we het, en inderdaad na 18:00 uur meldt zij zich, checkt ons in, wij betalen, en dan wordt nog een Duitse vrouw uit de straat erbij gehaald, die wel zou weten hoe we de wifi kunnen installeren. Na ongeveer een half uur is alles klaar, en vertrekken de twee dames.
Vanavond gaan we uit eten bij het plaatselijke restaurant Casa Victor, waar we een goede maaltijd genieten, en waar we bovendien twee bocadillos en een fles drinken voor morgen erbij kunnen kopen, zodat we morgenochtend ook wel voorzien kunnen beginnen aan de volgende etappe. 
Als we na het avondeten terugkomen in de pelgrimsherberg, zijn er geen andere pelgrims bij gekomen, dus we slapen vanavond met zijn tweeën in een slaapzaal met 6 stapelbedden in deze herberg voor totaal 14 pelgrims.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten