Zondag 12 februari
2012
 |
Cover van het boek van Herman Vuijsje |
Godsbeeld en Ietsbeeld
Het gaat niet goed
met God in West-Europa. Nederland telt nu al meer mensen die in 'Iets' zeggen
te geloven, dan in God. Wat betekent dat voor de morele opvattingen die het
christendom ons heeft bijgebracht? Kunnen we ons iets voorstellen bij een
'Ietsbeeld' dat het oude Godsbeeld vervangt? En hoe werkt dat dan door in de
rol van religie als leidraad voor geweten en moraal?
Door dit soort vragen is socioloog en schrijver Herman Vuijsje gefascineerd.
Zelf mist hij iedere antenne voor het bovennatuurlijke, maar dat staat zijn
diepe belangstelling voor religieuze beelden en motieven niet in de weg.
Godsbeeld en Goed
gedrag
Herman Vuijsje publiceerde in het jaar 2007 het boek ‘Tot hier
heeft de Heer ons geholpen’, met als ondertitel: ‘Over godsbeelden en goed gedrag’. Dit
boek kreeg ik in datzelfde jaar als verjaardagskado. Het boek is een beknopte
geschiedenis van onze verhouding tot godsdienst en moraal, maar het is ook een
speurtocht naar nieuwe beelden van God, van de bovennatuurlijke wereld en van ons
eigen hiernamaals. Eén vraag stelt Vuijsje daarbij voorop: wat hebben we aan
die beelden voor ons goede gedrag? De centrale vraag daarbij is: hoe zit het
met de normen en waarden die de Nederlanders blijkbaar zo dierbaar zijn en die
verankerd liggen in een calvinistische geloofsovertuiging? Vuijsje schreef deze
godsdienstsociologische studie over de veranderingen van godsbeeld, van godsbeleving
en van moraal in Nederland.
Moraal, maar niet
moraliseren
Vuijsje onderschrijft het belang van moraal, maar hij
moraliseert niet. Hij ziet wèl het gevaar van een moreel vacuüm en laat zien
hoe door het blijven vertellen van onze 'grote verhalen' (zoals over de
gruwelen van de 2e Wereldoorlog en een groeiende wereldwijde anonieme
solidariteit) een nieuwe moraliteit ontstaat, maar nu zonder dreiging van straf
of hoop op beloning van God in het hiernamaals.
De Steen der Hoop van
Samuël
In vier delen en 15 hoofdstukken gaat Herman Vuijsje op zoek
naar het antwoord op de vraag of de HEER ons verder kan helpen. Vuijsje
borduurt zo voort op het Bijbelverhaal in het Oudtestamentische bijbelboek I
Samuël 7, waar de profeet Samuël de gedenksteen Eben-Haëzer (Steen der Hoop)
opricht nadat de Israëlieten de Filistijnen uit hun land hadden verdreven,
waarbij Samuël de welbekende woorden uitsprak: “tot hier toe heeft de HEER ons geholpen’. De stenenhoop op de
omslag van het boek is dan ook een aardige vingerwijzing naar dat
bijbelverhaal.
Goddelijk speculeren
Vuijsje in zijn inleiding:
- Na dertig, veertig jaar in het
verdomhoekje mag God zich weer op straat vertonen.
- De individualisering in onze
samenleving is doorgeslagen en religie kan ons misschien helpen aan een
nieuwe gemeenschapszin.
- In weerwil van mijn eigen non-geloof
kan ik bewogen raken door de religieuze toewijding van anderen.
- Het christendom was de krachtigste
motor van onze beschaving; het stelde grenzen en kon rigide zijn, maar had
ook iets heilzaams en geruststellends, dat nu heimwee oproept.
- Religie is een uniek interface tussen
persoonlijk handelen en maatschappelijke moraal.
- De officiële geloofsbeelden van de
kerken zeggen weinig meer over wat de gelovigen feitelijk denken.
Deel 1 – Nederland en
West-Europa: geen God, geen gebod?
- In hoofdstuk
1 ‘Eben-Haëzer’ geeft Herman
Vuijsje een overzicht van de actuele religieuze veranderingen in
West-Europa. Vuijsje: “Het geloof in
bovennatuurlijke waarheden houdt op den duur geen stand tegenover
wereldwijde historische processen als individualisering, democratisering,
globalisering, opkomst van het technisch-wetenschappelijk wereldbeeld,
emancipatie en toenemende welvaart en zorg.”
- In
hoofdstuk 2 ‘Nederland uniek’
spitst hij het verhaal toe op Nederland, waar de ontkerkelijking nog
sneller verloop dan elders in ons werelddeel. Vuijsje: “Religie houdt ook in dat je je rekenschap geeft van je
verhouding tot en je verantwoordelijkheid voor andere mensen.”
- In
hoofdstuk 3 ‘Syncretisme’ beschrijft
Vuijsje dat en hoe kerkgenootschappen leentjebuur bij elkaar spelen.
Vuijsje: “Relishoppen gaat gepaard
met distantie en vrijblijvendheid.”
Deel 2 – Van
monotheïsme naar ietsisme: de lotgevallen van het hiernamaals
In dit boekdeel worden de recente veranderingen in Nederland
en in West-Europa geplaatst in de grote historische ontwikkeling van religieuze
denkbeelden.
- In
hoofdstuk 4 ‘Monotheïsme als
intermezzo’ gaat het over de betekenis van het christelijk monotheïsme
als ‘morele’ ontwikkelingsfase tussen het pantheïsme van onze voorouders
en het ietsisme dat nu opkomt. Vuijsje: “Meer dan vroeger hebben we het gevoel maar wat rond te zwalken op
de stroom van de tijd’.
- In
hoofdstuk 5 ‘Hoe God manieren
leerde’ beschrijft Herman Vuijsje hoe God in de afgelopen eeuw steeds
minder veeleisend en steeds minder ‘persoonlijk’ werd. Vuijsje: “Alles aan God is lief en aardig
geworden: een opperwezen dat niet meer boven ons staat, maar naast ons.“
- In
hoofdstuk 6 ‘Kleine geschiedenis van
het dood-zijn’ wordt een schets gegeven van de veranderingen in het
christelijke idee van ‘dood-zijn’. Vuijsje: “Tegenwoordig is van de nadruk op een individueel voortleven weinig
meer over.”
- In
hoofdstuk 7 ‘Predestinatie: de deugd
is zijn eigen beloning’ gaat Vuijsje in op de predestinatieleer, die
de gedachte van beloning of straf in het hiernamaals radicaal verwierp en
daarmee garant stond voor ‘zuivere’ intenties. Vuijsje: “Protestanten hechten veel waarde aan
authenticiteit, waarheid en gewetensvorming.”
Deel 3 – Op zoek naar
ankers voor gewetensbevestiging
- In
hoofdstuk 8 ‘Nalatigheid in het
werelddorp’ gaat het over het gevoel van ‘schuldige nalatigheid’ dat
al het leed en lijden van de wereld bij ons teweegbrengt. Vuijsje: “Morele eisen die in geen verhouding
staan tot de mogelijkheden die we hebben, leiden er toe dat we het laten
afweten en iedere verantwoordelijkheid ontkennen.”
- In
hoofdstuk 9 ‘De banaliteit van het
goede’ laat zien dat alle ‘negatieve’ verhalen van de wereld (bv. de
volkenmoord in de 2e Wereldoorlog) laten zien dat en hoe dat
ook ‘verhalen over goed en kwaad’ zijn, waarin mensen van allerlei
religies en achtergrond elkaar kunnen vinden. Vuijsje: “Het ietsisme biedt ons geen nieuw
‘groot verhaal’ waarin we onze morele ideeën kunnen verankeren.”
- In
hoofdstuk 10 ‘Mozes, Kerstman,
Sinterklaas’ stelt Herman Vuijsje de vraag of bijvoorbeeld Sinterklaas
ook een rol kan spelen als moreel baken. Vuijsje: “Sint en God gingen allebei de weg van intimidatie en
spierballenvertoon naar gewetensbevestiging en een beroep op
verinnerlijking.”
- In
hoofdstuk 11 ‘Cascorituelen’ schrijft
Vuijsje over nieuwe rituelen, die veel ruimte laten voor individuele
invulling en die daardoor goed zijn toegesneden op onze tijd en op een
multiculturele samenleving. Vuijsje: “De pelgrimstocht naar Santiago de Compostela gaat niet meer over lijden, ook
niet meer over voleinding of beloning, maar over zelfinzicht, harmonie met
je omgeving, opgaan in iets groters.”
Deel 4 – Kan de Heer
ons verder helpen?
In dit laatste deel komt Herman Vuijsje uit bij het actuele
debat over de vraag of we God nog kunnen inzetten als hoeder van onze moraal.
- In
hoofdstuk 12 ‘God is een ouwe
soldaat’ beschrijft hij de nieuwe ideeën over het hiernamaals, die
worden aangetroffen onder ‘ietsisten’. Vuijsje: “Iedere Nederlander vindt zichzelf tegenwoordig heel belangrijk.”
- In
hoofdstuk 13 ‘Op de Berg Aso’ gaat
het over de vraag of de radicale gerichtheid van het ‘ietsisme’ op
zelfontplooiing hand in hand gaat met de opkomst van een samenleving van
ieder voor zich. Vuijsje: “Als een
mens in nood mij aankijkt, moet ik helpen; in het mij aankijken van die
mens, openbaart God zich.”
- In
hoofdstuk 14 ‘Buigen voor Allah,
ontbukken voor God’ laat Vuijsje een aantal constructies de revue
passeren, waarin theologen en filosofen zich in allerlei bochten hebben
gewrongen om God toch nog – dood of levend – te kunnen inzetten voor de
goede zaak. Vuijsje: “Wil er een
nieuwe grondslag ontstaan voor gemeenschapszin, dan vraagt dat om herstel
van respect en eerbied.”
- In
hoofdstuk 15 ‘De Barmhartige
Europeaan’ laat Herman Vuijsje zien dat postchristelijk Europa
uitgedaagd wordt om ernst te maken met het christelijke ideaal, dat ‘de
deugd zijn eigen beloning is’. Vuijsje: “Zomaar een stuk van jezelf weggeven zonder enige tegenprestatie –
voor gelovige christenen is het een originele vorm van navolging van Christus.”
Geloven en vertrouwen
In dit boek breekt Herman Vuijsje een lans voor het met
respect omgaan met de christelijke traditie en moraal, zijnde de nalatenschap
van God in Nederland. Hij roept in dit boek de lezer ook op om de kerken weer
gezamenlijk te onderhouden als plekken van bezinning en van gemeenschapsbesef.
Vuijsje mag zichzelf dan betitelen als non-gelovige; in deze oproep getuigt hij
wel in een groot ‘geloofs’vertrouwen.